Peter Vanden Abeele wordt stadsbouwmeester in Gent: ‘Beperkingen schrikken me niet af’

Peter Vanden Abeele © Jef Boes
Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Peter Vanden Abeele (38) is ingenieur-architect en stedenbouwkundige en richtte in Gent mee het bureau Maat-Ontwerpers op. Hij gaat op 1 november aan de slag als eerste Gentse stadsbouwmeester.

Leeftijd doet voor een stadsbouwmeester weinig ter zake. Ik ben duidelijk geen ̩minence grise, maar wat telt is je ervaring en gedrevenheid. Ik heb vier jaar in het team van Antwerps stadsbouwmeester Kristiaan Borret gewerkt, begeleidde talloze projecten voor het stadsvernieuwingsfonds en regionale of lokale overheden en zat in diverse organen rond kwaliteitsbewaking. Bovendien ben ik een geboren en getogen Gentenaar. Ik ken de stadsdiensten en de socioculturele sector hier. Vergeet ook niet dat ik als eerste Gentse stadsbouwmeester nog heel veel op poten moet zetten Рhet wordt allesbehalve een uitboljob.

Voor mij is er niets erger dan een volledig wit blad. Wanneer opdrachtgevers zeggen: ‘Jij bent de ontwerper, doe maar.’ Dat is ongeveer hoe de negentiende-eeuwse stadsbouwmeesters te werk konden gaan. Dat waren stadsarchitecten die alle belangrijke publieke gebouwen tekenden en vanuit hun eigen visie een coherent stadsbeeld creëerden. Maar steden komen nu op een veel complexere manier tot stand, met meer regels en procedures en inspraak van diverse betrokkenen. Bovendien is de technische specialisatie nu zo groot dat één architect onmogelijk alle expertise omtrent bouwen kan samenbrengen. Alleen al daarom is het stadsbouwmeesterschap nu een heel andere baan. Maar beperkingen schrikken me niet af. Die dwingen je net om met weldoordachte oplossingen op de proppen te komen en creatief te zijn.

Je kunt het de modale Vlaming niet verwijten dat zijn ideale woning nog steeds een vrijstaand huis met een oprit en een tuin in een rustige straat is

Ik vergelijk mijn rol graag met die van een spil. Een stadsbouwmeester is geen almachtig orakel, maar iemand die het gesprek tussen alle betrokkenen mogelijk maakt, het maatschappelijk debat stimuleert en tegenstrijdige meningen verzoent. Timing is cruciaal: het juiste moment zoeken om in een ontwerp- of bouwproces te stappen en het mee de goede kant op te sturen, maar ook aanvoelen wanneer ik het kan loslaten.

Voor een ontwerper kan het geen kwaad om een zeker ego te hebben. Dat geeft mijn werk een bepaalde eigenheid. Maar als bouwmeester mag de aandacht naar de anderen gaan: naar de architecten achter een project, een buurtcomité dat een geweldig voorstel deed of de politici die uiteindelijk de knoop doorhakten. Daarbij hoeft niet voortdurend gewezen te worden op mijn eigen bijdrage. Al wil ik de discussie over wat de stad allemaal is en wat we ervan maken wel mee voeden. Als bepaalde thema’s over het hoofd gezien worden, moet een bouwmeester prominent naar voren treden.

In discussies over architectuur speelt vaak een gebrek aan verbeeldingskracht. Zo kun je het de modale Vlaming moeilijk verwijten dat zijn ideale woning nog steeds een vrijstaand huis met een oprit en een tuin in een rustige straat is. Al decennialang doen we veel te weinig moeite om alternatieve woonvormen bekend te maken bij het brede publiek. Ontwikkelaars en verkavelaars investeren daar nauwelijks in, en ook de voorstelling van onze wooncultuur in de media is nog veel te eenzijdig. Denk aan populaire tv-series of tijdschriften: aandacht voor innovatieve woonvormen daarin zou het blikveld van het publiek enorm verruimen. Woorden hebben een enorme overtuigingskracht, maar ze nemen zelden de angst voor het onbekende weg.

Experts en burgers vormen zelden twee duidelijke kampen. In debatten over participatie worden ze vaak voorgesteld als twee tegengestelde meningen, maar vaak zijn er in werkelijkheid veel meer stemmen en verschillende opinies in het spel. In de dynamiek die ik mee op gang wil brengen, is er ook geen sprake van uitdrukkingen als ‘van onderuit’ of ‘van bovenaf’: laat ons in het debat over de stad, stedelijke ontwikkeling en architectuur niet vanuit de ene of de andere richting werken, maar middendoor gaan en de sterke punten van diverse meningen combineren. Nu beschouwen we een consensus vinden nog veel te vaak als iets negatiefs: als een proces waarbij iedereen water in zijn wijn doet, en uiteindelijk niemand tevreden is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content