De grootste bedreiging voor de Belgische voedingsbedrijven is ‘gastronationalisme’ in andere landen: consumenten in andere landen die steeds meer aangespoord om lokale producenten te kopen.
De Belgische voedingsbedrijven exporteerden in 2015 voor 23,9 miljard euro, op een totale omzet van 48,1 miljard euro. Nederland, Frankrijk en Duitsland zijn de belangrijkste klanten.
Dat Frankrijk experimenteert met oorsprongsetikettering, zodat de consument duidelijk kan zien of een product Frans is of niet, baart de Belgen dan ook zorgen. “Als de Fransen oproepen om de voorkeur te geven aan Franse producten, dan is dat een grote bedreiging voor een klein land als het onze”, zegt Fevia-directeur Chris Moris.
Zelf protectionistisch worden, is met een markt van amper 11 miljoen consumenten geen optie. “We moeten strijden met de wapens die we hebben”, legt Eylenbosch uit. “We moeten gewoon beter zijn en onze troeven als kwaliteit, diversiteit en innovatie uitspelen.”
Ook de Brexit, de nakende uitstap van de Britten uit de Europese Unie, vormt een factor van onzekerheid. De uitvoer naar Groot-Brittannië is goed voor ongeveer 10 procent van de hele Belgische voedingsuitvoer. Fevia vreest Brits protectionisme, bijvoorbeeld via importbarrières of douanetarieven, maar ook de koers van het Britse pond kan de Belgische bedrijven parten spelen. Toch zal de sector naar alle waarschijnlijkheid nog omzetgroei boeken in 2016. En dat ondanks de impact van de aanslagen in maart. Om die gevolgen in cijfers uit te drukken, is het nog te vroeg. Maar dat er een impact was, staat volgens de Fevia-top vast.
De horeca werd sterk getroffen, en dus logischerwijs ook de voedingsindustrie. “Er was veel minder toerisme, en niet alleen in Brussel. We hebben weet van chocoladewinkels in Brugge die tot onder een derde van hun normale omzet waren gedaald”, klinkt het bij Fevia.
Ondertussen worden stilaan weer de normale niveaus gehaald, luidt het. Toch zal de Belgische voedingssector zijn groei dit jaar in de eerste plaats in het buitenland gehaald hebben.
