Zeven nachten, zeven zonden: ‘Zijn we dapper genoeg om te luisteren naar onze gevoelens?’
Simon Strauss, de jonge Duitse journalist en auteur van ‘Zeven nachten’, wordt de stem van zijn generatie genoemd. Op de rand van het volwassen leven twijfelt zijn protagonist erop los.
Volwassen worden, het is niet gemakkelijk. De verteller in ‘Zeven nachten’ is bang om plots dertig te worden, zonder te weten welke richting hij uitgaat. Uit angst dat het straks te laat is, gaat hij de uitdaging aan om zeven nachten lang koortsachtig de zeven hoofdzonden na te jagen en antwoorden te vinden op zijn vragen.
Een herkenbaar verlangen voor heel wat twintigers, zo blijkt uit de cultstatus die het boek inmiddels heeft verworven in Duitsland. Begin februari komt de Nederlandse vertaling op de markt. Tijd om Strauss (°1988) wat beter te leren kennen.
Ik schrijf dit hier uit angst. Uit angst voor de vloeiende overgang. Uit angst niet eens te hebben gemerkt dat ik volwassen ben geworden. Zonder initiatie, zonder eindexamen gewoon doorgegleden naar de dertig. Alle rekeningen voldaan, alle afspraken nagekomen, veel geglimlacht, weinig gehuild, een beetje gehuild, maar vooral geglimlacht.
Zeven nachten, Simon Strauss
‘Zeven nachten’ is geen gewoon boek. Het kwam dan ook niet op een normale manier tot stand. Hoe ging het in z’n werk?
Strauss: ‘Dat klopt. Gewoonlijk schrijf je iets en stap je ermee naar een uitgeverij met de vraag of zij het willen uitgeven. In mijn geval was het startpunt een artikel dat ik enkele jaren geleden schreef over mijn generatie. Een redacteur las het stuk en vroeg zich af of ik geen boek wilde uitgeven. Het was op dat moment helemaal niet mijn ambitie om een boek te schrijven, aangezien ik net begonnen was aan mijn doctoraatsonderzoek en dus genoeg om handen had.
Om me te overtuigen toch te schrijven, gaf de redacteur me een opdracht. Hij stuurde me als experiment zeven keer op pad om de zeven hoofdzonden te beleven. Erna moest ik telkens een verslag schrijven van die ervaringen. Gaandeweg werd het meer en meer een literair project.
Tijdens het schrijfproces had ik niet verwacht dat het boek zou ontwikkelen tot wat het nu is. Zoals je kunt merken, heb ik de hoofdstukken los van elkaar geschreven. Er zit dus geen dramaturgie in, de hoofdstukken bouwen niet op elkaar voort. In die zin is het een postmodern schrijfexperiment.’
De verteller spreekt vanuit de ik-persoon en zelf was je bijna dertig toen je het boek neerpende. Je vraagt je als lezer af hoeveel van de auteur in het hoofdpersonage schuilt.
Het startpunt van het boek komt vanuit mijzelf. Ik wist niet goed welke richting ik uit wilde in m’n leven.
Strauss: ‘Ik stel mezelf die vraag ook keer op keer en ik ben de auteur (lacht). Ik kan me niet volledig verstoppen achter het hoofdpersonage, omdat het in zekere zin autofictie is. De verteller heeft veel eigenschappen die ik ook bezit, maar er zijn ook heel veel dingen verzonnen. Sommige gedachten zou ik nooit durven hebben. Er zitten provocatieve stukken in, die niet op mijn eigen ideeën gestoeld zijn – of toch niet in die extreme mate.
Het startpunt van het boek komt wel vanuit mijzelf. Ik wist niet goed welke richting ik uit wilde in m’n leven. Ik was net begonnen aan een doctoraat, maar wist eigenlijk niet waarom. Die twijfels en onzekerheden zijn autobiografisch . Ik had het gevoel dat er nog iets anders moest zijn voor ik echt volwassen werd. De antwoorden bleken op papier uiteindelijk een literaire vorm aan te nemen.
Tijdens het schrijven is de tekst een eigen leven beginnen leiden. Ik kon het niet meer sturen en verloor de controle.’
Je schreef een doctoraat én een boek tegelijkertijd. Dat moet zwaar geweest zijn.
Strauss: ‘Het schrijven aan het doctoraat heeft een grote invloed gehad op dit project. Overdag schreef ik academische teksten vanuit een compleet andere instelling en met een totaal andere schrijfstijl. Het is vaak een frustrerend proces en je bent je zeer bewust dat er maar heel weinig mensen geïnteresseerd zullen zijn in wat je schrijft. Je spendeert jaren van je leven aan iets waar niemand op zit te wachten.
Ik ben niet op zoek naar lezers die het boek prijzen en het compleet eens zijn met alle ideeën die erin zitten.
Je kunt je dan afvragen waarom ik überhaupt een doctoraat heb geschreven. Ik kreeg het aanbod en ging er gewoon op in, zonder echt de ambitie te hebben om in de academische wereld te werken. Het voelde soms wat aan als een gevangenis. Met het schrijven van academische teksten kan je niet echt je eigen ding doen. Je moet non-stop rekening houden met hoe anderen je tekst zullen lezen. En je wil uiteraard intelligent overkomen.
Deze gevangenis was noodzakelijk om tot de schrijfstijl van ‘Zeven nachten’ te komen, omdat die het compleet tegenovergestelde was. Ik schreef heel eerlijk. Dat was de enige manier waarop ik ’s avonds kon schrijven aan mijn boek: zonder te veel na te denken of slim te willen overkomen en met een focus op gevoelens in plaats van op de geest. Overdag zat ik in de bibliotheek, depressief te worden van de klassieke oudheid die ik bestudeerde. ’s Nachts kon ik dat compleet loslaten tijdens het werken aan mijn boek. Het literaire schrijven was dus heel louterend.’
Grappig dat je dat zegt, want de verteller in je boek lijkt nochtans ook iemand die intelligent wilt overkomen.
Strauss: ‘Je bedoelt vast door de allusies op films en muziek en de citaten van filosofen en schrijvers? Ik krijg vaak de vraag waarom ik dat soort zaken in m’n boek heb gestopt. Er zitten wel wat bourgeois ideeën in, dat geef ik toe. Het was niet mijn bedoeling om pedant op te scheppen met mijn kennis (lacht).
Ik ging niet aan m’n schrijftafel zitten met het idee iets zinvol te vertellen over mijn generatie, dat zou compleet ridicuul zijn.
Ik had die verwijzingen en citaten nodig om een bepaald bestaansrecht te geven aan m’n boek. Tijdens het schrijven, in de nachtelijke uren, voelde ik me vaak onzeker. Ik vroeg me af of deze emotionele manier van schrijven, vol van pathos, wel thuishoort in onze samenleving. Ik kalmeerde mezelf met de gedachte dat Rainer Maria Rilke het me heeft voorgedaan.
Ik had al die verwijzingen en citaten kunnen verwijderen en doen alsof alle ideeën vanuit mezelf kwamen, maar dat zou niet oprecht geweest zijn. Dit boek is veel verontschuldigd aan de redacteur die me heeft doen schrijven, maar ook aan al die stemmen die door m’n hoofd spookten en die ik in m’n boek heb opgenomen. Ze verleenden me tijdens het schrijfproces het recht op de schrijfstijl die ik hanteerde.’
Voor wie heb je het boek geschreven? En is het normaal dat je als lezer het ene moment sympathie en het volgende weerzin voelt voor de verteller?
Strauss: ‘Ik dacht niet echt aan mijn lezer terwijl ik schreef en heb het boek eerder voor mezelf geschreven. Het klinkt misschien wat belachelijk, maar ik moest het schrijven zoals ik het geschreven heb.
De verteller wordt constant heen en weer geschud tussen verschillende gevoelens. Aan de ene kant is er het gevoel dat hem pusht om actie te ondernemen. De stem in zijn hoofd die zegt: “Je moet iets doen, je mag je leven niet zomaar voorbij laten gaan en geleefd worden. Denk niet aan wat je ouders van je verwachten, wat de maatschappij van je verwacht. Doe gewoon je eigen zin, wees dapper.” Maar uiteindelijk doet de verteller eigenlijk niets, blijft het allemaal bij gedachten. De manier waarop hij denkt, helpt hem niet vooruit. Hij is eigenlijk wat pathetisch.
