Stukken van designmensen: professionals over hun coups de foudre

De Medea-stoel van Vittorio Nobili, een designklassieker uit de jaren vijftig. © GF / Vntg.com / Studio Cadmium
Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Hoe stel je als ontwerper of architect je interieur samen? Kiezen designexperts met hun hoofd, of luisteren ze vooral naar hun buikgevoel? “Het is niet omdat iets een grote naam heeft of de hemel in geprezen wordt, dat je het zelf ook goed vindt.”

Tekst Wim Denolf & Marte Everaerts

Yamila Idrissi, directeur van het design- en modeplatform MAD in Brussel

“Vijftien jaar geleden wandelde ik op een bepaald moment door de Langestraat in Oostende toen ik in de vitrine van een tweedehandszaak plotseling indrukwekkende stoelen zag staan. Ik dacht meteen: die moet ik hebben. Alleen had ik toen niet genoeg geld om ze te kopen. Ik heb de winkelier dan stoutmoedig voorgesteld om een voorschot van tien procent te betalen, zodat ik ondertussen kon sparen. Toen ik het bedrag acht maanden later bij elkaar had, bracht hij ze zelfs aan huis in Brussel (lacht).”

“Ik had al langer belangstelling voor stoelen, maar deze exemplaren uit één stuk walnoothout met stalen poten sprongen er echt tussenuit. De elegante kuipvorm sprak me meteen aan. Dat het om Medea-stoeltjes van Vittorio Nobili uit de jaren vijftig ging en dat ze met de prestigieuze Compasso d’Oro bekroond werden, ontdekte ik pas later – zoals de meeste spullen in mijn interieur heb ik ze puur op het gevoel en omwille van de esthetiek gekocht. Hoe dan ook waren ze een goede investering. Destijds betaalde ik bijna achthonderd euro voor de vier, nu betaal je voor één exemplaar makkelijk 1750 euro.

Met de jaren hebben ze meer en meer een plaats gevonden in mijn interieur. Die harmonie creëren is voor mij belangrijker dan design vergaren. Soms ben ik maandenlang op de uitkijk naar een lamp of iets anders dat nog ontbreekt, maar ik ben niet gehaast.”

Dimitri Jeurissen, partner en medeoprichter van het Brusselse ontwerpbureau Base Design

“In mijn interieur vind je weinig meubels en objecten waar géén verhaal aan vastzit. Kocht ik ze niet op reis of een tweedehandsmarkt, dan heb ik ze wel gekregen bij een verhuis van mijn ouders of hebben ze op de een of andere manier te maken met een project van Base Design. Zoals de meeste mensen beland ik wel eens bij de grote woonwinkels, maar ook voor praktische zaken ben ik gevoelig voor esthetiek, kwaliteit en duurzaamheid. Sowieso probeer ik dingen te kopen die bij me passen. Duur hoeven spullen zeker niet zijn, wat telt is hun persoonlijkheid en hoe ze samenleven in een interieur.”

Why Should We Ask for Humanity in the Product?, een lamp van beeldend kunstenaar Koenraad Dedobbeleer bij Maniera.
Why Should We Ask for Humanity in the Product?, een lamp van beeldend kunstenaar Koenraad Dedobbeleer bij Maniera.© Maniera

“Een object dat ik enkele jaren geleden meer uit om emotionele redenen heb gekocht, is Why Should We Ask for Humanity in the Product?, een grote lamp van Koenraad Dedobbeleer bij Maniera. Als kunstliefhebber volg ik hem al lang, alleen had ik nooit de middelen om werken van hem aan te schaffen. Deze lamp in beperkte was iets toegankelijker geprijsd, maar blijft een uniek stuk op de grens van kunst en design. Ze staat thuis naast mijn leeszetel en heeft zeker in de winter ook een functionele waarde, maar voor mij is het net zozeer een kunstwerk. Hetzelfde soort ambiguïteit zit in de vormtaal van Dedobbeleer, die zowel bestaande elementen als nieuw uitgevonden vormen omvat. Daardoor voelen zijn objecten vaak vertrouwd aan, maar verwonderen ze ook.

Thuis is het geen object dat meteen je aandacht opeist. Sommige bezoekers merken de lamp nooit op, en die bescheidenheid vind ik wel mooi. Tegelijk heeft ze een sterke vorm en kleur en straalt ze voor mensen die gevoelig zijn voor design en vormgeving toch een heel sterke identiteit uit.”

Frederik Delbart, productontwikkelaar en Designer van het Jaar in 2018

“Ik heb thuis in Antwerpen wel enkele stukken van Jean Prouvé en Le Corbusier, maar als ontwerper heb ik mijn geld vooral in mijn eigen werk en de ontwikkeling van prototypes geïnvesteerd. Een coup de foudre die wel al een tijdje meegaat, is mijn SK5-platenspeler met ingebouwde radio en speakers van Hans Gugelot en Dieter Rams voor Braun uit 1958. De combinatie van hout en geplooid staal maakte het ontwerp lichter dan andere platenspelers, en ook de stofkap is perspex was destijds erg vernieuwend. Omwille van de witte kast en dat doorzichtige deksel kreeg de SK-reeks trouwens al gauw de bijnaam Schneewitchensarg, de doodskist van Sneeuwwitje (lacht).”

Een Phonosuper SK5 van Dieter Rams voor Braun uit de collectie van het GRASSI Museum für Angewandte Kunst in Leipzig.
Een Phonosuper SK5 van Dieter Rams voor Braun uit de collectie van het GRASSI Museum für Angewandte Kunst in Leipzig.© GRASSI Museum für Angewandte Kunst / Christoph Sandig

“Ik kocht hem op eBay toen ik aan La Cambre studeerde en weet nog goed dat ik hem met de tram ging ophalen aan de andere kant van Brussel. De exacte prijs ben ik vergeten, maar in die tijd was het een smak geld voor me. Anderzijds was ik er als bewonderaar van Dieter Rams en muziekfanaat al lang naar op zoek. Ik wist ook hoe zeldzaam zulke platenspelers zijn. Vaak hebben ze afgezien bij verhuizingen en zo, terwijl dit exemplaar het nog prima deed. Achteraf bekeken heb ik trouwens een koopje gedaan. Voormalig Apple-ontwerper Jonathan Ive maakte er nooit een geheim van dat producten als de iPod en de iPhone enorm beïnvloed waren door de zuivere, pure vormtaal van Rams – de belangstelling voor zijn werk is dus alleen maar toegenomen.

Dat de geluidskwaliteit van mijn SK5 niet meer up to date is, stoort me niet. Het gaat me vooral om de nostalgie en charme ervan, en als ik echt alle details van een plaat wil horen, gebruik ik gewoon een ander toestel. Toch merk ik dat mensen altijd aangetrokken zijn door die Braun en zijn nog altijd moderne look, ook als ze niet meteen thuis zijn in de designwereld. Als ik vertel hoe oud hij is, geloven ze me vaak niet.”

Sofie De Caigny, directeur van het Vlaams Architectuurinstituut

“Zowat alle stukken in ons interieur hebben we mettertijd tweedehands gevonden of gekregen en zijn gaandeweg met ons meegereisd in ons leven – dat ligt me beter dan nieuw meubilair uit te zoeken en daar een keuze in te maken. De uitzondering op de regel was de boekenkast die we vorig jaar lieten maken. Toen mijn man en ik een koppel werden, zaten we immers plotseling met een enorme stapel romans en andere boeken. Sommige daarvan vind ik nu niet meer interessant om te lezen, maar destijds hadden ze betekenis voor mij, dus gooi ik ze niet weg. Boeken, die zijn het verhaal van je leven.”

De boekenkast van Sofie De Caigny, ontworpen door Sarah Poot.
De boekenkast van Sofie De Caigny, ontworpen door Sarah Poot.© GF / Jef Jacobs

“In onze vorige woning hadden we voor de verbouwing van de achterbouw de Antwerpse architecte Sarah Poot aangesproken. Toen al was ik erg onder de indruk van haar kennis en voeling met materialen. Ik wist dat zij de geschikte persoon zou zijn om onze boekenkast te ontwerpen. We betaalden er net geen tienduizend euro voor, maar dat was het ons waard. Als je Sarah een vraag stelt, krijg je veel meer terug dan enkel het antwoord op die vraag, en omdat ze er al haar creativiteit in legt, doet ze dingen die je zelf nooit had kunnen voorstellen.

Iets dat we lang besproken hebben, is de kleur van de kast. Onze boeken staan alfabetisch gerangschikt, wat al voor veel kleur zorgt en heel nadrukkelijk aanwezig is. Het zou dus neutraal wit worden, maar dat leek me toch wat saai. Uiteindelijk raakte ik geïnspireerd door de scenografie van de Caravaggio-tentoonstelling in het Amsterdamse Rijksmuseum. Daar kreeg elke kamer een eigen kleur, inclusief de houten meubelen die gebeitst waren, waardoor de nerven en de structuur van het hout zichtbaar waren. Dat paste Sarah toe op de kast, waardoor er toch reliëf in zit en het geen louter witte kast is (lacht). Verder was Sarah wel volledig vrij in haar ontwerp. Zo ontdubbelde ze bijvoorbeeld de verticale delen, wat ritme in de kast brengt.”

Caroline Fiers, commercieel directeur van de Biënnale Interieur in Kortrijk

“Mijn man is een Deen, waardoor ik een sterke voeling met de Deense cultuur en designwereld heb ontwikkeld. Zo maakte ik thuis bij mijn schoonfamilie al gauw kennis met het werk van Finn Juhl, een Deense architect en ontwerper (1912-1989, red.) waarvan heel veel Deense gezinnen wel iets in huis hebben, stukken die ooit van de ene generatie op de andere zijn overgegaan en nog dagelijks gebruikt worden in het salon, de eetkamer of de keuken. Mijn emotionele band met het werk van Juhl gaat nog verder, want mijn man groeide op in de buurt van zijn huis, in het dorpje Ordrup vlakbij Kopenhagen.”

De tweezijdige Turning Trays van Finn Juhl.
De tweezijdige Turning Trays van Finn Juhl.© Architectmade.com

“Toen we het museum naast die woning bezochten, was ik in de shop op slag verliefd op zijn Turning Trays: tweezijdige en ook tweekleurige dienbladen in teak en laminaat die met de hand gemaakt worden. Er zitten geen handvaten op, maar dankzij de zachte rondingen en verstevigde hoeken kun je ze toch gemakkelijk vastnemen. Ze dragen qua designfilosofie, esthetiek, kleuren en productiemethode helemaal de stempel van Juhl en zijn een van de weinig kleinere ontwerpen in zijn oeuvre, waardoor ze betaalbaar zijn. Ik betaalde er afhankelijk van de maat 140 tot 300 euro per stuk voor.

Sindsdien heb ik mijn dienbladen voortdurend gebruikt. Wanneer we gasten ontvangen, maar evengoed in combinatie met een vaas bloemen. Bij momenten zet ik ze zelfs zo tegen de muur en laat ik gewoon de sterke kleuren spreken. Gebruiksvoorwerp of designobject, voor mij zijn ze multifunctioneel.”

Leo Van Broeck, medeoprichter van architectenbureau Bogdan & Van Broeck en voormalig Vlaams Bouwmeester

“Ik was altijd al gefascineerd door de Egg Chair van Arne Jacobsen uit 1958, toevallig ook mijn geboortejaar. Hij ontwierp hem destijds voor het SAS Royal Hotel in Kopenhagen, dat ik zelf ook bezocht tijdens een architectuurreis. Maar vraag me niet waar en wanneer ik er voor de eerste keer in ging zitten. Een iconisch object als de Egg Chair is ondertussen zo’n evident onderdeel van het collectief geheugen dat het lijkt alsof ik hem altijd gekend heb.”

De jubileumeditie van de Egg Chair van Arne Jacobson uit 2008, voor de toen vijftigste verjaardag.
De jubileumeditie van de Egg Chair van Arne Jacobson uit 2008, voor de toen vijftigste verjaardag.© Scandinaviandesign.com

“Toen we in 2008 ons architectenbureau inrichtten, kochten we onze kantoormeubelen bij Bulo. Die hadden toen enkele exemplaren van de jubileumuitgave van de Egg Chair, die toen vijftig jaar bestond. Van die editie zijn maar 999 genummerde exemplaren gemaakt. Ik heb thuis ook de LC1-stoel van Le Corbusier en twee Barcelona Chairs in zwart leder van Mies van der Rohe, maar mijn Jacobsen, waarvan ik het afgebleekte leder nu zelf aan het restaureren ben, is de meest waardevolle. Ik betaalde er dankzij een stevige korting 7500 euro voor, terwijl je er op veilingen nu tussen de elf- en vijftienduizend euro voor neertelt. Het bleef uiteraard een flink bedrag voor mij, maar omdat het om een pièce unique ging, dacht ik: foert, ik ga dat doen. Ik smijt het geld niet door ramen en deuren, maar als zoiets zich aandient, wil ik het niet laten liggen.

Het belangrijkste is uiteraard dat hij zo lekker zit, dankzij de schaalvorm en het mechanisme waarmee hij in zijn geheel naar achter kantelt. Dat telt voor mij veel meer dan de bekendheid van de ontwerper, want het is niet omdat iets een grote naam heeft of de hemel in geprezen wordt, dat je het zelf ook goed vindt. Bij ons thuis is het echt daddy’s chair, mijn favoriete fauteuil om een boekje te lezen of wat tv te kijken.”

Linde Freya Tangelder, oprichtster van ontwerpstudio Destroyers/Builders en Designer van het Jaar in 2019

“Toen ik drie jaar geleden op zoek was naar een metalen bureaulamp, ontdekte ik het vooruitstrevende werk van de Franse meubelontwerpster Maria Pergay. Ik was meteen onder de indruk. Zoals Maria gebruik ik zelf vaak metaal in mijn ontwerpen.

Een bureaulamp van Maria Pergay uit 1968.
Een bureaulamp van Maria Pergay uit 1968.© Etsy

Deze lamp van haar vond ik op een online vintagewinkel. De hoogte maakt dat ik ze zowel als lees- en bureaulamp gebruik. Ze reist als het ware de kamer door; van mijn bureau naar het salon en omgekeerd. Toch stond ik vooral versteld van Maria’s grotere ontwerpen, omdat ze voor haar tafels en zetels nog meer experimenteert en vaak organische vormen gebruikt. Daardoor smelten kunst en design samen, en dat draag ik zelf hoog in het vaandel. Die grote designstukken zijn spijtig genoeg onbetaalbaar voor me, maar daardoor leek tweehonderd euro me zelfs te weinig voor een bureaulamp van haar (lacht).

Een ontwerp moet zeker niet van een bepaalde designer zijn om mijn aandacht te trekken, het is vooral belangrijk dat er een visie en een boodschap achter zit. Dan kan een tweedehands designstuk van een onbekende ontwerper me net zozeer raken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content