Columnist Jean-Paul Mulders over de vriend die antivaxer werd, complotdenken en spreken met twee woorden.
‘Mogen ik en Feline naar het Lichtfestival?’, vraagt mijn dochter van veertien. Dat geeft mij rillingen – niet de schrik voor het virus, maar het gemak waarmee dochter zichzelf op de eerste plaats zet. Ik kom uit een tijd waarin ze je leerden de ander altijd eerst te noemen. ‘Feline en ik’, wil ik corrigeren, maar ik slik mijn woorden in omdat ik mij geen fossiel wil voelen.
Wat voor zin heeft het je dochter met twee woorden te leren spreken, nu zelfs de betekenis van de zegswijze ‘met twee woorden spreken’ veranderd is? Vroeger betekende dat: netjes zeggen ‘ja, mevrouw’ of ‘ja, papa’. Nu hoor je de eerste minister op een lastige vraag van een journalist antwoorden: ‘Ik heb ondertussen geleerd om altijd met twee woorden te spreken.’ Daarmee bedoelt de premier niet dat hij welgemanierd is geworden, maar dat hij te allen tijde wil kunnen terugkrabbelen.
Beleefdheid is een kwaliteit van vroeger; nu kun je beter een graad hebben in een vuige maar efficiënte gevechtssport. Ik overweeg Krav Maga en luister naar liedjes van Bobbejaan Schoepen, terwijl mijn leven voorthobbelt als een op hol geslagen huifkar. Soms denk ik aan de mooie Florence, die uit het restaurant van haar ouders escalopes voor mij meebracht. Ze woonde in een appartement met een zwembad, in een straat die de naam van een baron had. Tientallen keren ben ik door die straat gereden zonder mij af te vragen wie die edelman was. Nu pas zoek ik zijn naam op. Ik kom erachter dat de baron gouverneur van Brabant en vroegtijdig kaal was.
We hebben dringend een betere boot nodig of meer reddingssloepen
Er hing iets opwindends in de lucht in die dagen, een toekomst die zinderde maar een beetje zou tegenvallen – zoals bij toekomsten wel vaker het geval is. De jaren verstreken en de mooie Florence verdween uit mijn leven. Ik trek weer baantjes in het openbaar zwembad en rijd langs plaatsen met andere namen, zoals de Froebelstraat en het Papeleupark. Toch volgt het ene seizoen nog altijd trouw op het andere. Buiten is het herfst en binnen bereid ik tajine met pompoen, abrikoos en geroosterde amandel. Terwijl die staat te pruttelen, gebruik ik het röntgenapparaat dat Twitter wordt genoemd. Het laat je toe een kijkje te nemen in de binnenkant van mensen hun hersenpannen. Daar word je zelden vrolijk van, tenzij je belandt bij een vrouw die een lieveheersbeest in haar gebruikersnaam heeft gesmokkeld. ‘Ik ben een beetje gestrest,’ schrijft ze, ‘dus ik zou het fijn vinden als hier wat leuke gifs en filmpjes komen, liefst met dieren. Dank u.’
De volgende vijf minuten staar ik naar astronauten met kattenkoppen, konijnen die Toby heten en honden die tijdens de lockdown een hangbuik hebben gekregen.
Een vriend van mij is tijdens de lockdown antivaxer geworden; hij praat over complotten waarbij Rothschilds zijn betrokken. Soms denk ik dat er iets zit in het leidingwater, waardoor mensen gaan denken dat er iets in het leidingwater zit.
Het zijn vreemde tijden, en niemand weet wat eraan zit te komen. We hebben dringend een betere boot nodig of meer reddingssloepen.
Soms word ik nog onverhoeds ontwapend, bijvoorbeeld door een volwassen vrouw die met een teddybeer blijkt te slapen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier