Bouwen aan de toekomst: verlangen we binnenkort naar andere huizen?

M6B2 in Parijs, een appartementsgebouw met daktuin en een soort ijzeren net als 'schil' eromheen, waar planten tegenaan groeien.

Klimaatverandering is vandaag de fundamentele uitdaging voor architecten en designers. We moeten anders gaan bouwen, maar misschien ook: naar andere huizen verlangen.

Waar denk jij aan bij klimaatproblemen? Plastic in de oceaan? De dagelijkse file of je vliegtuigreizen? Herkauwende koeien? De kans is groot dat je niet denkt aan het huis waarin je woont en het gebouw waar je werkt. Toch is de bouwindustrie goed voor bijna 40% van de energiegerelateerde uitstoot van koolstofdioxide en verbruikt de sector 35% van de globale energie. De helft van dat energieverbruik en die uitstoot doet zich al voor tijdens het bouwproces. Volgens de Architects Council of Europe zal er de volgende 40 jaar 230 biljoen vierkante meter bijgebouwd worden. Dat is elke week de oppervlakte van Parijs erbij. Wie de laatste jaren een bouwbeurs bezocht zag overal het woord duurzaam, maar de vraag is of dat marketing of engagement is. Want we hebben een paradigmaverschuiving nodig, stellen de architecten. We hebben nood aan een fundamentele ommezwaai in hoe we denken en vooral hoe we bouwen. Daarom ondertekenden 377 Belgische bureaus in het najaar van 2019 het Belgian Architects Declare-manifest. ‘Duurzaam moet de norm worden’, zegt Sven Grooten van B-architecten, een van de initiatiefnemers. ‘Architectuur is geen lifestyle. Het gaat niet op om een esthetisch verantwoord gebouw neer te zetten met wat zonnepanelen op het dak en een warmtepomp eronder, als dat gebouw op de verkeerde plaats staat.’ Isolatie en zonnepanelen zijn niet meer dan lapmiddelen, vertelt ook Frederik Jacobs van CONIX RDBM Architects. ‘Echte duurzaamheid gaat dieper. Het gaat over ons gebruik van ruimte, en hoe we er nog altijd mee morsen. Over minder en circulair bouwen, kleiner gaan wonen, op een verstandige manier verdichten en de kwaliteit van de open ruimte verbeteren. Dat vraagt een drastische ommezwaai van iedereen. Misschien is deze coronacrisis een kans. Nu we allemaal thuiszitten, zien we bijvoorbeeld dat thuiswerken een optie is. We zien ook dat de overheid drastische maatregelen kan nemen als het nodig is, en dat we daarin meegaan, als we beseffen wat er op ons afkomt. Na de brand in de Innovation in 1967 werden de brandveiligheidsvoorschriften stevig strenger gemaakt. Misschien hebben we een ramp nodig voor echte verandering.’

Elke steen die we neerleggen, ligt daar voor 200 jaar, maar dat lijken we niet te beseffen.

Sven Grooten, B-architecten

Iedereen moet mee

Moed en wil, dat is waar het aan ontbreekt, volgens het Belgian Architects Declare-manifest. ‘We hebben de kennis, technieken en tot op zekere hoogte zelfs de materialen die we nodig hebben,’ vertelt Grooten, ‘maar er is geen zaligmakende, makkelijke oplossing. Elke steen die we neerleggen, ligt daar voor 200 jaar, maar dat lijken we niet te beseffen. Wat we daarom nodig hebben is een breed debat over hoe en waar we wonen. Ik geloof dat Bruno Tobback ooit gezegd heeft dat hij nooit meer verkozen zou raken als hij alle maatregelen stemde die nodig zijn om de klimaatverandering aan te pakken. Hij heeft gelijk, denk ik. Ook de klant moet dus mee. Maar de Belg zit met die baksteen in zijn maag en uit recent onderzoek blijkt dat de doorsnee Belg tussen 18 en 25 jaar nog altijd droomt van een eigen huis op het platteland. Raar vind ik dat niet. Wat leren wij onze kinderen op school over architectuur? Veel verder dan de stijlverschillen tussen Dorische en Ionische zuilen gaat het niet. Misschien moet de bewustwording daar beginnen en moet het ook gaan over de kwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde ruimte en de gevolgen daarvan op mobiliteit, infrastructuur en energie.’

Het is vandaag vaak nog de bankrekening die de keuzes van klanten bepaalt, vertelt architect Chris Van Laethem. ‘Begrijpelijk, maar als architect is het een van je taken om je klant te overtuigen om duurzaam te bouwen, want dat is op lange termijn de enige optie. Een lagere prijs omdat je níét duurzaam bouwt is een blijk van kortetermijndenken en houdt geen rekening met de impact van een gebouw op het klimaat.’ Belangrijk, want als architect ben je in het bouwproces niet meer dan een regisseur die probeert de juiste vragen te stellen, volgens Grooten. ‘Het zijn de klant en de aannemer die de uiteindelijke beslissingen nemen over materiaal en uitvoering.’ Dat betekent dat de realiteit vaak ver afstaat van wat de architect getekend heeft, weet ook Jacobs. ‘Daarom is er ook in de bouwsector een korte keten nodig. In België mag een architect geen aannemer zijn. Dat is historisch zo gegroeid, maar eigenlijk achterhaald. In Nederland kan dat wel, en ook al gebeurt het niet zo vaak, het betekent dat je als architect meer impact hebt, omdat je zelf materialen bestelt, de werf in goede banen leidt en alles met de klant bespreekt.’

Bouwen niet verplicht

Een eigendom, het is waar elke Belg van droomt. Onder andere omdat ons geleerd is dat ons huis onze spaarpot is. Maar ook dat moeten we in vraag durven te stellen, aldus Grooten. ‘Circulair bouwen is de toekomst, we moeten nadenken over de vraag of we überhaupt wel nieuw moeten bouwen, over het duurzaam herinrichten van bestaande gebouwen en het hergebruiken van materialen om de afvalberg te verkleinen. Neem ons project voor het hoofdkwartier van Aquafin in Aartselaar. Dat zat in drie gebouwen. Wij hebben er daar twee van afgebroken, een deel van het materiaal daarvan is hergebruikt en het derde gebouw werd vergroot en opnieuw ingericht, met daarrond een groene, biodiverse omgeving.’ Ook CONIX RBDM Architects werkt in Brussel aan een project met circulaire aspecten. ‘Over De Munt zijn we bezig met de radicale verbouwing van de oude De Brouckèretoren. Het is zo’n typisch Brusselse miskleun, iets wat nu nooit meer gebouwd zou worden. In plaats van het af te breken, wordt het nu bedachtzaam verbouwd met oude materialen, een duurzaam energieverbruik, de integratie van publieke ruimtes en een goed contact met de buitenruimte. De slogan van ons bureau is niet voor niets: bouwen is niet verplicht.’

De moderne façade van het Europagebouw in Brussel is volledig opgetrokken uit gerecycleerde eiken ramen.
De moderne façade van het Europagebouw in Brussel is volledig opgetrokken uit gerecycleerde eiken ramen.

Licht huren

Een van de radicaalste aspecten van circulair bouwen is het idee van ‘service leveren’ in plaats van dingen bouwen of producten leveren, legt Grooten uit. ‘Concreet: je koopt geen lamp van de leverancier, je koopt licht en je ‘huurt’ de lamp. Je koopt geen verwarmingsinstallatie, maar warmte. Het zorgt ervoor dat de levensduur en kwaliteit van producten stijgt, maar het is wel een radicale omslag van het hele systeem en vraagt een andere manier van denken van zowel consument als leverancier, die nu niet langer een product maar een dienst gaat leveren. Maar vandaag gebruiken we deelfietsen en -auto’s, dus misschien wennen we ook aan dat service-idee. Het past ook binnen veranderingsgericht bouwen of zorgen voor ‘een second life van de architectuur’. Wij kopen of bouwen een huis om er 50 jaar in te wonen, terwijl het er misschien 200 jaar zal staan. Bovendien verandert ons leven in die 50 jaar een paar keer drastisch, van single naar koppel naar gezin en weer naar koppel en eventueel weer single. En er moet in ons toekomstige huis misschien ook gewerkt worden. We moeten bij het vormgeven van gebouwen rekening durven te houden met wat we nog niet weten.’

Tweedehands ramen

Materiaal hergebruiken is een cruciaal aspect van circulair bouwen. ‘Elk jaar produceert Brussel voor elke inwoner een halve ton bouwafval’, vertelde architect Maarten Gielen onlangs in de Britse krant The Guardian. ‘Aan de andere kant importeert de stad evenveel nieuw materiaal. Wij proberen die twee stromen samen te brengen.’ Wij, dat is Rotor Deconstruction, een gerenommeerd Belgisch bedrijf gespecialiseerd in architecture salvage. Oftewel materiaal uit gebouwen recupereren voor hergebruik. Iets wat we eeuwenlang deden, maar de laatste eeuw uit het oog verloren. Jammer, want hergebruik zou de klimaatimpact van de bouwsector drastisch omlaag kunnen halen. Grondlegger van dit idee is de Nederlandse architect Thomas Rau, die stelt dat je geen bouwmaterialen gebruikt, je leent ze. Elk bestaand gebouw is volgens hem een materiaaldepot waaruit we kunnen putten. Een mooi voorbeeld is het Europagebouw in de Brusselse Wetstraat. Een appartementsgebouw uit de jaren twintig dat een paar jaar geleden een groot nieuw bijgebouw kreeg, met een façade die volledig is opgetrokken uit gerecycleerde eiken ramen. Dat maakt het tot een van de meest treffende gevels van de stad. Een geweldig idee, vindt architect Chris Van Laethem. ‘Ik doe als architect ook plaatsbeschrijvingen en loop daarbij regelmatig door oudere gebouwen waar een paar dagen later niets meer dan een hoop puin van over is. Terwijl er nog een schat aan waardevolle en herbruikbare materialen in zitten. Wat Rau wil, is dat elk gebouw een materialenpaspoort krijgt zodat alles later opnieuw kan gebruikt worden.’ Lampen, ramen, deurklinken, tegels, vloeren en hout kunnen hergebruikt worden, beton en duurzame isolatiematerialen zoals hennep kunnen opnieuw vermalen worden en bakstenen muren worden verzaagd en hergebruikt. Net dat hebben B-architecten gedaan in Mundo-a, een kantoorgebouw in Borgerhout. ‘Het gebouw kreeg een houten constructie, het materiaalgebruik is tot een absoluut minimum beperkt of het materiaal kan later gerecycleerd worden. Alle gebruikte bouwmaterialen zijn in Vlaanderen geproduceerd. Alleen het hout van de basisconstructie komt uit Oostenrijk, maar ook dat kan later hergebruikt worden. Zonder aan kwaliteit in te boeten kun je zo een radicaal duurzaam gebouw creëren.’

Geef elk gebouw een materialenpaspoort zodat alles later opnieuw gebruikt kan worden.

Architect Chris Van Laethem

De kans dat wij Belgen spontaan kleiner gaan wonen, oude deuren hergebruiken en lampen ‘huren’ is miniem. Vandaar dat een vooruitstrevend woonbeleid met een langetermijnvisie en duurzaamheid als centraal idee cruciaal is. ‘Kijk naar toegankelijkheidsnormen en brandveiligheid’, vertelt Jacobs. ‘Klanten en architecten beperken zich vaak tot het absolute minimum. Als we echte verandering willen, moeten we veel verder gaan. En misschien moeten we als architecten ook meer uit onze pijp komen en onze stem luider laten horen op het politieke forum.’

Veerkrachtig design

Duurzaamheid als norm is cruciaal voor de toekomst, maar de klimaatverandering is vandaag al bezig. We zien het bijna dagelijks in het nieuws. Bosbranden in Australië, cyclonen, orkanen en tyfoons, kustgebieden die eroderen door de stijgende zeespiegel, het lijkt voorlopig nog de ver-van-mijn-bedshow. Maar dat zien we verkeerd, weet The Joint Research Centre van de EU. In de volgende decennia zal Europa kreunen onder extreem weer. Denk: hittegolven en koude winters, droogte en overstromingen van rivieren en aan kusten, bosbranden en vernielende windsnelheden. Dit zal effect hebben op het leven van zo’n 350 miljoen Europeanen en dus moet de huidige architectuur zich aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Resilience design, heet dat. Vrij vertaald: ontwerpen voor veerkracht.

In België begint men vooralsnog klein, stelt Van Laethem. ‘Voor waterputten, regenwaterrecuperatie en infiltratie zijn ondertussen bouwvoorschriften voorzien. Zelf merk ik in mijn praktijk dat de klanten na twee warme zomers met hittegolven naar airconditioning vragen. Maar dat is nergens voor nodig, je kunt een gebouw perfect koel houden op een duurzame manier. Bomen en ander groen, luifels, oriëntatie en strategische plaatsing van glaspartijen, maar ook isolatie met bijvoorbeeld ecologische materialen helpt. Van iets als hennepisolatie heb je een grotere dikte nodig dan van traditionele isolatie, maar die extra massa zorgt voor thermische traagheid, waardoor een gebouw in warme zomers vanzelf koeler blijft. En de plant haalt tijdens zijn groei bovendien enorm veel CO2 uit de atmosfeer, dus dat is win win.’

