‘Sokken: zelden zag ik het nut van een nederig kledingstuk zo trefzeker uiteengezet’

Jean-Paul Mulders mijmert in zijn column over de dingen des levens.

In de tuin groeit gras onhoorbaar en binnenshuis verdiep ik mij in kranten. Ik spaar artikels in de hoop er later tijd voor te vinden, hoewel ik weet dat sparen meestal geen goed plan is. Mijn tante Agnes spaarde geld in de hoop er later van te genieten. Zij stierf terwijl haar broers en zussen vochten om de erfenis.

Ik spaarde een artikel over GAIA-frontman Michel Vandenbosch en ook een artikel over sokken. Om de een of andere reden voel ik mij tot dat laatste meer aangetrokken. ‘De sok voorkomt wrijving tussen voet en schoen’, zegt de hoofdredacteur van Esquire. ‘Hij voorkomt blaren en zweetvoeten.’ Zelden zag ik het nut van een nederig kledingstuk zo trefzeker uiteengezet.

Sokken: zelden zag ik het nut van een nederig kledingstuk zo trefzeker uiteengezet.

De hoofdredacteur heet Arno Kantelberg. Dat vind ik bijna zo leuk als pakweg Sophie De Schaepdrijver of Jeroen Olyslaegers. Ik hou van namen waarbij je je een gebeurtenis kunt voorstellen: bergen die onverhoeds kantelen of schaepen die grazen op sappige weiden. Olyslaegers schijnt te maken te hebben met het winnen van olie uit zaden. Dat gebeurde in slagmolens of stampkoten – een woord dat je hier en daar te lande nog aantreft. Een mulder was dan weer een molenaar die zich geen hol aantrok van olie of schapen.

Maar om bij de sok te blijven als onderschat onderdeel van de mannenoutfit: Kantelberg zegt dat de oude Grieken al een vergelijkbaar omhulsel van dierenvacht hadden. De combinatie van sok en sandaal was erg in zwang in het oude Rome. Nu leven we in het tijdperk van het hoge water. ‘Ze zijn zo klein dat je ze niet ziet’, zegt hij over de invisible socks die we in sneakers dragen. ‘Dit zijn de sokken waar de drager zich voor schaamt, wat erger is dan helemaal geen sokken dragen. Probeer, sok zijnde, dan maar eens de moed erin te houden.’

Het raakt mij dat iemand nu nog zo ongegeneerd voor de romantische liefde een lans durft te breken.

Ik heb mij in dit leven al over veel dingen het hoofd gebroken, maar nog niet over de vraag hoe het zou zijn om er als sok de moed in te houden. Ik pak het interview met Michel Vandenbosch, van wie ik denk dat hij het zichtbare verkiest boven het onzichtbare. In de heerlijke reeks De vragen van Proust praat hij honderduit over zijn bestaan als verlosser van de dieren. Op de vraag ‘welk moment uit uw leven zou u graag herbeleven?’ antwoord de GAIA-frontman zonder aarzelen: ‘Het eerste moment dat ik mijn vriendin Gerda in mijn armen hield.’ Hij leerde haar kennen in het ziekenhuis, waar hij op zijn tweeënvijftigste herstelde van een hersenbloeding. Hij haalt er zelfs Einstein bij. In een brief aan zijn dochter schijnt die gezegd te hebben dat de liefde voor hem de grootste kracht is in het universum.

Het raakt mij, in tijden van polyamorie en open huwelijken, dat iemand zo ongegeneerd voor de romantische liefde een lans durft te breken. Het bestaat nog, denk ik, in een wereld waarin hartstocht zo betrouwbaar is als een ballon die wegdanst boven rijhuizen en koterijen.

De foto laat alleen het hoofd zien van de GAIA-frontman. Op zijn kin cultiveert hij een driehoekig baardje. Ik moet denken aan schaepen die onverdoofd grazen.

Het beeld is niet ten voeten uit, zodat ik de aandrang niet voel om naar zijn sokken te loeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content