Ik ben dus niet op zoek naar lezers die het boek prijzen en het compleet eens zijn met alle ideeën die erin zitten. Het is net goed dat je ertegenin wil gaan. Op een bepaalde manier voelt het herkenbaar aan, maar op een ander niveau wil je het ook van je wegduwen. Dat is normaal.’
Je wordt de stem van je generatie genoemd.
Strauss: ‘Ik ging niet aan m’n schrijftafel zitten met het idee iets zinvol te vertellen over mijn generatie, dat zou namelijk compleet ridicuul zijn. Ik heb het geschreven onder zeer specifieke omstandigheden en in een geprivilegieerde context. Eigenlijk representeer ik maar een zeer klein percentage van onze generatie. Mijn socio-economische en academische achtergrond heeft een grote invloed op mijn stem als auteur.
Het ligt dus gewoon niet in mijn macht om te schrijven vanuit een ganse generatie en dat pretendeer ik ook niet. Maar ik krijg wel vaak de reactie van generatiegenoten dat ze de ‘waarom’-vraag herkennen. Ook al zijn ze het niet altijd eens met mijn inzichten of hebben ze een andere achtergrond. ‘Waarom?’ en ‘wat nu?’ zijn universele, herkenbare vragen. Waarom doen we wat we doen en is er een mogelijkheid om het anders aan te pakken? Ik ben niet de enige die zich dat afvraagt.
Waarom doen we wat we doen en is er een mogelijkheid om het anders aan te pakken? Ik ben niet de enige die zich dat afvraagt.
Wat gebeurt er in ons rationeel, technologisch tijdperk met de innerlijke taal en onze emotionele capaciteit? Zijn we dapper genoeg om te luisteren naar onze innerlijke stem in deze oppervlakkige wereld? Deze gedachte is herkenbaar voor veel mensen, van verschillende achtergronden.’
Je verteller spreekt vaak over de nood aan revolutie.
Strauss: ‘Ik bedoel het niet in de politieke zin. Deze generatie heeft een psychologische, mentale revolutie nodig. We zijn in zekere zin het idee kwijt dat alles anders zou kunnen zijn, dat we buiten de lijntjes kunnen kleuren. Dat is mijn definitie voor revolutie: geloven dat dingen kunnen veranderen.
We zijn gestopt met daarin te geloven ergens in de jaren tachtig, na het einde van het ideologische tijdperk en het begin van de ironie. Tot eind jaren zeventig had ideologie nog een grote impact op de maatschappij. Er werd nog geloofd in een utopische toekomst. Voor ons klinkt het altijd grappig en wat bespottelijk als er over utopieën wordt gepraat, maar toen sprak men er bloedserieus over. Toen kwam de ironie en was het gedaan met geloven in utopieën.
Ik vind het jammer dat het collectieve gelinkt wordt aan facisme. We zouden de term collectivisme niet moeten schuwen.
We zijn als samenleving nog steeds onder de invloed van hyperironie en cynisme. Vragen of alles anders zou kunnen zijn wordt niet toegestaan. Dat zou nochtans interessant kunnen zijn, zeker als je kijkt naar de politiek en ook naar de morele politiek. We missen een collectief gevoel. Oplossingen zijn altijd gefocust op individuen en identiteiten.
Mensen kiezen er bijvoorbeeld als individu voor om veganist te worden om zo dierenleed en de klimaatopwarming op te lossen. Het is natuurlijk goed dat mensen zelf uitmaken dat ze geen leed willen berokkenen, maar het heeft niet hetzelfde effect als een collectief gebeuren. We hebben niet het gevoel dat we deel uitmaken van een verandering in de geschiedenis, van een revolutie.
Ik vrees dat dit voor problemen zal zorgen. Politiek is nu eenmaal gestoeld op collectieve gevoelens en dat vermogen zijn we kwijt. We zouden terug moeten keren naar een collectief moment. Het identiteitsvraagstuk zuigt heel wat energie uit de maatschappij.’
Onder meer die oproep tot collectivisme heeft ertoe geleid dat critici je werk interpreteren als fascistisch. Ze leggen de link tussen jouw neoromantisch werk en de manier waarop romantische idealen en kunst door Hitlers nationaalsocialisme werden geabsorbeerd.
Strauss: ‘Dat vind ik jammer. We zouden de term collectivisme niet moeten schuwen. Wees niet bang om vanuit ‘wij’ in plaats van ‘ik’ te denken. Dat maakt je heus geen fascist. Obama en Macron hadden dat goed begrepen en dat maakte hen succesvol.
Neem nu het voorbeeld van de strijd voor vrouwelijke stemrecht. Hoe zou dat ooit mogelijk geweest zijn als er niet werd gestreden voor iets dat méér is dan de strijd voor het individu? Het is een maatschappelijk probleem dat collectief moet aangepakt worden. Dat is exact het probleem van ons politiek systeem. Ze geven het gevoel dat het allemaal draait om consumenten en leveranciers.
Als burger ben ik wel politiek geëngageerd, maar als auteur wil ik ten stelligste het recht van apolitieke literatuur verdedigen.
Op deze manier kan populisme de drang naar collectivisme kapen. We hebben het emotionele nodig en we moeten populisme bestrijden. Het is onverantwoord wat populisten doen. Dat Trump een muur wil bouwen die Mexicanen moet buitenhouden is ronduit onverantwoord. Iedereen die even kan nadenken weet dat je in de eenentwintigste eeuw geen muur kunt bouwen om immigranten tegen te houden. Brexit is al van hetzelfde kaliber: compleet onverantwoord.
Ik ben een politiek geïnteresseerd persoon. Ik volg het nieuws en ik vorm mijn meningen. Op sommige vlakken zijn die links, op sommige vlakken liberaal en op sommige vlakken conservatief. Ik pas niet binnen één groepering, maar ben er wel van overtuigd dat er méér bestaat dan een neoliberaal systeem.’
Wat sijpelt daarvan door in je boek?
Strauss: ‘Ik wilde als auteur zeker geen politiek manifest schrijven. Dat is me wel verweten. Een journalist voor The Guardian probeerde mijn verteller te linken aan de rechterzijde van de politiek in Duitsland. Een leuke journalistieke truc, maar wat ik interessanter vind is dat het de discussie doet oplaaien of alle literatuur op een bepaalde manier politiek is of niet? Het klopt dat het boek enkele vragen opwerpt die politici vandaag de dag ook te verwerken krijgen, maar maakt dat mijn boek politiek?
Als burger ben ik wel politiek geëngageerd en vind ik ook dat dat mijn plicht is. We zouden allemaal wat meer geïnteresseerd mogen zijn in politiek, maar als auteur wil ik ten stelligste het recht van apolitieke literatuur verdedigen. Ik hoop dat kunst ook gewoon een emotionele kracht kan hebben. Meer dan dat het een moreel of pedagogisch kompas is, bezit kunst een existentiële kracht en spreekt het mijn innerlijke gevoelens aan.
Heb je de Netflix-film Roma van Alfonso Cuarón gezien? Ik vond het een fantastische prent, net omdat mijn gevoelens werden aangesproken. Die film had perfect decennia geleden gemaakt kunnen zijn en zal over vijftig jaar nog steeds bekeken kunnen worden.
In het begin denk je dat het een sociaal kritische film wordt, die gaat over de dynamiek tussen de hogere en de lagere klasse.
Maar eigenlijk gaat het over twee vrouwen die hetzelfde trieste lot ondergaan. Het gaat over deze vrouwen tegen de rest van de wereld. Het vindt niet plaats in een Me Too-context, maar zegt toch iets doortastends over deze vrouwen en hun problemen met mannen. Het is exact wat – excuseer, dit is de geschiedkundige die spreekt – Odysseus doet met Penelope.
Dankzij de emoties die de prent oproept, komt hij extra hard binnen. Dat gevoel zal altijd krachtiger zijn dan een Me Too-verhaal naar het medium film vertaald. Die verhalen werden helaas in realiteit al véél beter verteld.’
Simon Strauss / Zeven nachten / 112 blz / 15 euro
Vanaf 6 februari in de Belgische boekhandel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier