Jongeren in jeugdzorg: ‘Een thuis is meer dan een dak boven je hoofd’

© Joris Casaer

Wat maakt precies dat je je ergens thuis voelt? En hoe anders is dat als je in een voorziening leeft? Annelien Coppieters (25) deed onderzoek naar het thuisgevoel van jongeren in de jeugdhulp en won met haar bachelorproef de Vlaamse Scriptieprijs 2018. ‘Honden en kookmoekes zijn onmisbaar.’

Een nicheonderwerp voor een bachelorproef? Allerminst. Haar onderzoek aan de HoGent ging over iets waar we allemaal naar verlangen: een thuis. Nergens beter dan Thuis, wil de slogan van het televisieprogramma. En dat is iets waar de meeste mensen zich in kunnen vinden. Maar wat een thuis precies is, daar gaan we ons pas vragen over stellen als het niet meer vanzelfsprekend is. Als je bijvoorbeeld in de jeugdhulp terechtkomt.

‘Thuisgevoel, ik had er nog nooit bij stilgestaan tot ik het woord op papier zag’, vertelt Annelien Coppieters, die ondertussen als orthopedagoge is afgestudeerd en voor SOS Kinderdorpen werkt. ‘Ik voelde het enthousiasme meteen opborrelen: dít zou het onderwerp van mijn scriptie worden. Het is namelijk niet omdat je een dak boven je hoofd hebt, dat je ook een thuis hebt. Door mijn eigen ervaring in de jeugdhulp voelde ik het belang van het thema aan, en kon ik ook makkelijk met de jongeren praten, maar tegelijk was het voor mij een emotionele rollercoaster.’

50% van de jongeren in de jeugdzorg voelt zich niet thuis, net als 16% van de jongeren die bij hun ouders wonen.

Thuis herkennen we als we het ervaren, maar daarom kunnen we het nog niet exact definiëren.

‘Klopt. Wat ’thuis’ precies is, is tegelijkertijd universeel en voor iedereen anders. Toen ik aan mijn thesis begon, zocht ik het woord ’thuis’ op in Van Dale. Daar staat het omschreven als ‘de woning waar iemand woont’. Dat is hoe weinig we erbij stilstaan. Literatuurstudie gaf me niet de definitie die ik nodig had, dus stelde mijn promotor voor om het concept eerst voor mezelf te definiëren. Ik heb gebrainstormd met mijn vriend en een huisgenoot en we kwamen tot de conclusie dat je er verschillende aspecten aan thuis zijn. In een gebouw, bij anderen, in je hart. Ik organiseerde een enquête en focusgroepen bij jongeren en liet hen ook tekeningen en foto’s maken. Daaruit bleek dat 50 procent van de jongeren in de jeugdzorg zich niet thuis voelt, maar ook 16 procent van de jongeren die bij hun ouders wonen. Een jongen met wie ik sprak, wist zich geen raad met mijn vraag. Hij werd geplaatst toen hij drie maanden oud was en had dus geen referentie. Ook als je bij je ouders woont, maar zij bijvoorbeeld midden in een vechtscheiding zitten of wanneer je in armoede leeft, kan dat niet als een thuis aanvoelen.’

Voor jongeren in de jeugdzorg waren een eigen plek, warmte en het feit dat er voldaan wordt aan hun basisbehoeften de drie belangrijkste aspecten van thuis.

‘Voor wie die dingen nooit gemist heeft, zijn ze vanzelfsprekend. Maar als je ooit geen dak boven je hoofd hebt gehad of als er niet aan je basisbehoeften werd voldaan, ga je dingen meer waarderen. Een meisje vertelde me dat het toilet de enige plek in de voorziening was die echt privé was. Alleen daar mocht ze de deur op slot doen, om even alleen te zijn of te bellen met haar lief. En dan nog. De toiletten in de jeugdhulp zijn meestal prima, maar je deelt ze met veel mensen. Stel, je moet een grote boodschap doen, maar je zit nooit echt op je gemak. Er is altijd bedrijvigheid, er wordt op de deur geklopt, de volgende wil gaan… Sommige jongeren raken geconstipeerd of verzinnen smoesjes om op school tijdens de les rustig naar het toilet te kunnen. Ik was blij dat die jongeren zo open waren over dit soort dingen, want hun verhalen maken heel concreet duidelijk wat thuisgevoel is. Ik herkende wat zij vertelden. Ik ging op mijn achttiende alleen wonen, maar heb in de vier jaar dat ik op studio woonde nooit spullen in de badkamer achtergelaten. Alles zat in een toiletzak. Het duurt lang voor je dat soort gewoontes afleert. Pas sinds twee jaar heb ik een eigen plankje in de badkamer, waar alles blijft staan.’

Wanneer je je niet thuis voelt in een gebouw komt dat vaak door details. In voorzieningen bijvoorbeeld slaapt iedereen in dezelfde witte lakens en gebruikt iedereen dezelfde witte kopjes en borden. Posters morgen maar op één bepaalde plek op de muur en in de douche en op het terras hangen bordjes die aangeven wat je er al dan niet mag doen, zoals eten en roken. Hoe belangrijk zijn die kleine dingen?

Naast een enquête organiseerde Coppieters ook gespreksavonden met jongeren, waar onder andere werd gebrainstormd over de verschillen tussen thuis opgroeien of in een voorziening. Een van de deelnemers, Milo Deloos, illustreerde een aantal van deze tegenstellingen. Mama's dragen halskettingen, opvoedsters hebben een sleutelbos rond de hals, bijvoorbeeld. Thuis vier je je 18e verjaardag, in de jeugdhulp sta je op 18 op eigen benen.
Naast een enquête organiseerde Coppieters ook gespreksavonden met jongeren, waar onder andere werd gebrainstormd over de verschillen tussen thuis opgroeien of in een voorziening. Een van de deelnemers, Milo Deloos, illustreerde een aantal van deze tegenstellingen. Mama’s dragen halskettingen, opvoedsters hebben een sleutelbos rond de hals, bijvoorbeeld. Thuis vier je je 18e verjaardag, in de jeugdhulp sta je op 18 op eigen benen.© Milo Deloos

‘Kopjes en lakens zijn geen wereldschokkende dingen, maar ze zijn wel belangrijk. Ook de sfeer in de gebouwen doet veel voor het thuisgevoel: het licht, de kleuren, de inrichting. Ik heb als jongere vaak in het ziekenhuis gelegen, in een trieste, oude kamer waar alles bruin en donker was. Daar voel je je niet beter door. Toen ik van een studio naar een appartement verhuisde, was voor het eerst niet alles in één ruimte. Ik zag niet meteen de vuile was wanneer ik de deur opendeed en ik hoefde niets te verschuiven om de badkamerdeur te kunnen openmaken. Het is makkelijker thuiskomen in een aangenamere omgeving. Dat voelde ik sterk aan bij de jongeren. Het zijn die kleine details die hun het gevoel geven dat ze het niet waard zijn om in een gebouw te verblijven dat voorzien is voor hen en voor het leven in groep.’

Wat ook opvalt in de jeugdzorg zijn de eindeloze regels. Maken ze dat je je er minder thuis voelt?

‘Een poster op je deur mag niet, omwille van de brandveiligheid. Als de kippen in de tuin eieren leggen, mogen die niet gegeten worden, omwille van de voedselveiligheid. De voordeur mag je niet zelf opendoen, omwille van controle. Iedereen moet in bed om 20.30, ook als Familie tot 20.35 duurt. Ik begrijp dat regels nodig zijn. Maar die laatste minuten van mijn favoriete soap missen, of niet zelf de deur mogen openmaken als mijn grootvader op bezoek kwam, dat voelde niet als thuis aan. Soms vraagt een echt thuisgevoel ook moed van de opvoeders. Een van de jongeren vertelde dat hij nog nooit een volwassene in pyjama had gezien. De meeste mensen binnen de jeugdzorg zijn van goede wil, en misschien zijn er opvoeders die graag in pyjama op het werk willen rondlopen, maar het mag niet, of ze denken er niet aan. Ik herinner me dat ik ziek was, en op de bank tv wilde kijken. Dat mocht niet. Was ik misschien van school thuisgebleven om te kijken, vroegen ze me. Redelijkheid is ook belangrijk, net als vertrouwen in de jongeren.

Nu ik de jeugdhulp achter mij heb gelaten, is het wennen om gewoon ‘normaal’ te zijn. Wij moesten op zondag onze hele week plannen en daar kon daarna niets meer aan veranderd worden. Mijn vriend maakt weleens impulsieve plannen, en ik sla dan een beetje tilt, want dat had ik zondagavond niet zo in mijn hoofd.’ (lacht)

Er zijn zelfs regels om verjaardagen te vieren.

