‘Soms lijkt het leven een mop met een voorspelbare pointe’

Jean-Paul Mulders reflecteert over de dood van Fred Emmer, gekke familienamen en Loeki De Leeuw.

In een oude krant lees ik dat Fred Emmer is overleden, de Nederlandse oud-nieuwslezer. Anders dan je zou kunnen denken, is een oud-nieuwslezer geen lezer van oud nieuws, maar iemand die het voorlas toen het nog gloednieuw was.

Ik herinner mij Fred Emmer van toen ik een jongetje was en de wereld fonkelde als een lunapark. Een familienaam als Emmer vonden we toen onweerstaanbaar. Naar het schijnt hebben de Nederlanders die gekke namen te danken aan Napoleon. Ze moesten een officiële achternaam kiezen en sommigen baalden daarvan. Dus kozen ze rare dingen, niet beseffend dat ze daarmee eeuwen later nog hilariteit zouden verwekken. Als het verhaal niet waar is, dan is het toch goed gevonden. Op het internet circuleert een lijst met 1647 ‘rare, leuke of anderszins opvallende Nederlandse achternamen’. Je vindt er Beffers in, Edelschaap en Balneger. Je hebt Brooshoofd, Rukkers, Schijvenschuurder en Scheurkogel. Meerdinkveldeboom lijkt mij een handige roepnaam, alsook Van Frederiksrust.

Soms lijkt het leven een mop met een voorspelbare pointe.

Maar om bij Fred Emmer te blijven: die las het nieuws in de tijd dat Loekie de Leeuw de reclameblokken van de Ster opvrolijkte. Om mij heen leefden mensen die mij sindsdien zijn ontvallen. Zij heetten niet Balneger, maar droegen serieuze namen als Jan Deberdt, Nico Loosveldt en Omer Dorme. Onlangs kwam ik er per toeval achter dat Monique van Buks ook naar gene zijde is vertrokken. Van de doden in mijn leven is Jan Carreer de enige die een straatnaam heeft gekregen in Heule. Dat moet cool zijn, een straatnaam krijgen – als het geen straat is met kijkwoningen en keukens die je kunt zien alsof ze al bij je thuis staan, dankzij virtual reality.

Zoveel mensen zijn er met stille trom vertrokken dat het leven soms een mop lijkt met een voorspelbare pointe. Gelukkig zijn er dan katten om te knuffelen en taarten die versierd kunnen worden. Soms verschalk ik de vergankelijkheid door een broek met pied-de-poulemotief te passen of Red Boat Fish Sauce te bestellen op Amazon. Ik hou van pit en ganzenpoten.

‘In Emmers tijd moesten presentatoren erg netjes spreken’, lees ik in het krantenbericht dat waarschijnlijk door een jonge stagiair is geschreven. Ik knip het uit met een schaar die een fraaie gekartelde rand maakt. Het uitgesneden stukje krant lijkt op het soort koekje dat ze in sommige streken petit-beurre noemen. Dat is kneuterig, maar soms heb je kneuterigheid nodig om te overleven in een wereld waarin wolven vermoord worden. Zestigplussers, hoorde ik op televisie, scheiden vier keer vaker dan vroeger. Een nieuwe generatie Russische kernwapens kan vijf keer sneller dan het geluid elke plek ter wereld bereiken.

Ik denk aan de ernst waarmee Fred Emmer dat nieuws zou hebben voorgelezen. ‘Eind jaren 80 ging hij weg bij het NOS Journaal’, staat er nog in mijn krantenartikel. ‘Kort daarvoor bracht hij zijn eerste boek uit, een erotische liefdesbundel.’

Dat vind ik mooi van Fred: daar met een pokerface in maatpak zitten en intussen poedelnaakt in je geile dromen rondlopen. Op YouTube kijk ik naar een compilatie van spots waarin Loeki de Leeuw Asjemenou! roept. Hij had haast geen tekst, maar zijn kreet werd beroemd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content