Oud wielercafé verbouwd: gedurfde architectuur met een strak budget
Het radicaalste huis langs het parcours van de Ronde van Vlaanderen staat in Melden. De verbouwing van het voormalige wielercafé is een tour de force van architecten de vylder vinck taillieu.
Als de renners zondag 7 april tijdens de finale van de Ronde van Vlaanderen de Koppenberg opdraaien, let dan even goed op. Daar in Melden, een gehucht van Oudenaarde, staat een gerenoveerd wielercafé. Op de knalrode deur en de spiegelende dakkapellen na – typisch voor architecten de vylder vinck taillieu – blendt de archetypische façade perfect met de Vlaamse Ardennen. En ook de zijgevel in grijze cementtegels – met subtiele baksteentekening – is eerder vertrouwd dan opvallend te noemen. De bierreclame op de gevel van het café is helemaal vervaagd. Maar de gevelletters roepen nog steeds een mengeling van nostalgie en folklore op, zo kenmerkend voor de wielercultuur in Vlaanderen.
Voor Ellen Meurez en Piet Bodyn, die het pand van dik honderd jaar oud kochten, is de plaats ook een trip down memory lane om een compleet andere reden: in het voormalige café stond grootvader Maurice ooit achter de toog. Het is ook de plaats waar hij door een stom ongeluk om het leven kwam. Dat persoonlijke verhaal smeekte om een empathische aanpak van het pand. Die opdracht interpreteerden architecten de vylder vinck taillieu op hun typische radicale manier.
K’nex-pakket
Belangrijk om te weten: het budget van Ellen en Piet was niet gigantisch. Lees: hun 90.000 euro was onvoldoende om de verbouwing helemaal uit te besteden. Dus opteerden de architecten voor een DIY-scenario: Piet en Ellen zouden zelf de handen uit de mouwen steken, maar de uitvoering werd wel nauw geregisseerd door de architecten. Dat idee van ‘woning als bouwpakket’ kun je best letterlijk nemen. De hele architectuur is bedacht zodat klussers de woning voor het overgrote deel zelf in elkaar kunnen zetten. Dat uitgangspunt belette de vylder en co. niet om een zeer ingrijpend ontwerp te maken: alleen de bakstenen buitenmuren werden behouden en daarbinnen bouwden Ellen en Piet een glazen huis. De rest van de woning is eigenlijk één grote K’nex-doos, die er op het eerste gezicht gebricoleerd uitziet.
De etages zijn gebouwd met knalgele Doka-bekistingspanelen, die ondersteund worden met betonstempels. Normaliter verdwijnen die stutten na de ruwbouwfase, maar hier vormen ze de definitieve zuilen van de draagstructuur, die losstaat van de originele buitenmuren. Ruwbouwmaterialen die normaal nooit te zien zijn in een opgeleverd huis, maken hier gewoon deel uit van de eindafwerking. Een budgetoplossing enerzijds, maar anderzijds ook een zeer eerlijke vorm van architectuur, die precieze keuzes vergt. Het illustreert de what you see is what you get-mentaliteit van de architecten en de bouwheer. Zij kozen er samen voor om de constructie leesbaar te houden en zo weinig mogelijk bouwstenen van het huis te camoufleren, behalve dan met enkele goedgekozen spiegelpanelen. De afwerkingsfase vergt immers gespecialiseerde mankracht – denk maar aan pleisteren – en kost dus in verhouding heel veel. Niet voor niets noemen architecten de vylder vinck taillieu zichzelf liever bouwers dan ontwerpers: hun ideeën vertrekken vanuit materialen en bouwtechnieken, niet vanuit een vastliggende esthetiek of afwerkingsniveau.
Radicale binnenserre
Vier jaar namen Ellen en Piet de tijd om van het vervallen pand een leefbare woning te maken. Dat bouwproces was een continue dialoog met de architecten. Bouwen en ontwerpen liepen geregeld in elkaar over, waardoor de woning ook tijdens het proces nog sterk evolueerde. Eigenlijk is het huis ontdubbeld: binnen de originele schil is een nieuwe serre- woning gebouwd. ’s Winters leeft het gezin binnen de cocon van hun ‘glazen huis’ met extra living onder het dak, in de zomer schuiven de serredeuren open. En dan worden de originele stenen muren de grens tussen binnen en buiten. Zowel de serredeuren als het loskoppelen van binnen- en buitenmuren is typisch voor het werk van het Gentse kantoor.
De architectuur van de woning is onmiskenbaar devylder vinck taillieu. Maar tegelijk doet ze ook denken aan René Heyvaert (1929 – 1984), de Gentse architect-kunstenaar die de jongste jaren volop herontdekt wordt, dankzij een tentoonstelling in Museum M in Leuven én een residentieprogramma in Heyvaerts bekendste realisatie: de paalwoning voor zijn broer Gilbert in Destelbergen, die precies een jaar geleden nog de cover van Knack Weekend Black Design sierde. Houtvezelplaten, Ytong-blokken, golfplaten: niks dan povere materialen in die prefab zelfbouwwoning uit 1958.
Toen de woning van Piet en Ellen in de Vlaamse Ardennen opgeleverd was, vond de verzamelde architectuurkritiek het ontwerp zo radicaal en experimenteel dat het huis meteen genomineerd werd voor de Mies van der Rohe Award in 2013, zeg maar de belangrijkste Europese architectuurprijs. Architecten de vylder vinck taillieu haalden het toen helaas niet. Maar zes jaar later staan ze wél opnieuw op de shortlist als finalist van de award. Deze keer met het project PC Caritas, de verbouwing van het historische psychiatrisch centrum in Melle.
ID Architecten de vylder vinck taillieu
– Jan De Vylder werkte tussen 1992 en 2006 voor Frank Delmulle Architecten en voor Stéphane Beel Architecten, waar hij collega was van Inge Vinck en Jo Taillieu.
– In 2010 bundelden Jan De Vylder, Inge Vinck en Jo Taillieu de krachten voor een gezamenlijk bureau: architecten de vylder vinck taillieu (dvvt, met kleine letter). Zowel Jan als Jo hadden voordien al een eigen bureau.
– De drie partners zijn veelgevraagde gastdocenten, zowel in binnen- als buitenland.
– In 2016 won het Gentse kantoor de prestigieuze Schelling Architekturpreize.
– In mei 2018 won het bureau de Zilveren Leeuw op de Biënnale van Venetië.
– Architecten de vylder vinck taillieu zijn een van de 5 finalisten voor de Mies Van der Rohe Award.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier