‘Behalve meer liefhebben en koken, doet het virus mij vaker naar poëzie grijpen’

It’s times like these you learn to live again, zingen Foo Fighters op de radio. It’s times like these you learn to love again.

Het is waar dat pandemieën je weer leren leven. Behalve meer liefhebben en koken, doet het virus mij vaker naar poëzie grijpen. Normaal ben ik niet zo’n fan van dichtkunst. Het is al erg genoeg dat ik schimmel heb laten groeien op mijn rechtendiploma. Ik ga mij niet ook nog uitdrukken in zesvoetige jamben die doen denken aan een bekende reporter. “Dichters: wie zijn ze wat doen ze wat drijft hen?” Onlangs was een leren jekker van Jambers te koop in Stukken van Mensen. Die bracht vijftienhonderd euro op. Het viel me tegen dat het ding van het merk Chevignon was.

Maar om bij dichtkunst te blijven: ik denk dat de donkerte mij soms week maakt. Ik telefoneer dan lang met mijn moeder, of sla een poëziebundel open op een willekeurige pagina. Het is raar om zinnen te lezen die iemand in pakweg 1880 heeft geschreven. Harten vielen stil sindsdien, oorlogen werden uitgevochten en gebouwen zijn afgebroken. Wat onaangetast bleef, zijn de meest weerloze woorden.

Normaal krullen mijn tenen al bij Klimaat- en Zonderhaatstraten. Nu deins ik er niet voor terug om een lichtgordijn op te hangen aan het raam aan de straatkant. Ik plak een gedicht aan de ruit dat No, no Nanette heet:

Tea for two heeft voor de oorlog

iets voor mijn vader gedaan

En ook voor mij.

Hij liep langzaam om

het langer uit een huis te kunnen horen

en miste zo lijn 2.

In de volgende zat mijn moeder.

Het leuke is dat tram 2 hier daadwerkelijk om de hoek stopt. Mensen die langzaam lopen om het gedicht te lezen, riskeren echt hun tram te missen. Op de volgende ontmoeten zij misschien de liefde van hun leven.

Ik overweeg om iets te doen wat ik melig zou vinden in normale omstandigheden: elke dag een ander gedicht tegen mijn vensterraam kleven. Dat kan iets zijn van J.C. Bloem of van Vondel, felle zinnen van Delphine Lecompte of iets van @rhea.cecile dat ik op Instagram heb aangetroffen. Zo kan ik voorbijgangers dagelijks vergasten op verse schoonheid.

Ik moet denken aan mijn grootvader, die lang geleden in een rusthuis werkte als manusje-van-alles. Elke avond stond hij op de bus naar huis te wachten, voor een winkel waar in de vitrine een boek openlag. Het was een boek over het leven van mens en dier in de poolstreken. Mijn grootvader vertelde mij hoe daarvan elke dag een blad werd omgeslagen, zodat hij met ademloze verwondering nieuwe wapenfeiten kon lezen van iglo’s en ijsberen. Terwijl hij overdag de ketels stookte in het rusthuis, keek hij halsreikend uit naar het vervolg. Je kunt je dat niet meer voorstellen, in tijden waarin Our Planet de klok rond haarscherp op Netflix te zien is.

De donkerte maakt mij soms week. Ik telefoneer dan lang met mijn moeder, of sla een pou0026#xEB;ziebundel open op een willekeurige pagina

Mijn grootvader is dood nu. Ik weet dat pinguïns ook bij de evenaar voorkomen.

Een meisje vertraagt voor het raam. Ze leest mijn gedicht met grote ogen. Ik zie haar denken: wat voor een idioot zou er hier wonen?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content