Voor 4:
Voor 4:
12 tot 16 mooie bladeren van een groenekool
300 g kabeljauwfilet
32 mosselen
24 kokkels
1 tak groene selderij
4 takjes platte peterselie
70 g zachte boter
1/2 citroen
peper, zout
20 ongepelde Noordzeegarnalen
Kook in een gesloten pot de mossels met selderij en peterselie in eigen nat, eventueel met wat witte wijn. Doe hetzelfde met de kokkels en peterselie. Stop met koken als het maximum aantal schelpen open is. Blancheer de koolbladeren 3 tot 5 min. in een grote pot kokend water. Laat uitlekken en snij indien nodig de harde onderkant van de bladeren af. Bak de vis met 30 g boter in de pan op matig vuur, overgiet de vis voortdurend met de boter. Voeg zout en peper toe en eindig met een paar druppels citroen.
Filter het nat van de mosselen, verwarm het en meng er de rest van de boter doorheen. Doe de kool in diepe borden, met daarop de kabeljauw, de mosselen, de kokkels en de ongepelde garnalen. Overgiet ruim met saus.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier