Nathalie Le Blanc

‘Vandaag kan de meerderheid van de wereldbevolking niet zwemmen en dat is raar’

Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

Kun je vlotjes honderd meter zwemmen? Die vraag stelde ik de voorbije dagen aan de mensen om me heen. Dat is de schuld van Karen Eva Carr, een Amerikaanse historica die met Shifting Currents een fascinerende geschiedenis van het zwemmen schreef.

Honderdduizend jaar lang waren onze voorouders, de homo sapiens én de neanderthaler, excellente zwemmers. Ze doken rivieren, meren en zeeën in om te vissen of om ze over te steken, maar ook voor hun plezier en als sociale activiteit. De ijstijd zorgde voor een breuk. In de noordelijke streken vergaten we hoe te zwemmen, wegens ijs en koude. Zelfs toen zo’n elfduizend jaar geleden alles weer ontdooide, bleven we uit het water. “De noordelijke én Aziatische niet-zwemmers vonden het gevaarlijk, erotisch getint en dus immoreel. Zeker voor vrouwen. Een deel van je kleren uitdoen was een uitnodiging tot seksuele aanranding.” Vanaf dan wordt wel of niet zwemmen een scheidingslijn tussen culturen, rassen en sociale klassen.

Ook al leren de Grieken en Romeinen rond 500 voor Christus van de Egyptenaren opnieuw een soort crawl zwemmen, het wordt nooit meer iets natuurlijks. Europeanen blijven het zien als gevaarlijk en moeilijk aan te leren en zwemmen wordt iets voor wie machtig en rijk is. Nadat de machtigste man van Europa, Frederick Barbarossa, in 1190 verdrinkt, wordt het gezien als iets roekeloos, en door de Kleine IJstijd van de vijftiende tot de negentiende eeuw vergeten we weer hoe het moet.

Vandaag kan de meerderheid van de wereldbevolking niet zwemmen en dat is raar, en jammer, gezien onze voorouders het zo natuurlijk deden.

Toen kolonisten vanaf de vijftiende eeuw ontdekten dat de inwoners van hun nieuwe kolonies veel beter konden zwemmen dan zij, definieerden ze zwemmen al snel als iets wat dieren doen, schrijft Carr. “Denk: honden, kikkers, eenden. Dus hebben zwemmers geen mensenrechten en mag je hen koloniseren, onderdrukken en tot slaaf maken.”

Pas in de achttiende eeuw duikt de Europese elite weer voorzichtig het water in en aan het begin van de twintigste eeuw kan een groot deel van de bevolking zwemmen. Schoolslag liefst, een rustige variant waarbij je je hoofd uit het gevaarlijke water houdt. De oorspronkelijke bewoners van Afrika, Amerika en Oceanië zwemmen al sinds het ontstaan van onze soort crawl, maar wanneer dat ergens in de negentiende eeuw ook weer bij ons opduikt, vindt men die te wild en te spetterig. Tot vandaag wordt bij ons eerst schoolslag aangeleerd en is het de zwemslag die we het vaakst gebruiken. Al ligt dat in mijn persoonlijke geval vooral aan mijn conditie, die met schoolslag minder op de proef wordt gesteld.

We zien onszelf vandaag wel als zwemmers, maar zijn we dat ook, vraagt Carr. We leren zwemmen om niet te verdrinken of omdat het goed is voor onze gezondheid, niet omdat het natuurlijk is (zoals wandelen), omdat het fijn is om te doen of om tijd met anderen door te brengen. Ook al kopen we massaal zwemkledij, we dragen die vooral naast het water. Tenzij we zwemmen als sport kiezen, doen we het dus niet echt. We zijn baders, geen zwemmers, is Carrs conclusie. Zelfs de hippe wilde zwemmers van tegenwoordig leggen niet echt een afstand af, ze dompelen zich in rivieren en meren of de zee. Vandaag kan de meerderheid van de wereldbevolking niet zwemmen en dat is raar (en jammer), schrijft ze, gezien onze voorouders het zo natuurlijk deden. Ze heeft een punt. Het is een bijzonder gevoel helemaal omgeven te zijn door water, bijna te zweven, met andere bewegingen dan op het land. Zwemmen is heerlijk en ik doe het veel te weinig. In plaats van een boeiend maar dik boek over zwemmen te lezen, was ik misschien beter richting zwembad getrokken.

Shifting Currents: A World History of Swimming, door Karen Eva Carr, Reaktion Books.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content