Deze wasserij helpt kansarmen aan werk: ‘Tijdens het plooien van de was, komen de heftige verhalen naar boven’

© Rebecca Fertinel
Elke Lahousse
Elke Lahousse Journalist voor Knack Weekend

De Belgische modesector was haar eerste liefde, met jobs bij onder meer Ann Demeulemeester, Xandres en Monar. Maar vandaag geeft Inge Rombouts haar hart en ziel aan ’t Waske in Mortsel, een sociale wasserij waar mensen werken die een opstapje nodig hebben naar de reguliere arbeidsmarkt.

Op de benedenverdieping van campus Meerminne in Mortsel zijn drie mannen in de weer met een berg paarse slaapzakken die gewassen moeten worden en nadien terug bij de organisatoren van Tomorrowland moeten belanden. Een verdieping hoger staat Inge Rombouts (58) aan het onthaal van ’t Waske, de sociale wasserij die ze in 2014 oprichtte. Verderop in de gang van het lange gebouw zorgen de diensten van het Lokaal Bestuur Mortsel voor bedrijvigheid. Ook de burgemeester van Mortsel heeft een tijdelijk kantoor in dit pand. Om maar te zeggen: tussen de muren van campus Meerminne wordt gezorgd voor het welzijn van heel wat burgers in Mortsel en omstreken.

Inge Rombouts, oprichter van ’t Waske © Rebecca Fertinel

De werknemers van ’t Waske behoren voornamelijk tot kwetsbare bevolkingsgroepen, vaak met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. “We werken vaak met mensen die onder artikel 60 vallen van de OCMW-wet”, zegt Inge Rombouts. “Volgens dat artikel moet het OCMW ervoor zorgen dat iemand door werkervaring zijn kansen vergroot om een job te vinden, of dat een persoon genoeg gewerkt heeft om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering. Vaak gaat het om vluchtelingen die in België asiel zoeken. Zij leren Nederlands in avondschool en werken één tot anderhalf jaar bij ons om Nederlands te leren op de werkvloer.”

Als iemand vertelt dat ze het moeilijk vindt om haar kinderen maar halftijds te zien na een scheiding, kan dat heftige emoties triggeren bij iemand die zijn kinderen verloor door een oorlog

Zo ook Rafat, die vier jaar geleden in z’n eentje uit Afghanistan naar België vluchtte. Wanneer hij klaar is met het ophangen van de slaapzakken, vertelt hij: “Ik werk hier nu vijf maanden. Soms moet ik de was sorteren, dat gebeurt in de garage hiernaast. Daarna help ik met wassen, drogen en plooien. Het is fijn werk, met leuke collega’s, maar mijn job is tijdelijk, voor één jaar. Daarna moet ik beslissen wat ik met mijn toekomst doe. Ik studeer intussen Nederlands. Van Inge kreeg ik een boekje om de taal te oefenen en onder collega’s luisteren we soms naar Nederlandse muziek. Van Bart Peeters, of Doe Maar. Al hoor ik liever Franse nummers. (lacht) Nederlands is een moeilijke taal. Maar met ondertitels lukt het mij wel om naar het journaal te kijken.”

© Rebecca Fertinel

Naast hem staat Ahmed mee te luisteren, een IT’er uit Palestina. “Een bijzonder slimme man”, zegt Rombouts. “Onze taak is nu om hem zo snel mogelijk Nederlands te leren, zodat hij hier kan integreren.”

Kijken door kokers

Aan de kassa van de wasserij, naast de opgeplooide was en de bestelbonnen, staan boeken met titels als Zaken die je raken en Duurzaam ondernemen. Dat Inge Rombouts hier als sociaal ondernemer doet wat ze doet, stond in de sterren geschreven. “Mijn sociale drive kreeg ik van mijn ouders mee”, zegt ze. “Mijn moeder was logopediste, gaf les en richtte meer dan dertig jaar geleden mee het GON-project op, of geïntegreerd onderwijs, dat kinderen uit het buitengewoon onderwijs les laat volgen in het gewone onderwijs, mits ondersteuning. Tijdens de zomervakantie speelden mijn broer en ik samen met kinderen die een mentale beperking of persoonlijkheidsstoornis hadden. Mijn vader was als directeur-generaal aan het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid het hoofd van de sociale bemiddelaars. Dus ja, bij ons thuis leefde een enorm rechtvaardigheidsgevoel.”

De jobs die ’t Waske aanbiedt zijn meedraaien in de wasserij, onthaalmedewerker zijn, of mee met de koerier de was ophalen en bezorgen, met de elektrische bakfiets. Naast artikel 60’ers werken in ’t Waske ook mensen met een GIBO-contract, een gespecialiseerde individuele beroepsopleiding van de VDAB. “Die mensen zijn meestal in België geboren, maar hebben een moeilijke, zware achtergrond en proberen terug in de maatschappij te vloeien”, zegt Rombouts. “Zij lopen twee dagen per week stage bij ons, met vallen en opstaan. Niet omdat het zo moeilijk is om met een wasmachine te werken, wel omdat ze hun leven niet op rails hebben. Ze komen te laat, zoeken excuses. Hen begeleiden vraagt veel aandacht, daar doen we het natuurlijk voor. Tegelijk vragen we mensen om niet te veel van hun privéproblemen mee te brengen naar de werkvloer. Als iemand vertelt dat ze het moeilijk vindt om haar kinderen maar halftijds te zien na een scheiding, kan dat meteen heftige emoties triggeren bij iemand die zijn kinderen verloor door een oorlog. Iedereen mag uiteraard aangeven wanneer hij nood heeft aan een gesprek, dat plannen we dan in, in groep of apart. Ik zeg mijn werknemers vaak wat ik ook tegen mijn kinderen zeg: ‘Alles is bespreekbaar, niet alles kan.’”

Van de festivalweide naar ’t Waske: de paarse slaapzakken van Tomorrowland worden hier gereinigd.
Van de festivalweide naar ’t Waske: de paarse slaapzakken van Tomorrowland worden hier gereinigd. © Rebecca Fertinel

Het vaste team van ’t Waske bestaat uit vijf mensen, waarvan Inge Rombouts als enige fulltime werkt. Ze wordt bijgestaan door Christophe, die haar vier jaar geleden aanbood op freelancebasis de boekhouding te doen. Intussen zit hij mee in de vzw en begeleidt hij als hr-manager de werknemers mee naar de reguliere arbeidsmarkt.

Ook lid van het vaste team is Janne. “Zij werkte eerst ook met een tijdelijk contract, maar groeide door en ging alleen wonen, wat haar ouders natuurlijk erg trots maakt”, zegt Rombouts. “Janne is bijzonder slim, maar heeft een zware autismestoornis en een zware oogaandoening, tunnelzicht genaamd. Haar werk moet erg gestructureerd zijn en het computerscherm waarop ze werkt heeft een speciale loep, zodat ze beter kan zien. Opdat de andere werknemers de gevoeligheden van haar beperking beter zouden begrijpen, organiseren we soms met een extern bureau een workshop. Dan krijgt iedereen een bril op met twee smalle kokers, net wc-rolletjes, en dragen we allemaal handschoenen omdat Janne weinig gevoel heeft in haar handen. Zo gaan we Jannes taken uitvoeren. Laatst kregen twee nieuwe collega’s meteen tranen in de ogen, eentje raakte helemaal overstuur. Toen ik vroeg wat er scheelde, antwoordde ze: ‘Dit kind heeft zoveel beperkingen die wij niet zien, maar je hoort haar nooit klagen. Ik had geen idee hoe ze zich voelde.’”

Na die workshop gaat iedereen altijd heel anders met Janne om, gaat Rombouts verder. “Dat is het mooie aan inclusief werken. Dat je openstaat om de ander te begrijpen, want ieder van ons heeft beperkingen. Maar dat hoeft je niet tegen te houden om te werken. Intussen weet ik dat bijna iedereen graag wil werken en deel uitmaken van de maatschappij. Thuiszitten is erg eenzaam. Voor sommige mensen is een halftijdse job die past bij hun privéleven of problematiek ideaal. Het mooie is dat de RVA een uitkering geeft aan een werkloze persoon die deeltijds het werk hervat, boven op zijn loon, zodat je door die bijpassing een inkomen krijgt dat minstens gelijk is aan een werkloosheidsuitkering.”

© Rebecca Fertinel

Zonder subsidies

Zelf begon Rombouts haar loopbaan in de modesector. Eerst bij een tweedehandswinkel in Antwerpen. Daarna werd ze aankoper bij de Britse luxemodeboetiek Browns, waarvoor ze vijf jaar in Londen woonde. “Ik heb ook een tijd voor Ann Demeulemeester gewerkt, wier kleren mij op het lijf geschreven waren”, zegt ze. “Nadien verzorgde ik als visual merchandiser de etalages en lookbooks voor Belgische merken als Xandres en Hampton Bays. En mijn laatste modejob was aankoper van kleding voor de boetiek Monar in Antwerpen. Maar toen een collega, die vroeger in de sociale economie werkte, vertelde dat er in Mortsel een wasserij vrijkwam, begon het bij ons allebei te kriebelen om samen een sociaal project te beginnen.”

Dat is het mooie aan inclusief werken. Dat je openstaat om de ander te begrijpen, want ieder van ons heeft beperkingen. Maar dat hoeft je niet tegen te houden om te werken

Rombouts moest meteen terugdenken aan haar jaren in Londen, waar ze als twintiger zo klein woonde dat er geen plaats was voor een wasmachine. “Ieder weekend zat ik in een wasserij, waar op een dag een man zei: ‘Voor een pond of twee extra verzorg ik jouw was.’ Geweldig, want zo kon ik zelf iets leukers gaan doen dan naar de droogtrommel staren. De eigenaar van die wassalon ging ermee akkoord, want die man onderhield de ruimte en de machines en zorgde ervoor dat er geen daklozen kwamen slapen. Daar moest ik aan denken toen ik hoorde dat er in Mortsel een wasserij vrijkwam. Zo werd vzw Waar het om Draait geboren. Ik heb het businessmodel uitgetekend, want ik wilde graag zonder subsidies werken. Omdat ik vind dat andere organisaties daar meer recht op hebben, maar ook omdat ik geen zin had in de jaarlijkse rompslomp die hoort bij zo’n subsidiedossier.”

© Rebecca Fertinel

Om zonder subsidies te kunnen, heeft ’t Waske nood aan vaste klanten, zowel particuliere klanten uit de omgeving als bedrijven. Heel wat horecazaken uit Antwerpen laten hier hun was doen. “Het standaardtarief dat ze betalen om een kilo wasgoed te wassen, drogen en plooien is drie euro. Dat is hoger dan bij een gewone wasserij. Maar onze klanten betalen die meerprijs graag, voor het verhaal dat erachter zit. Daarnaast hebben we ook een sociaal tarief, voor mensen met een laag inkomen, mantelzorgers, of andere vzw’s, zoals de sociale restaurants van Metsense, die hier hun keukenuniformen laten wassen.”

Dat ’t Waske niet het eerste bedrijf is dat Inge Rombouts oprichtte, helpt om de wassalon gezond te laten groeien. “Mijn eerste bedrijf was een galerie in Antwerpen in Aboriginal art, nadat ik een tijd in Australië had gezeten. Daarna heb ik drie jaar een hoofddoekenmerk gerund. De ontwerpen werden getekend door een moslima die in mijn straat woonde, een stoere vrouw die met zonnebril, leren kap en blote armen op de motor zat. (lacht) Ook voor kankerpatiënten maakten we hoofddoeken.”

