Sofie Foets stichtte een weekendschool voor kansarme kinderen: ‘Er is een enorme vijver aan potentieel’

© Fred De Brock

Sofie Foets heeft een hart en weet van aanpakken. Met haar weekendschool TADA wil ze de wereld van kansarme kinderen verruimen. ‘Iedereen verklaarde me gek.’ Maar kijk, onlangs waren ze zelfs op bezoek in het paleis, voor een gastcollege van ‘meester’ Filip.

Dat Brussel 27ste staat op de Quality of Living-lijst. Dat las Sofie Foets in de krant op de ochtend van ons interview. ‘De vier grootste issues zijn volgens de consultants die de lijst samenstelden het weer, mobiliteit, luchtvervuiling en politieke instabiliteit. Belangrijke problemen, maar wat met sociale cohesie en integratie? Voor mij is een ideale stad een plek waar mensen met respect voor zichzelf en elkaar samenleven, maar in Brussel is dat niet zo. Wie in Ukkel woont, is nog nooit in Molenbeek geweest en omgekeerd. Mensen leven in aparte universums. En niet alle inwoners van Brussel voelen zich een deel van de samenleving, of hebben zin om eraan bij te dragen. Voor mij is ook dat problematisch, en we proberen er met TADA (Toekomst Atelier de l’Avenir) iets aan te doen.’

Een kind vertelde me dat hij nu wist dat mannen in pakken niet allemaal deurwaarders zijn, maar soms ook gewoon sympathiek

Wat doet TADA precies?

Sofie Foets: ‘We zijn een weekendschool waar kansarme tieners van tien tot veertien jaar gedurende drie jaar elke zaterdag plezante praktijkles krijgen van bevlogen professionals. Advocaten, artsen, journalisten, slagers… Daarnaast hebben we ook een alumniwerking waarmee we onze oud-leerlingen opvolgen. We willen een inspirerende ontmoetingsplaats zijn die iets doet tegen de vervreemding in onze samenleving. Bedoeling is in de eerste plaats om die tieners de samenleving en zichzelf te doen ontdekken. Trek je wereld open en kijk wat er allemaal kan. Verleg je grenzen, ontwikkel je, doe iets met je leven en draag later ook iets bij. Dat is onze boodschap.’

Kunnen tieners de wereld dan niet zelf ontdekken?

Foets: ‘Niet altijd. Ik stel vast dat er een groep kinderen is die niet goed weten hoe onze maatschappij in elkaar zit. De situatie is ernstiger dan ik vermoedde toen ik vijf jaar geleden begon. Hun onwetendheid en hun gevoel van ontoegankelijkheid zijn onschatbaar groot en vormen een immense drempel. Na een bezoek aan het Justitiepaleis vroeg ik een tienjarige jongen wat hij geleerd had. Het was de eerste keer dat hij aan die kant van Brussel kwam, hij was nog nooit voorbij de Madoutoren geweest. Hij vertelde me dat hij had geleerd dat rechters gewone mensen zijn, die niet alles weten maar ook boeken moeten raadplegen. En dat hij dat later ook kon gaan doen, als hij zijn best deed. Maar wat me echt trof, is dat hij vertelde dat hij nu wist dat mannen in pakken niet allemaal deurwaarders zijn, maar soms ook gewoon sympathiek. Dat is toch gestoord? En dat beseffen we niet.’

We stimuleren kinderen om hun dromen na te jagen, maar als je niet weet dat er biochemici, chefs, architecten, modeontwerpers, reclamemakers, verzekeraars of gevechtspiloten bestaan, kun je daar ook niet van dromen?

Foets: ‘Inderdaad. En de feiten zijn duidelijk. De onderwijsongelijkheid in België is groot. Groter dan gelijk waar in Europa. Kinderen uit bepaalde groepen verlaten sneller de school zonder diploma, hebben slechtere resultaten en stromen slecht door naar het hoger onderwijs. Met alle gevolgen van dien. Als we niets doen aan de integratie van deze groep kinderen in onze maatschappij, stevenen we recht op een catastrofe af. De sociale en economische impact van niet – of niet sneller – handelen, is gigantisch. Terwijl er echt een enorme vijver aan potentieel is.’

Sofie Foets stichtte een weekendschool voor kansarme kinderen: 'Er is een enorme vijver aan potentieel'
© Fred De Brock

Hoe komt het dat we dat potentieel niet aanboren?

Foets: ‘School, ouders, overheid, omstandigheden, ze spelen allemaal een rol. Bepaalde kinderen starten in een slechte thuissituatie. Armoede, werkloosheid, ouders die nooit een job hebben binnen de legale economie of amper de landstalen spreken…. Die cirkel is zo gesloten en klein dat de kans miniem is dat je daaruit raakt. De school doet wat ze kan, maar is al overbevraagd. Bij kinderen met een anderstalige achtergrond zijn we soms al blij dat ze leren lezen, schrijven en rekenen. Buiten hun gezin en de school is het netwerk van deze kinderen klein. Er is geen muziekschool of jeugdbeweging, er ligt geen krant op tafel, ze gaan niet naar het jeugdtheater en soms is er zelfs geen internet. Er zijn mooie initiatieven in Brussel rond integratie en jongeren, maar zelfs die bereiken een bepaalde groep kinderen niet. De moskee en de straat vormen het netwerk van die kinderen. Bovendien hebben ze weinig rolmodellen die hun de weg tonen in de jungle die onze maatschappij is. Dat betekent dat veel van wat er mogelijk is in onze maatschappij gewoon niet binnenkomt, met een barslechte startpositie als gevolg. Ik ben van mening dat we als individu verantwoordelijk zijn voor dat ene belangrijke stuk van ons leven en dat we de kansen moeten grijpen die we krijgen, maar die kinderen weten niet eens dat er kansen zijn die ze kunnen grijpen.’

En dat is waar TADA iets aan wil doen?

Foets: ‘We gaan in scholen op zoek naar de twintig procent kinderen die er statistisch gezien het slechtste voor staan en nodigen hen uit voor de weekendschool. Zo trekken we hun wereld open. Drie jaar lang elke zaterdag ondergedompeld worden in een positieve context, daar gaat het om. We zorgen voor structuur. Een van onze jongens had het thuis moeilijk en moest in de lagere school al vier keer van school veranderen. Dat kind werd nergens nog naar waarde geschat. Bij ons kreeg hij een nieuwe kans. Wij proberen de vicieuze cirkel te doorbreken. Hopelijk creëren we ook een paar rolmodellen, want die zijn cruciaal.’

Jullie geloven in het olievlek-idee?

Foets: ‘Ja, omdat rolmodellen inspiratie geven. Younnes, een oud-leerling, was de coolste van het quartier. Vechtersbaas, twee keer gedubbeld, het ging niet de goede richting uit, maar iedereen keek naar hem op. Toen hij bij ons begon, wisten we niet wat te verwachten, maar hij is een slimme kerel die helemaal veranderd is. Het gaat goed op school, hij helpt ons met de kleintjes, en nu is hij weer de coole gast, maar dan op een positieve manier. Omdat hij al in Elsene geweest is, omdat hij als jobstudent werkt, omdat hij mensen in pak durft aan te spreken. Op die manier kan één jongen voor veel anderen een voorbeeld zijn. Weet je, we hebben vandaag 128 alumni en daarvan gaat 99% nog naar school. Een geweldig resultaat voor ons publiek. Maar als er bij onze alumni iets misgaat, kunnen ze ook bij ons terecht. Wij creëren een levenslang netwerk.’

Een arts zei dat hij liever voor vierhonderd dokters spreekt dan voor een groepje tienjarigen in Molenbeek

Staan alle ouders te springen om hun kinderen naar TADA te sturen?

Foets: ‘Ouders van kinderen die al komen, vertellen verder hoe hun kind dankzij TADA gegroeid is, en de meeste ouders willen dat hun kinderen het beter hebben dan zijzelf. Wij spreken met alle ouders, en soms is het moeilijk. Een vader zei me: ‘Mijn kind stelt nu alles in vraag, is superkritisch en wil haar hoofddoek niet op.’ Dat gebeurt. Moeders zijn vaak opener, ze beseffen sneller dat hun kinderen later zullen moeten functioneren in de maatschappij. Ook daarom zijn voorbeelden belangrijk. Zij tonen dat een goede burger de waarden van de familie én die van de maatschappij kan omarmen. Ik vergelijk het soms met onze grootouders of overgrootouders, die nog met een sturende kerk te maken hadden en daarom ook geen al te kritische vragen durfden te stellen.’

TADA is tweerichtingsverkeer?

Foets: ‘We willen zoveel mogelijk verschil maken voor zoveel mogelijk tieners, maar ook een voorbeeld zijn voor hoe je als burger dingen in gang kunt krijgen. Ieder van ons heeft wel een beetje tijd, en het is fijn als je die wilt inzetten voor de ontwikkeling van onze kwetsbaarste jongeren. Het maakt niet uit welke leeftijd je hebt of wat je vak is, als je bevlogen bent en openstaat voor positieve dialoog, ben je bij ons welkom. We dragen allemaal de eindverantwoordelijkheid voor hoe onze maatschappij eruitziet, dus laten we iets doen.’

Veel vrijwilligers komen jaar na jaar terug?

