Brasserie L’Excelsior

L’Excelsior, de meest authentieke brasserie van de Grand’Place In Bergen, neigt naar art nouveau: gecapitonneerde banken in groen leder, sierlijke glasramen, tafels in fonkelend klatergoud.

Brasserie L’Excelsior, Grand’Place 29, 7000 Bergen

Bestel: een Montoise

Een donkergrijze, bijna antraciet gekleurde maandagochtend op een Bergense bergtop. Brasserie L’Excelsior ligt half verstopt in een hoek van de Grote Markt. Het is geen terrasjesweer, zelfs geen caféweer. Het is weer dat zegt: waren we maar thuis gebleven. Belgisch weer. De nog grotendeels lege gelagzaal van L’Excelsior, de meest authentieke brasserie van de Grand’Place, neigt naar art nouveau: gecapitonneerde banken in groen leder, sierlijke glasramen, tafels in fonkelend klatergoud.

Boven de houten comptoir, helemaal achteraan, flikkert het logo van Maredsous, met precisering: au fût / van’t vat. Nostalgie in neonlampen. De lokale radio speelt eerst iets van de Gibson Brothers — disco doet deugd — en onmiddellijk daarna Françoise Hardy: “V.I.P. bienvenue à Paris Orly / V.I.P. like a glass of Glenmorangie.” Frankrijk is niet veraf.

De jonge ober (vestje zoals het hoort, zwart denim, gympen) heeft (met veel verbeelding) iets van Dolph Lundgren in Rocky IV. Zijn baas, de uitbater, heeft een naam met een zeker showbizgehalte: Claudio Monaco. Hij is vriendelijk, maar karig met woorden. Hij heeft zijn verhaal snel verteld: “Ik had een discotheek in de streek, Le Pacha. In 1989 kreeg ik de mogelijkheid om L’Excelsior over te nemen. Ik ben niet aan het interieur gekomen. Alleen de tafels heb ik laten vervangen, want daar was niets meer mee aan te vangen. Maar verder is alles zoals het was.”

Plaatselijke historicus
Aan een van de ramen met uitzicht op het plein zit een bejaarde man met een forse witte baard. Hij draagt een lichtblauw hemd met zilveren knopen, een donkerblauwe blazer. Hij zit gebogen over een stapel papier, een kroontjespen in zijn hand. Zijn naam is Raymond Mahieu, en hij verplaatst zich nooit zonder zijn beduimelde zakencyclopedie van Larousse.

“Ik kom hier al minstens vijftig jaar”, zegt Mahieu. “Ik schrijf over de geschiedenis van Bergen en de Borinagestreek, waar ik oorspronkelijk vandaan kom. Ik heb een hoop boeken gepubliceerd, soms in eigen beheer. Aan dit tafeltje lees ik mijn notities na.”

“Mijn leeftijd? Laat ons zeggen dat ik voor de oorlog ben geboren.” Hij neemt een slok van zijn ananassapje. Hij vertelt dat hij 42 jaar in dienst is geweest van het ministerie van Financiën. “Ik werkte bij de douane. Ik reed rondjes langs de Franse grens in een Volkswagencamionette, op zoek naar smokkelwaar. Achter een bureau had ik nooit kunnen overleven.” Hij schreef op basis van zijn ervaringen en historisch onderzoek onder meer L’Affaire des douaniers assassinés, gepubliceerd in 1984.

Pantalonnades in Mons
De geschiedenis van Bergen en de Borinage voor beginners, aan de hand van vijf waargebeurde feiten, gebeurtenissen en anekdotes samengevat door Raymond Mahieu.

1. “Er loopt een Romeinse steenweg door de streek. Die gaat helemaal tot Utrecht. Julius Caesar is hier nog voorbijgekomen.”

2. “Wist u dat Vincent van Gogh hier vlakbij een jaar heeft gewoond? In Cuesmes. En later heeft hij nog een jaar doorgebracht in Wasmes. Dat was in 1879, in rue Wilson. Hij heeft hier portretten getekend van mijnwerkers. Geen slecht werk. Maar mijn lievelingsschilder is James Ensor. Zelf volg ik al jaren cursussen aan de plaatselijke kunstacademie. Tekenen, schilderen, beeldhouwen. Ik ben daar de oudste student.”

3. “Kent u het verhaal van het Engelenlegioen? Ik ga u dat voorlezen. En dan kunt u het daarna gewoon overschrijven.” Raymond Mahieu schraapt zijn keel, en leest voor: “De avond van 23 augustus 1914 zou er aan de hemel van Bergen een legioen van engelen zijn verschenen, gewapend met pijl en boog. Ze werden aangevoerd door Sint-Joris op zijn paard. Het was hun opdracht de Engelse soldaten te helpen. Volgens de legende zag de hemel donker van die glorieuze, woedende engelen.” Hij zwijgt, briest dan: “Een verzinsel! Een pantalonnade, bedacht door een journalist van The London Evening News.”

4. “Het laatste slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog is in Bergen gesneuveld. Ik ga u zijn naam geven, een momentje.” Hij vist een pagina uit zijn stapel papier en leest voor uit zijn notities: “De soldaat bewaakte de pont de la Haine. Hij is neergeschoten op 11 november 1918 om 10.58 uur, twee minuten voor het begin van de wapenstilstand. Het was een Canadese soldaat, genaamd Georges Lawrence Price. Zijn stoffelijk overschot rust op de begraafplaats van Saint-Symphorien.”

Mahieu windt zich op. “Ze moesten zo nodig blijven moorden tot de laatste minuut.” Hij zwijgt even. “We hebben afgezien in Bergen, en dan vooral tijdens de wereldoorlogen.”

5. Mahieu wijst naar buiten, door de gekleurde glasramen, zijn vinger gericht in de richting van de overkant van het plein. “Daar hebben ze voor het laatst in Bergen iemand onthoofd: een edelman met de naam Hippolyte Visart de Bocarmé, dit sire de Bitremont, dit seigneur de Bury. Hebt u dat juist genoteerd? In 1852, geloof ik, heeft de seigneur zijn schoonbroer vergiftigd. Met arsenicum, of neen, met nicotine. Zijn schoonbroer had slechts één been. Hij was vrijgezel en rijk. Zijn kasteel bestaat nog altijd, in Peruwelz.” En hij voegt eraan toe: “In ons land werd de guillotine voor het laatst gebruikt in 1917. In Veurne, voor een crapuul met de naam Verfaille.”

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content