‘Ik hou niet van inwisselbaarheid, niet in de hartstocht en niet in de keuken’

Jean-Paul Mulders mijmert in zijn column over de dingen des levens.

Corona heeft mij liefde doen opvatten voor koken, maar soms nog laat ik steken vallen ter grootte van mangaten. Zo loop ik vruchteloos drie winkels af op zoek naar pindanootolie voor in de curry van kip en abrikozen. Ik zie rijst-, druivenpit-, avocado-, zonnebloem-, geroosterde sesam- en arachideolie. ‘Die f*cking pindaolie van jou is nergens te krijgen’, stuur ik aan de vriend van wie ik het recept heb. Hij antwoordt dat hij mijn intelligentie niet wil beledigen, maar dat arachideolie hetzelfde is als pindaolie. En dat je die gerust kunt vervangen door zonnebloemolie.

Ik hou niet van inwisselbaarheid, niet in de hartstocht en niet in de keuken. Voor mij moeten de dingen uniek en onvervangbaar zijn. Elk gerecht zijn eigen olie, elk probleem zijn eigen oplossing. Een flesje van het merk HG bijvoorbeeld. Je kunt daar kopzorgen mee bestrijden waarvan je niet wist dat ze bestonden. Ze hebben matrasopfrisser en hardhoutontgrijzer, cementsluierverwijderaar en diepvriesontdooier. Wasmiddeltoevoeging tegen nare geurtjes in sportkleding. Kachelruitjes-, kroonluchter- en grafsteenreiniger. Daar sta ik graag naar te kijken, denkend aan mensen die nog leven en dingen waarmee ik geen probleem heb.

Ik hou niet van inwisselbaarheid, niet in de hartstocht en niet in de keuken.

Op dezelfde manier moest er een product worden uitgevonden tegen achterklap, hartzeer of vooroordelen. Dat bestaat tot op zekere hoogte, in de wondere wereld van de Bachbloesems. Er is een mix tegen angst voor vertwijfeling, een mix tegen moeilijk wennen aan nieuwe omstandigheden, een mix tegen fixatie op details en afkeer voor jezelf voelen. Mix 45 vermindert de schrik om de vrijheid te verliezen. Naar verluidt is hij veilig en zijn er geen bijwerkingen. Of het werkt of niet, ik hou van de gedachte dat je heimwee kunt bestrijden met een druppelteller.

De matrasopfrisser laat ik liggen, maar mijn arachideolie reken ik af bij een kassajuffrouw met mondmasker en schichtige ogen. Ze pakt de voorwerpen in mijn kar behoedzaam op, draait ze om en bekijkt ze wantrouwig, als waren ze de vrucht van buitenaardse beschavingen.

Thuis zet ik mijn winkelwaar in de kelder, terwijl de radio bericht over ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Ik denk aan de lezeres die mij, vier jaar geleden, haast wekelijks een boze mail stuurde omdat ik weer smalend over Donald Trump had geschreven. Zij vond dat ik de president het voordeel van de twijfel moest geven. Ik vind dat je voordelen niet te gewillig mag uitdelen.

Het boeiendst aan grote mannen vind ik hun kleine kanten. Richard Nixon, bijvoorbeeld, schreef zo graag met zijn vulpen – een zilveren Parker 75 – dat hij zijn secretaresse opdroeg er een tweede als reserve te gaan kopen. Dat is aandoenlijk voor iemand die lelijk ten val zou komen. Lyndon B. Johnson zwaaide dan weer graag in het rond met zijn uit de kluiten gewassen geslachtsdeel. ‘Jumbo’, noemde hij het liefkozend. Het is vreemd hoe zulke mannen president worden, en zulke dingen vergeten raken.

Ik weet meer over presidenten dan over ingrediënten. De vriend van de curry stuurt dat ik niet mag vergeten de abrikozen een nacht in water te laten weken.

Ik vloek en stuur terug dat ik niet morgen, maar vandaag wil eten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content