Foets: ‘Ja, misschien omdat ook hun wereld opengebroken wordt. Wat er tussen gastdocenten en jongeren gebeurt, is soms echt magisch en net als ik genieten ze als ze zien dat een kind zelfvertrouwen krijgt. In het begin hebben de vrijwilligers soms schroom, want wat ze bij ons doen, valt buiten hun comfortzone. Een arts vertelde me dat hij liever voor vierhonderd dokters spreekt dan voor een groepje tienjarigen in Molenbeek. Kinderen zeggen wat ze denken en stellen onverwachte vragen. Maar al tijdens de lunch vond hij het fantastisch. Het is ook voor gastdocenten leerrijk om hun vak aan kinderen te moeten uitleggen. Soms worden ze ook geconfronteerd met hun eigen vooroordelen. TADA is een soort ‘maatschappijschool’ in alle richtingen. Verschillende leeftijden, verschillende achtergronden, ontmoetingen in een positieve context, dat blijkt bijna iedereen boeiend te vinden. Ik heb soms het gevoel dat we in onze maatschappij een beetje vergeten zijn hoe boeiend het is om met iemand aan tafel te zitten die een heel andere blik heeft dan jijzelf. Dat gaat over begrip en respect. Over muren afbreken ook, en in elkaars goede bedoelingen geloven.’

Sofie Foets stichtte een weekendschool voor kansarme kinderen: 'Er is een enorme vijver aan potentieel'
© Fred De Brock

Mooi, en idealistisch ook. Waarom doe jij dit?

Foets: ‘Omdat ik geïnspireerd raakte. Mijn ouders keken raar op toen ik Politieke Wetenschappen ging studeren. Ik heb ondernemersbloed, maar ben ook altijd erg geïnteresseerd geweest in de maatschappij. Er zit een beetje een wereldverbeteraar in mij. Ik ging voor de Europese Unie werken, en zag op een congres een lezing van Heleen Terwijn, die in Nederland al 20 jaar lang de IMC Weekendschool organiseert. Naïef en optimistisch dacht ik: dat ga ik ook doen. Het was vrij radicaal. Ik woonde wel in Brussel, maar kende de stad niet goed. Molenbeek en Sint-Joost, daarover las ik in de krant, maar ik wist wel hoe erg het gesteld was met de kansen van sommige jongeren in onze maatschappij. Europese politiek is bijzonder boeiend, maar ook traag. Ik hou van het concrete, dus heb ik de sprong gewaagd. Ik nam ontslag en gaf mezelf zes maanden de tijd om te zien of het haalbaar en te financieren was. Mijn ouders, mijn vrienden, iedereen verklaarde me gek.’

Maar ze kregen ongelijk.

Foets: ‘Ik had geluk dat het project in Nederland al twintig jaar liep. Ik heb er veel van geleerd, en ik kon er ook naar verwijzen toen ik op zoek was naar steun en geld. In het begin was er weleens wantrouwen, maar als er positieve feedback is van tieners, ouders en leerkrachten, dan verdwijnt dat snel. Wat we doen werkt, en onze sterkte is dat we grensoverschrijdend werken. De scholen helpen ons aan leerlingen en bieden lokalen aan, het bedrijfsleven helpt met fondsen. En er is ook veel filantropie. Onze partners zijn zowel families uit heel moeilijke omstandigheden als families in zeer welvarende omstandigheden.’

TADA bestaat nu vijf jaar.

Foets: ‘We zijn begonnen met anderhalve medewerker en zijn nu met achttien voltijdse werknemers. Ik ben trots op wat we doen, maar ik zie het slechts als een begin. Tegen 2020 willen we 1500 coaches, en voor die groei zoeken we nu naar menselijk en financieel kapitaal. Toen ik begon, dacht ik eerlijk gezegd dat het makkelijker zou zijn. Ik bouw even een organisatie op, dacht ik. Maar daarin hadden mijn ouders dus wel gelijk, het was niet zo eenvoudig. Ik ben hierin gerold en het werd een roetsjbaan. Nu wordt het groter en dat is fijn. Ik blijf geïnspireerd, ook omdat het elke dag nog een leerproces is. Ik kom nu minder dan vroeger op het terrein, maar zorg vooral dat er centen en mensen zijn. Ik ben ook bezig met strategie, want we willen graag nog meer jongeren bereiken en breder gaan werken. Er komen mensen uit andere steden en zelfs andere landen kijken wat we doen, om gelijkaardige projecten op te starten. In Nederland hebben ze nu ook een lightversie in traditionele scholen. Misschien kan TADA een katalysator zijn voor gelijkaardige initiatieven. Daar denken we dus ook over na. Natuurlijk heb ik soms twijfels. Doen we genoeg? Nee, natuurlijk niet. Word ik daar soms lastig en ongeduldig van? Ja, natuurlijk. Maar ik ben wel trots elke keer als we erin slagen om een kind iets bij te leren, om het te zien opbloeien en groeien. Het grote potentieel dat er is, maakt me optimistisch.’

AND& festival Leuven

Van 2 tot 5 mei komen meer dan 100 uitvinders, denkers, ondernemers en artiesten naar Leuven om het over de impact van gezondheid, tech en creativiteit op de stad van de toekomst te hebben. Sofie Foets is deel van het panel The Perfect Beat of a Vibrant City.

Andleuven.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content