Gouden raad van vluchteling Mohammad Kassab: ‘De laatste kans bestaat niet’

© FOTO FILIP NAUDTS

Deze week: Mohammad Kassab (20) ontvluchtte twee jaar geleden zijn geboortegrond in Gaza. Tijdens zijn eenzame en harde tocht naar Gent kreeg hij een advies dat hem nog altijd sterkt als hij botst op racisme, heimwee of liefdesverdriet.

‘Het was drie uur ’s nachts en we ploeterden door de modder en door dichte Bulgaarse bossen. We hadden al meer dan dertig uur gestapt, ik en het groepje Irakezen met wie ik op de vlucht was. Op mijn schouder rustte de hand van een Koerdische vrouw, die een van haar zonen had moeten achterlaten. Ik wilde haar helpen, want behulpzaam zijn maakt je sterker, vind ik.

De vrouw was oud en ziek, en toch luisterde ze naar mij. Ik vertelde haar over de scheiding van mijn ouders toen ik vijf was. Sindsdien zag ik mijn vader maar twee keer meer. Nu weet ik dat de eerste oplossing voor problemen is ze te accepteren, maar als kind had ik het heel lastig met mijn ongelukkige familiesituatie.

Daar kwam bij dat ik onder het strenge Hamas-regime een halve duivel was omdat ik me aangetrokken voelde tot jongens. Daarvoor kun je geslagen of zelfs gedood worden. Mijn moeder vroeg mensen om mij te genezen, maar toen er na drie moeilijke jaren niets was veranderd, zei ze: ‘Ik kan niets meer voor je doen, je moet hier weg.’ Ik begreep totaal niet hoe ik, nog zo jong, alleen naar Europa kon vluchten en mijn familie kon achterlaten.

De tocht was heel moeilijk. Ik raakte uit Turkije door me acht uur lang onder aan een vrachtwagen vast te houden, maar in Bulgarije werd ik door de politie ontdekt en teruggestuurd. Ik moest met vijftig anderen in een kleine cel. Een week lang kreeg ik bijna niets te eten en mocht ik mijn moeder niet bellen. Ze dacht dat ik dood was. Ik wilde zelf niet meer leven. Mijn toekomst leek te zwart.

Maar ik probeerde het nog Ć©Ć©n keer, en toen kwam ik die lieve vrouw tegen. Ze zei: ‘De laatste kans bestaat niet.’ Ik vond het eerst niet kloppen met de realiteit. Het voelde wel degelijk alsof ik mijn laatste kans kreeg. Toch schreef ik haar woorden op. Toen ik in BelgiĆ« was geraakt – ik wilde naar hier omdat de LGBTQ-rechten hier zo goed gerespecteerd worden – vond ik het papiertje terug.

Het bleef lastig om erin te geloven. Ik moest helemaal alleen een nieuw leven beginnen, zat maanden te wachten in een opvangcentrum, wetende dat het Vluchtelingencommissariaat bijna geen positieve adviezen meer gaf. Pas toen ik tien maanden later mee kon als foerier met de scouts, veranderde er iets. Ik kreeg goede vrienden, genoot van de vrijheid – die proeft echt superlekker – werd leider en besefte: er komt toch altijd een nieuwe kans.

Ik denk nu vaak aan de woorden van de vrouw, zeker op moeilijke momenten zoals vorig jaar, toen ik door een zwaar ongeval een maand out was. Ook nu, als ik bijvoorbeeld bots op racisme van huiseigenaren, zeg ik tegen mezelf: de laatste kans bestaat niet.

Dan denk ik: over vijf jaar heb ik mijn diploma laboratoriumtechnologie, vind ik een job en vooral een goed lief. Ik heb echt behoefte aan een nieuwe familie opbouwen waarin ik me veilig en gelukkig voel. Ik weet niet waarom het nog niet gelukt is. Ik heb Tinder al tien keer van mijn telefoon gegooid en het er weer op gezet. (zucht)

Maar ik blijf hopen. Ik heb al zoveel voor de liefde achtergelaten en doorstaan dat ik sterk geloof dat ze voor mij nog komt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content