Design van bij ons: deze 4 ontwerpers werken met hyperlokaal materiaal

België is geen exotisch land waar de kostbare grondstoffen voor het rapen of ontginnen liggen. Toch valt er hier heel wat te delven – figuurlijk dan. Dat is exact wat een nieuwe generatie van ontwerpers doet. Met als gevolg: hyperlokaal design van eigen bodem. Letterlijk.

Céline Lambrechts (26) spint plaids en wandtapijten van Lierse wol.

In het atelier van Céline te Lier ligt een berg ruwe wol verspreid over de vloer. De wol is afkomstig van schapen die even verderop aan de rand van de stad staan te grazen. “Tijdens mijn studie textielontwerp merkte ik dat ik het moeilijk vond om met synthetische materialen te werken. Het voelde niet juist aan. Ik zocht naar ecologische en lokale grondstoffen. Ik moest het niet ver zoeken: mijn geboortestad Lier is de stad van de ‘Schapenkoppen’.”

Want jawel, het bestaat: Belgische wol. Ooit stond Lier er zelfs om bekend. “Vandaag worden er nog zo’n vierhonderd schapen ingezet voor begrazingsprojecten rondom de stad. Die schapen worden jaarlijks geschoren, maar de wol levert nauwelijks iets op: de huidige wolprijs is erg laag. De wol wordt dan ook eerder als afval beschouwd en verbrand of als restproduct gebruikt. Aan de andere kant importeren Belgische textielbedrijven wol uit Australië en Nieuw-Zeeland. Ik wilde onderzoeken of het ook anders kan.” Na twee jaar wroeten in de Lierse wol kwam Céline tot de conclusie dat Belgische wol te prikkend is voor kleding, maar perfect gebruikt kan worden voor interieurtextiel. “Nu ontwerp ik plaids en wandtapijten, voorlopig op kleine schaal.”

De wol die hier ligt komt slechts van zes van de vierhonderd schapen. De totale wolberg is enorm. Ik hoop hier in Lier een soort werkruimte op te starten waar al de wol verwerkt kan worden.

Caroline Lambrechts, textielontwerpster

Haar tapijten zijn van een eenvoudige en ruwe schoonheid. Noem het gerust hedendaagse arte povera. “Ik sorteer niet op kleur en weef verschillende wittinten door elkaar”, zegt ze. “Als er een draad springt, vervang ik die door een zwarte. Zo creëer ik een wild patroon op basis van toevallige fouten.” Ondanks de eenvoud van haar stukken kruipt er maanden werk in het verwerkingsproces. Céline doet dan ook alles handmatig met kleine, houten toestellen. “Ruwe wol is erg vuil en zit vol mest, gras en wolvet. Het wassen is een stevige klus. Daarna volgt het kaarden – de wolvezels in dezelfde richting draaien met een houten pletwals – en het spinnen op een wiel, eveneens handmatig. Uiteindelijk belanden de garens op mijn weefgetouw. Misschien wordt het tijd voor betere machines.” (lacht)

Het is uiteraard een mooi gebaar dat een ontwerper een lokale grondstof in de kijker zet. Grondstof van eigen bodem is niet alleen ecologisch verantwoord, het draagt ook bij aan het verhaal achter de objecten. En hoe meer verhaal, hoe groter de kans dat het object een lang leven beschoren is. Maar om de Lierse wol in het algemeen te redden is er meer nodig. “De wol die hier ligt komt slechts van zes van de vierhonderd schapen. De totale wolberg is enorm. Ik hoop hier in Lier een soort werkruimte op te starten waar al de wol verwerkt kan worden”, zegt Céline. “Het zou geweldig zijn mochten Belgische spinnerijen van tapijten met deze Belgische grondstof werken.”

Instagram: @celine.lambrechts

Céline Lambrechts
Céline Lambrechts © Ringo Gomez-Jorge

Damian Jodorowky (28) en Timoté Rouffignac (26) maken met Earth Stone meubelen van aarde die wordt opgegraven tijdens Brusselse bouwprojecten.

“We willen grond een nobel imago geven”, begint Timoté. Damian en Timoté, twee ontspannen Brusselse Fransen die elkaar aan La Cambre ontmoet hebben, houden atelier in een voormalige politieacademie te Elsene. Onder de naam Earth Stone hebben zij een kruk gemaakt van Brusselse aarde die tijdens grote bouwprojecten wordt opgegraven en in normale omstandigheden wordt weggegooid. Aarde: eenvoudiger, natuurlijker en lokaler wordt een materiaal niet. “Het idee is ontstaan tijdens mijn vele reizen door Zuid- en Midden-Amerika”, legt Damian uit. In het continent wordt er veel met aarde gebouwd. Maar de grote aha-erlebnis kwam er na het lezen van de theorieën van de Franse wetenschapper Joseph Davidovits. Hij stelt dat de stenen blokken van onder andere de piramiden niet uit rots gekapt werden maar gegoten zijn.” Handgemaakte blokken dus. De theorie is omstreden, hoewel er behoorlijk wat bewijs in het voordeel van Davidovits spreekt. “Hoe het ook zij, de gedachte dat je een constructie ter grootte van een piramide zou kunnen bouwen met zelfgemaakte steen uit aarde spreekt tot de verbeelding.”

