‘Ik neem het mijzelf kwalijk als ik schaapachtig doe wat mij gevraagd wordt’

In de kringwinkel tik ik het Requiem van Mozart op de kop en een teddybeer van Nicotoy. Drie euro is geen geld voor vervoering en een knuffel. Thuisgekomen blijkt het duur betaald: mijn portefeuille is verdwenen, met daarin mijn kleingeld en staatsburgerschap.

Onheil komt te paard, maar gaat te voet weer weg. Soms duurt het een leven om de gevolgen weg te wassen van iets dat gebeurt in een seconde. Voor bankkaarten geldt gelukkig een eenvoudig advies: bellen naar Card Stop, want je vertrouwt beter de neten dan de medemens.

Een zielloze stem vraagt mij een code te noteren waarin woorden voorkomen als tango en foxtrot. Gezelschapsdansen zijn het laatste waaraan je wilt denken als je een rekening moet blokkeren. De stem zegt mij dat het gesprek 0,30 euro per minuut kost. Altijd is er iemand als de kippen bij om te teren op miserie.

Bij een verlies van identiteit hoort een bezoek aan de stadsdiensten, waar ik door de eerstaanwezend ambtenaar word opgewacht. Ik dacht dat eerstaanwezend was: de eerste die je tegenkomt. Het blijkt echter te betekenen: de hoogste in rang onder de aanwezigen. Ik wou dat woord altijd al eens gebruiken, omdat ik zelf nooit ergens eerstaanwezend ben.

Mijn ambtenaar schurkt zich aan tegen de pensioengerechtigde leeftijd en hij heeft ontzaglijk lange vingernagels. Misschien droomt hij buiten de kantooruren van een carriĆØre als gitaarvirtuoos. Zijn resterende haren kamt hij over zijn kalende schedel. Doe dat toch niet, denk ik. Het helpt niet en het verraadt je diepe verlangen naar iets dat nooit meer wordt vervuld. Je kunt de aftakeling beter als een goede vriend omarmen.

At fifty, everyone has the face he deserves, schijnt George Orwell gezegd te hebben. Aan zijn afhangende mondhoeken te oordelen, was mijn ambtenaar nooit een vrolijke frans. Zou hij als frisse knaap gedroomd hebben van opaalblauwe lagunes en het vinden van zijn tweelingziel?

Hij verzoekt mij mijn vingertoppen op een glasplaat te drukken, ter afname van mijn vingerafdrukken. Dat wil maar niet lukken, waarop de ambtenaar geheimzinnig een andere oplossing voorstelt. Hij vraagt mij met de vingers over mijn voorhoofd te wrijven alvorens die op de glasplaat te zetten. Dit keer lukt het wel. Ik grap: “Je mag hier niet te fris gewassen zijn.” Hij lacht als een droogstempel.

Als kind vond ik vingerafdrukken fascinerend, met hun lijnenpatroon dat uniek schijnt te zijn voor elk mens ook al is dat een eeneiige tweeling. Nooit eerder heb ik ze zelf moeten laten afnemen. Als ik mijn papieren nog eens verlies, vragen ze misschien wel een staal van mijn wangslijmvlies. Sommige mensen vinden dat niet erg, omdat ze toch niets te verbergen hebben. Ik neem het mijzelf kwalijk als ik schaapachtig doe wat mij gevraagd wordt – zeker als dat op een scĆØne lijkt voor candid camera.

Even later loop ik weer op straat, met een weerbarstig gevoel dat niet meer van deze tijd is. Bij de fietsenrekken staart een blonde vrouw naar mij. Zij knippert met haar ogen en vraagt: “Zou het soms kunnen dat u Pat Donnez bent?”

Ik zeg dat zij zich van persoon vergist en dat ik Martin Heylen heet.

jean-paul.mulders@knack.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content