Warm in de stad

Buiten ons land wordt er wel al op grotere schaal gedacht. Zo is het waterplein Benthemplein in Rotterdam op de meeste dagen een sportplein omringd door terrassen en groen. Op regendagen vangt het in drie bassins overtollig regenwater op. Grote metalen geulen leiden het water naar het plein, en op droge dagen zijn dat favoriete stuntplekken voor skateboarders. In hetzelfde Rotterdam gaat Powerhouse Company een duurzaam houten kantoor bouwen dat op de Maas drijft en dus geen last heeft van veranderende waterspiegels.

In de VS krijgen ze steeds vaker te maken met verwoestende stormen, vaak met lieflijke namen als Sandy, Irma en Maria. De Buffalo Bayou-rivier in Houston overstroomde daardoor regelmatig, dus werd er een Buffalo Bayou Park aangelegd als buffer. Als het mooi weer is, is dit een gezellig park, maar als de Bayou aanzwelt, kan het waterpeil tot acht meter stijgen. Planten, banken, relingen en gebouwen zijn waterproof en worden na een overstroming gewoon schoongemaakt. Toen Harvey in 2017 voorbijwaaide, beschermde het park de stad voor de eerste keer en al na een paar dagen waren grote delen weer toegankelijk voor wandelaars en fietsers. Ook in New York, waar storm Sandy in 2012 de metro en grote delen van de stad onder water zette, werkt men aan een beschermingssysteem in de vorm van een twaalf kilometer lang park met waterkeringsmuren rond de kop van Manhattan.

Het waterplein Benthemplein in Rotterdam vangt in drie bassins overtollig regenwater op.
Het waterplein Benthemplein in Rotterdam vangt in drie bassins overtollig regenwater op.

Maar niet alleen water is een probleem. De zomers zijn vandaag niet alleen warm, maar de laatste jaren vaak ronduit heet. In Leuven proberen ze op dat probleem te anticiperen door in vernieuwde delen van de stad beton en steen te vervangen door groen en blauw. Er komen door de hele stad nieuwe parken en parkjes, en de Dijle en de Aa worden weer opengegooid. Dat groen-blauwe lint dwars door de stad, van aan het Groot Begijnhof tot aan de Vaart, zorgt voor schaduw en groen en dus afkoeling. Niet alleen van de mensen maar ook van het urban heat island, het fenomeen dat steden, ten gevolge van bebouwing, dichtheid en een gebrek aan groen, altijd iets warmer zijn dan hun omgeving.

Paris, c’est vert

Ook een gebrek aan biodiversiteit is een steeds groter probleem. Op de zuidelijke oever van de Seine bouwde architect Edouard François M6B2, een appartementsgebouw van 16 verdiepingen met een daktuin, met als buitenste ‘schil’ een soort ijzeren net. Dat zorgt voor fijne terrassen voor de bewoners, maar het is vooral ook de bedoeling dat er planten tegenaan groeien. Zo kunnen de zaden van die planten door de wind over de hele stad geblazen worden en voor meer biodiversiteit zorgen. Parijs heeft bovendien aangekondigd dat het stadsbossen gaat aanplanten om de luchtkwaliteit te verbeteren: de eerste stap in het plan om 50% van het stadsoppervlak doordringbaar en groen te maken en de stad tegen 2050 koolstofneutraal te krijgen. Dus over een paar jaar loop je langs de Seine, rond het Gare de Lyon, het Hôtel de Ville en het Palais Garnier fijn tussen de bomen.

Het lijken misschien gekke ideeën, maar gekke ideeën is wat we volgens architect Bjarke Ingels nodig hebben. Niet iedereen is fan van de man, maar zijn uitgangspunt is dat je, gezien de problemen waar we voor staan, als designer utopisch moet durven te denken. Zoals hij in een interview met Archdaily zegt: ‘Als we het klimaat van de wereld per ongeluk veranderd hebben, bedenk dan wat we kunnen bereiken als we er echt ons best voor doen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content