Mare Hotterbeekx
‘Mijn eerste grote liefde bleek slijtvaster dan de fast fashion waar ik als puber mee pronkte’
De eerste Grote Liefde slaat in als een bom: ze is moeilijk te vergeten, nog moeilijker te overtreffen. Naar aanleiding van Valentijn pende journalist Mare Hotterbeekx een ode neer aan die allereerste keer. ‘Ik zag je staan in de verte en dacht: eindelijk. Maar ook: wat nu?’
‘Alas my love, the sun won’t shine today’. Ik zit in een tot op de nok toe gevulde zaal van de AB in Brussel. Op het podium: The Bony King of Nowhere, die zo’n goede tien jaar na datum z’n debuutplaat van onder het stof haalt. Het is toevallig de soundtrack waarop ik destijds mijn eerste gebroken hart beetje bij beetje weer aan elkaar lijmde. Vlak voor Valentijn zet zo’n concert aan het denken. Over de liefde, en hoe ze vaak komst noch vertrek aankondigt. Over de eerste keer, en hoe het daarna nooit nog hetzelfde is.
Mijn eerste Grote Liefde ontmoette ik in 2008. Ik was 17, en zoals dat hoort erg onwetend. Na een tien weken durende romance met een van de populaire gasten op school besloot ik met een morele kordaatheid die je enkel op die leeftijd geloofwaardig acht: in plaats van me linea recta in het volgende avontuur te storten, neem ik wat tijd voor mezelf. Ik geloof dat ik in een zelfhulpboek had gelezen dat dat zo hoorde.
Mijn eerste liefde bleek slijtvaster dan de fast fashion waar ik als puber mee pronkte
Omdat je nu eenmaal ergens de tijd mee moet doden maakte ik een profiel aan op Netlog, het very uncool zusje van Noxa, een van de eerste sociale netwerksites. Ik uploadde een mysterieuze foto van mezelf en vulde wat banale gegevens in. Ik geloof dat ik probeerde om grappig uit de hoek te komen, mijn naïviteit te verhullen onder een laagje pretentie. Het werkte. Niet veel later dook jij op, uit het niets. ‘Mare is een grappige naam’, schreef je onder een van mijn foto’s. Je kan dat bezwaarlijk een sterke opener noemen. Kansloos in deze onverbiddelijke Tinder-tijden, maar nogmaals: we spreken over 2008 en ik was net gedumpt. Ik reageerde zoals elke verveelde, gekwetste puber doet op een onbewaakt moment in de IT-lessen: met een ongeziene gretigheid.
Onze virtuele gesprekken werden langer, de antwoorden volgden elkaar sneller op. Je vroeg of ik mee wilde naar het concert van een Gregoriaans koor in de abdij in Achel, op zondagmiddag. Een beter tegenvoorstel kon ik niet bedenken. Ik herinner me nog exact wat ik aan had die dag: een groenblauwe jurk van Quiksilver, een grijze cardigan en bruine laarzen, onder het mom ‘aantrekkelijk maar niet te goedkoop’. Jij droeg een bordeaux vest met een beige broek met herenschoenen. Je wachtte me op met de fiets, aan het rondpunt op 200 meter van mijn huis. Ik zag je staan in de verte, en dacht: eindelijk. Maar ook: wat nu? Ik weet dat ik zo verrast was door die guitige blik en de muziek uit de speakers op je fiets dat ik geen tijd had om onzeker te worden.
u003cstrongu003eIk herinner me de gulzigheid waarmee we elkaars gedachten verkendenu003c/strongu003e
De bankjes in de kerk waren hard en het koor zo luid dat er geen speld tussen te krijgen viel. Je zat dicht bij me, je linkerarm raakte ei zo na mijn rechterhand. Ik verroerde geen vin en gaf geen kik, maar dat was prima. Nadien besloten we te verdwalen in het bos. Jij liet ‘New Soul’ van Yael Naïm door je boxen knallen, ik geloof niet dat we ons zorgen maakte over de rust in het bos die daardoor verstoord dreigde te worden. Later dan voorzien zette je me af aan datzelfde rondpunt. Bij het afscheid voelde ik me vederlicht.
Vanzelfsprekend volgende er een nieuwe reeks afspraakjes. Ik herinner me de gulzigheid waarmee we elkaars gedachten verkenden. De nieuwsgierigheid was onuitputtelijk, de raakpunten zo talrijk dat het bijna geen toeval meer kon zijn. Onze ontmoetingen hadden een soort sprookjesachtige zorgeloosheid. We fietsten met je tandem naar een afgelegen vijver, kookten op een gasvuurtje onder een verlaten brug, deelden een koptelefoon terwijl we beurtelings een lievelingsnummer kozen. Maar ook mooie liedjes eindigen onherroepelijk. Je vroeg me mee naar het schoolbal. Ik aarzelde net iets te lang. Jij vroeg een ander meisje. Niet veel later vormden jullie een stel.
Met de naïviteit van twee pubers die proberen om goede volwassen te worden, maakten we elkaar wijs dat we dan maar vrienden zouden worden. Niet zomaar goede vrienden, nee, beste vrienden. Er volgden dagelijkse mails, telefoontjes, smsen: een contact zo intens en puur dat het wel verliefdheid moest zijn. Toch hield ik mijn mond en een zekere afstand. Meer dan blikken zijn er niet uitgewisseld, en jij kon slechts vermoeden wat ik voor je voelde.
Meer dan vijf jaar heeft het me gekost om dat intense gevoel van me af te schudden. Mijn liefde voor jou bleek slijtvaster dan de fast fashion waar ik als puber mee pronkte. En zelfs nu, toch zo’n goede veertien jaar later, zit ze niet zo heel ver weg. ‘Wat als?’, is een gedachte die me weleens durft te overvallen tijdens een concert in de AB, zo’n goede dertien jaar en een dozijn liefdes later.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier