Een dikke laag romige boter op een snee vers brood: de gedachte alleen al doet heel wat mensen in een kramp schieten. Wat Bourgondiërs al langer zeggen, wordt nu echter ook bewezen door de wetenschap: het is allemaal zo erg nog niet.
De woordcombinatie ‘laag vetgehalte’ op een etiket zorgt al enkele decennia voor grotere verkoopscijfers. Sinds het opkomen van de trend hebben heel wat producten die van nature veel vet bevatten (zoals boter, maar ook volle melk of yoghurt) een slechte reputatie gekregen. Ten onrechte, volgens steeds meer onderzoekers.
Boter mag dan misschien niet de allergezondste optie zijn om op brood te smeren of om mee te koken, het is lang ook niet de ergste. Het demoniseren is dus nergens voor nodig, aldus Dariush Mozaffarian, de auteur van een nieuwe studie. Hij en zijn team van de Friedman School of Nutrition Science and Policy uit Boston konden boter niet linken aan een hoger risico op hartziekten. Integendeel: ze suggereren zelfs (zij het erg voorzichtig) dat de vetstof type 2-diabetes zou kunnen vermijden.
Middle of the road
“Hoewel mensen die meer boter eten, over het algemeen een ongezondere levensstijl volgen, zagen we geen groot verschil met andere mensen. Dat suggereert dat boter een middle-of-the-road-product is: niet echt gezond en niet echt ongezond.”
De onderzoekers benadrukken dat wat er onder die boter ligt, schadelijker voor je kan zijn dan de vetstof zelf: regelmatig witte brood eten, is bijvoorbeeld wél al gelinkt met diabetes en hart- en vaatziekten. (EK)