Bouwen met aarde wint opnieuw aan populariteit. Zo wordt de techniek van stampleem – waarbij men leemrijke aarde aanstampt tot stevige muren en vloeren – steeds vaker aangewend. Het Brusselse BC Materials is hier zowat de Belgische pionier in. Zij gebruiken lokale, Brusselse grond. “BC Materials voorziet ons van de grond van bouwwerven”, legt Timoté uit. “Zij zijn tevens onze mentor. Wel hebben wij een eigen recept ontwikkeld voor een hardere variant van het materiaal. Over de ingrediënten, allemaal van natuurlijke oorsprong, willen we voorlopig niet te veel kwijt. Ons mengsel stelt ons in staat dunnere wanden te produceren, wat ons toelaat om meubelen te ontwerpen. Onze kruk weegt nog steeds een goede twintig kilogram, maar mocht hij massief zijn, dan zou zijn gewicht verdriedubbelen.”

“Met dit project willen we afstappen van de gedachte dat grond een vuil en waardeloos materiaal is en aantonen dat er andere, minder vervuilende manieren van produceren zijn.”

Timoté Rouffignac, ontwerper

Damian en Timoté spelen met verschillende aardse tinten, waaronder het prachtige ‘Brussels groen’ dat wordt bekomen door een natuurlijk pigment aan de aarde toe te voegen. Het ontwerp op zich is gracieus: een perfecte cilinder met bovenaan nét een kleine curve. Timoté: “We wilden wegblijven van een iets te gekunstelde vorm.” Ondanks de gestroomlijnde vorm is het maakproces behoorlijk basic. De jongemannen hebben een mal gemaakt van een plastic rioolbuis van dertig centimeter diameter. Je steekt er aarde in en je drukt die aan. That’s it.

“Met dit project willen we afstappen van de gedachte dat grond een vuil en waardeloos materiaal is,” zegt Timoté, “en aantonen dat er andere, minder vervuilende manieren van produceren zijn. In tegenstelling tot keramiek hoeft de aarde niet de oven in en moet je er dus geen energie aan toevoegen. Bovendien kunnen onze ontwerpen aan Moeder Natuur teruggegeven worden. Plaats ze in de tuin en ze zullen verdwijnen.”

Instagram: @earthstone.project

Belgisch design: Damian Jodorowky en Timoté Rouffignac
Damian Jodorowky en Timoté Rouffignac © Ringo Gomez-Jorge

Lies Van Ginderachter (40) van Brukseilas is creatief met de geschiedenis en het hout van Brussel.

Lies van Brukseilas, zoals ze zichzelf op de socials noemt, werkt naast haar job als foodstylist aan designprojecten die honderd procent Brussels zijn. Het begon twee jaar geleden met de uitgave van een snijplank uit Rouge Belge, een rood marmer van bij ons. “Het idee is ontstaan toen ik een grafische veelhoek zocht om op de muur te schilderen”, legt ze uit. “Tijdens mijn onderzoek naar de perfecte veelhoek raakte ik gefascineerd door het stadsplan van de oude stad Brussel. Dat is namelijk een mooie vijfhoek. Eerder had ik al gewerkt voor een marmerbedrijf, ik had dus enige voeling met het materiaal. Tijdens mijn zoektocht naar lokale producten trof ik een website aan die alle Belgische marmers verzameld had.” Zo ontwierp Lies een snijplank in de vorm van Brussel, gesneden uit Rouge Belge uit de Belgische steengroeve van Hautmont nabij Philippeville. “Het is een marmer dat vaak gebruikt werd voor hallen van grote gebouwen in Brussel.”

Na de marmeren snijplank volgde Lies een verkorte opleiding industrieel design. Haar eindwerk bestond uit een drieluik van keukenvoorwerpen: “Een serveerplaat in marmer in de vorm van het Brussel van vandaag, een metalen onderzetter in de vorm van de oorspronkelijke loop van de Zenne vóór de overwelving in 1867, en een snijplank in hout die de Brusselse grenzen van 1550 volgt.” Vorig jaar produceerde ze een snijplank in de huidige vorm van Brussel uit hout afkomstig van het Zoniënwoud. “Ik was op zoek naar Brussels hout en kwam zo bij Sonian Wood Coop terecht, een organisatie die het jaarlijks gekapte hout lokaal wil verdelen. Dat hout wordt normaal versleept naar Azië. Nu blijft een deel in Brussel.” De kap in het Zoniënwoud gebeurt overigens om het bos gezond te houden.

Het hout van Lies vertelt net zoals de vele andere lokale projecten het verhaal van een nieuwe, betere wereld waarin echt nagedacht wordt over de oorsprong van materialen.

Ringo Gomez-Jorge, journalist

Zowel het verwerken van het hout als het lasercutten van de vorm gebeurt binnen de onzichtbare stadswallen van Brussel. Het maakt dit project erg Brussels. Lies heeft dan ook een groot hart voor de stad waar ze nu al twaalf jaar woont. Dit soort hyperlokale houtprojecten duikt steeds vaker op. In Antwerpen is er bijvoorbeeld Stadshout, dat, net zoals Sonian Wood Coop, het gekapte hout van de stad wil verwerken tot planken die bruikbaar zijn voor kleine, leuke projecten. Lokale grondstoffen spreken in deze globale wereld tot de verbeelding.

Het hout van Lies vertelt net zoals de vele andere lokale projecten het verhaal van een nieuwe, betere wereld waarin echt nagedacht wordt over de oorsprong van materialen. Aan de andere kant wil ze haar stad in de kijker zetten. “Met mijn designs wil ik geen grote uitspraken doen over de stad, maar wel mensen doen spreken over Brussel. Brussel is een stad met veel verschillende mensen, culturen, plaatsen en indrukken. In vergelijking met deze stad voelen andere Belgische steden erg braaf aan. Ik heb zoals iedere Brusselaar een gezonde haat-liefdeverhouding met de stad. De stad frustreert me in verschillende aspecten, maar daagt me daardoor uit.”

brukseilas.be

Belgisch design: Lies Van Ginderachter
Lies Van Ginderachter © Ringo Gomez-Jorge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content