Een tiener op het hart drukken dat hij zijn passie moet vinden, is niet het beste advies. Dat blijkt uit een aantal studies van onderzoeker Paul O’Keefe en zijn collega’s.
‘Wat jij moet vinden, is je passie.’ De man kijkt zijn beduusde zoon nadrukkelijk aan, alsof hij wil zien of de boodschap aankomt. Ik sta net voor hen in de koffierij in de Leuvense Universiteitshal, terwijl mijn metekind twee vrije stoeltjes zoekt. Een verdieping hoger is er een infobeurs voor wie een studierichting moet kiezen. Het metekind heeft haar passie nog niet gevonden, al weet ze wel wat ze niet wil. Niets met mensen. Een koffie later wil ze weten of ik altijd al droomde van een job als journalist en schrijver. Het antwoord is nee. Ik kom uit een omgeving waar kinderen die het goed deden op school leerkracht of politieagent werden. Dat ik ook iemand kon worden die de krant die ik las of de boeken die ik uit de bib leende zou schrijven, kwam zelfs niet in mij op. Mijn droom als tiener was een universitaire studie, punt. Ik rolde bij toeval in dit vak, dat nu de beste job ter wereld blijkt. Wat mij een perfect voorbeeld maakt van de resultaten van een reeks studies aan Yale en Stanford. ‘Mensen denken dat hun passie iets is wat al volledig gevormd is, iets wat ze moeten ontdekken’, schrijft onderzoeker Paul O’Keefe. Maar zo werkt het dus niet.
Een passie is geen verborgen diamant die je opgraaft, maar een tuin die je aanplant en onderhoudt.
Een ‘passie’ is geen verborgen diamant die je opgraaft, maar een tuin die je aanplant en onderhoudt. Vind je iets interessant, dan ga je je erin verdiepen, je probeert dingen uit, loopt met je hoofd tegen de muur en leert bij… et voilà, een passie. Hoe je naar de wereld kijkt, is cruciaal, zo blijkt. O’Keefe en zijn collega’s deden vijf studies naar vaste en groei-mindsets bij studenten. Ofwel denk je dat vaardigheden, talenten en intelligentie er gewoon zijn. Vast, zoals in: je hebt het of je hebt het niet. Ofwel denk je dat die dingen zich ontwikkelen door ervaringen, mislukkingen en bijleren. Wie een vaste mindset heeft, is niet erg nieuwsgierig naar wat buiten zijn huidige interesses valt. Hij verwacht ook dat alles min of meer vanzelf gaat en verliest sneller interesse als er problemen opduiken. Pech, ik kan het dan toch niet. Wie een groei-mindset heeft, verwacht dat interesses groeien met tijd, aandacht en inspanning. Lukt iets niet meteen, dan is het geen kwestie van ‘niet kunnen’, maar van ‘nog niet kunnen’. Belangrijk, want meestal zijn we niet erg goed in nieuwe dingen, dus gooien we soms te snel de handdoek in de ring en bewandelen daarom geen nieuwe paden. ‘Wie een groei-mindset heeft, houdt langer vol, en zal dus sneller en meer nieuwe passies ontwikkelen’, stelt O’Keefe. ‘Het betekent ook dat het aantal interesses die je kunt hebben oneindig is.’
‘Vind je passie’ is dan ook rotslecht advies, zeggen de onderzoekers. ‘Ontwikkel je passie’, dat is veel beter. ‘Wacht niet op een revelatie’, raadt Carol Dweck aan. ‘Zie je iets waarvan je denkt: dat is misschien wel boeiend, doe dan de investering.’ Denk aan je interesse als aan een kleuter die leert lopen. Die valt in het begin constant, maar wordt zo enthousiast aangemoedigd door mama en papa dat hij of zij uiteindelijk toch die eerste pasjes zet. Excellent advies voor studenten die voor een keuze staan, lijkt me. Alleen, als kind van de jaren tachtig spookt nu al een paar dagen dat catchy Flashdance-nummer door mijn hoofd. Take your passion, and make it happen. Het metekind zal vast met haar ogen rollen.
Implicit Theories of Interest: Finding Your Passion or Developing It? Paul O’Keefe, Carol Dweck, Gregory Walton, Psychological Science, oktober 2018.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier