Rapper en dichter Akwasi: ‘In alles wat ik verzin en doe, blijf ik bewust dicht bij mezelf’

© Wouter Van Vaerenbergh
Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Akwasi (30) is lid van de Nederlandse hiphopgroep Zwart Licht, theater- en televisiemaker en opinieleider. Deze maand verschijnt zijn eerste dichtbundel Laten we het er maar niet over hebben. Akwasi woont in Amsterdam.

Alles begint en eindigt voor mij met de pen. Ik werd al op jonge leeftijd verliefd op taal, en dat ben ik nog steeds. Als tiener schreef ik eerst verhalen en gedichten, vervolgens raps en later ook spoken word en theaterstukken. Ik heb ook altijd een boekje op zak om inspirerende momenten en prikkels te noteren. Op dat moment weet ik niet of ik ze in een commercial, dan wel een tv-programma of lyrics zal verwerken, maar de basis van alles wat ik doe is tekst.

Ik doe nu wat ik als kind niet durfde. Vroeger brak het angstzweet me uit als ik in de klas hardop een vraag moest beantwoorden. (lacht) Nu sta ik op het podium, geniet ik van improvisatiespel en becommentarieer ik op NPO 1 mee de actualiteit in De Wereld Draait Door. Allemaal zaken die ik me als schuchtere twaalfjarige nooit had kunnen inbeelden. Mijn studie aan de Toneelacademie in Maastricht hielp uiteraard, maar het belangrijkste was oefening. Op mijn bek gaan schrikt me niet af: wat je niet doodt, maakt je sterker.

Vertel niet wat je gaat doen, waarschuwde mijn vader mij, laat zien wat je doet

De enige zwarte in een witte omgeving: dat ken ik. Tot mijn vierde woonden we in de Bijlmer, toen een achterstandswijk en volop zwart: Surinaams, Antilliaans of Ghanees, zoals ikzelf. Nadien verhuisden we naar Osdorp, nu een deel van Amsterdam Nieuw-West, en dat was een stuk witter. Net als de toneelschool en andere plekken waar ik later kwam. Maar zo werd ik wel echt een product van Amsterdam, en ik vond het altijd fijn om met elk been in een andere wereld te staan. Ook muzikaal: thuis draaide mijn broer Tupac, de Shakespeare van de hiphop, en later werd ik fan van Bram Vermeulen. Zijn soul en rauwheid waren zo herkenbaar dat ik mijn eerste soloalbum aan zijn oeuvre wijdde.

Ik heb geleerd om mijn enthousiasme te bedwingen. Vroeger deelde ik wilde plannen en veelbelovende projecten meteen met iedereen, gewoon omdat ik er zelf zo blij mee was. Met dat enthousiasme is op zich niets mis, maar van mijn vader leerde ik wel om daar anders mee om te gaan. Vertel niet wat je gaat doen, waarschuwde hij me, laat zien wat je doet.

Echtheid is cruciaal. In alles wat ik verzin en doe, blijf ik bewust dicht bij mezelf. Ook in Latenwe het er maar niet over hebben. Het boek gaat over ongemak en onkunde in communicatie, over hoe moeilijk we het vaak vinden om uit te spreken wat we echt denken. Voorbeelden daarvan zijn er genoeg. Als iemand voor je kookt bijvoorbeeld en je krijgt het nauwelijks door je keel, ben je dan eerlijk of lieg je en zeg je dat het heerlijk is? Geen van beide is netjes. Over zulke momenten in mijn eigen leven gaat het, van ongemak in de liefde tot de band met mijn ouders. Ik denk dat ik nog nooit zo naakt ben geweest. (lacht)

Ik ben meer dan mijn kleur en vind bijna in alles inspiratie, maar dat heeft wel enorm bevrijdend gewerkt

Ik heb lange tijd nauwelijks voorbeelden gehad. Via de verzamelplaatjes leken enkel jongens als Émile en Mbo Mpenza, Patrick Kluivert en Edgar Davids een beetje op mij, dus droomde ik ook van een voetbalcarrière. Wist ik veel dat er ook zwarte astrofysici als Neil deGrasse Tyson waren. Ik herinner me nog dat ik een plaat van Thelonious Monk kocht omdat ik zo onder de indruk was van de zwarte piloot op de hoes. Mettertijd heb ik mijn achtergrond en de geschiedenis van zwart ontdekt via boeken, muziek, het internet en gesprekken met mensen, kennis die me van een zekere schaamte afhielp en me trots maakte op mijn herkomst. Maar daar had de school niets mee te maken – ik moest mezelf onderwijzen.

Maak van je gif je medicijn. Ik ben in het verleden uitgescholden en gepest om mijn huidskleur, maar ik werd nooit boos of agressief. Ik telde tot tien en dacht: hier schrijf ik iets over. Ik ben meer dan mijn kleur en vind bijna in alles inspiratie, maar dat heeft wel enorm bevrijdend gewerkt. Ik heb mijn ervaringen met racisme en discriminatie meegenomen in mijn werk, en zo heb ik van iets kwaadaardigs toch iets goeds gemaakt.

Laten we het er maar niet over hebben (18,99 euro) verschijnt bij uitgeverij Ambo Anthos. akwasi.net

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content