Straatjongeren helpen

In 2018 voelde Inge Rombouts het kriebelen om ’t Waske naar een hoger niveau te tillen. Ze deed mee met de Social Grow Sessions van de Sociale Innovatiefabriek en won de prijs voor het meest innovatieve idee. Dat idee hield een samenwerking in met de vzw Camp2Camp van Tomorrowland en Ecoso vzw, die opgericht werd om iets te doen aan al het afval en kampeermateriaal dat de festivalgangers achterlaten. Camp2Camp verhuurt eigen tenten en slaapzakken op verschillende festivals en die laatste worden door ’t Waske gereinigd. “Het bijzondere is dat we voor dit project met NEET-jongeren werkten. NEET staat voor not in education, employment or training. Het zijn schoolverlaters tussen 16 en 24 jaar die onder de radar blijven bij de VDAB. Alleen al in Antwerpen waren er in 2018 zevenduizend van die jongeren. Daarvan heb ik er zeven in dienst gehad. Vijf daarvan zijn goed terechtgekomen, ook dankzij een mentor die het project opvolgde. Het voordeel: tijdens het plooien van de was kwamen de heftige verhalen naar boven, over problemen die ze hebben met hun ouders, de maatschappij of verdovende middelen.”

V.l.n.r.: Christophe, Ahmed en Rafat plooien de was.
V.l.n.r.: Christophe, Ahmed en Rafat plooien de was. © Rebecca Fertinel

Maar toen kwam corona en konden er geen festivals doorgaan. “Ik zag sommige van die gasten weer op straat belanden. Toen heb ik iets nieuws bedacht: dat project heet GERED en houdt in dat we bij kringloopwinkel Opnieuw & Co, bij sportverenigingen en buurthuizen oude sportschoenen en sneakers ophalen, met de hand wassen, van nieuwe inlegzolen voorzien en verkopen aan een sociaal tarief op lokale festivals of bij sportclubs. Voor dit project, dat start in maart, werken we wel met subsidies en volgend jaar doen we misschien iets met sweaters, of een ander product. Het is niet mijn bedoeling om een sneakerwinkel te beginnen. Ik kijk elke keer hoeveel jongeren ik hiermee aan het werk kan zetten en bedenk daar een haalbaar project rond.”

Een ander idee dat tijdens de lockdown ontstond, kwam er in samenwerking met de Universiteit Gent. Ze dachten samen een sociaal franchisemodel uit, waardoor mensen in andere steden ook een sociale wasserij kunnen starten. “Ze kunnen onze machines huren, we geven hun een draaiboek mee van hoe we werken en hoe onze organisatie financieel in elkaar zit. Momenteel is er in Brussel interesse om een sociale wassalon te openen.”

© Rebecca Fertinel

Rombouts wil ook meer bewustwording creëren over hoe we met onze kleren en afval omgaan, daar heeft haar parcours in de modesector ongetwijfeld mee te maken. Bij ’t Waske worden daarom enkel biologisch afbreekbare producten gebruikt, alle was wordt met de bakfiets opgehaald, Rombouts zoekt bovendien naar een manier om microplastics uit het spoelwater te halen en wil binnenkort ook het ‘grijs water’ hergebruiken. “Ik wil een circulaire wasserij”, zegt ze. “Maar dan moeten ook de fast fashion en Primarks van deze wereld uit het modesysteem verdwijnen. Ik begrijp uiteraard dat mensen met een laag inkomen ook graag nieuwe kleren kopen voor hun kinderen en een stigma voelen als ze tweedehandskleren moeten dragen. Toch geloof ik dat we samen, stap voor stap, voor verandering kunnen zorgen. Dat is waar het voor mij allemaal om draait.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content