‘Als je jarig bent, krijg je een stuk cake of taart en een kaartje van 1,99 euro, waar iedereen zijn naam op heeft gezet. Maar krijg je dat omdat iedereen je verjaardag viert, of omdat de regels dat opleggen? Een jongen vertelde dat het meer gaat over het gevoel dat je gevierd wordt, dan over zelf te mogen kiezen wat je eet die dag. Thuis is de plek waar men je viert.’

Als je aan mensen vraagt wanneer ze een gevoel van thuiskomen hebben, krijg je vaak als antwoord: als we samen aan tafel zitten.

Het toilet is de enige plek in de voorziening die echt privé is. Alleen daar mag je de deur op slot doen, om even alleen te zijn

‘Om je thuis te voelen zijn zowel het eten als het moment waarop je eet belangrijk. Hoe ziet de plek waar je eet eruit? De tafel, de stoelen, het servies? Maar ook: krijg je een broodje mee op een schooluitstap? Zijn er af en toe frieten van de frituur? Ook dat is je thuis voelen. Nu zijn maaltijden sowieso altijd intense momenten, ook in een voorziening. Kleintjes willen hun bord niet leegeten, tieners willen zo snel mogelijk weg, er worden taken uitgedeeld. Zelf vond ik dat moment vaak niet fijn, ook omdat ik het gevoel had dat ik beoordeeld werd. Eens een dag minder eten kon in je begeleidingsverslag genoteerd worden. In een voorziening krijgt alles gewicht. Daarom zijn de kookmoekes zo geweldig. Deze huishoudsters doen in sommige voorzieningen de was en de plas, en proberen elke dag lekker te koken. Wat hen zo belangrijk maakt, is dat ze ‘gewone’ mensen zijn die minder gebonden zijn aan regels. Met kookmoekes praat je gewoon in de keuken, terwijl je de aardappelen schilt, of in de tuin, als je helpt bij het onkruid wieden. Niet aan een bureau. Zij vertellen over hun eigen leven en als iets hun niet aanstaat, zeggen ze dat gewoon. Ze luisteren naar jou zonder iets op te schrijven waardoor je kunt vertellen wat je wilt, zonder gevolgen. Dat maakt van hen een grote meerwaarde in de voorziening.’

Dat is dan thuis-zijn-met-anderen. Want ook mensen zorgen voor een thuisgevoel. Hoe gaat dat in een voorziening?

‘Als je een slechte dag hebt, is er niet altijd een opvoeder die klaarstaat voor ene knuffel. Je mag ook niet tegen je vriendinnen leunen op de sofa of elkaars haar kammen. Een meisje vertelde me dat ze er altijd voor zorgde dat ze douchte wanneer een specifieke begeleidster dienst had, want die kamde dan haar natte haren en dat vond ze fijn. Weet je, kinderen in de jeugdzorg zijn meer dan de problemen die ze hebben. Het zijn ook gewoon kinderen. Neem nu schoolrapporten. Als een jongere een zeven haalt, is dat allang goed, want ja, ze hebben al zoveel aan hun hoofd. Maar wat als dat kind beter kan? Wat als het negens en tienen kan halen? Zo’n jongere moet ook uitgedaagd worden. Wanneer je als kind het gevoel hebt dat er in je geloofd wordt, draagt dat bij tot je thuisgevoel.’

Jongeren in jeugdzorg: 'Een thuis is meer dan een dak boven je hoofd'
© Milo Deloos

In de jeugdzorg verhuizen kinderen vaak. Er zijn verschillende types voorzieningen, van crisisopvang tot plekken die zich specialiseren in het in kaart brengen van de situatie. Binnen een voorziening zijn er leefgroepen op basis van leeftijd, situatie of doelstelling. Dat maakt het moeilijker om je thuis te voelen, nee?

‘Het is verwarrend, want elke voorziening en soms elke opvoeder heeft zijn eigen regels. Van de ene mag je chips uit de zak eten, van de andere moet het in een kommetje, soms mag het op de bank, soms moet het aan tafel. Dat klinkt banaal, maar het betekent dat je de hele tijd met regeltjes bezig bent. Je wilt je best doen, je wilt graag goed samenleven met de anderen, maar makkelijk is anders.

Vaak verhuizen betekent ook dat je geen wortels hebt, geen plek om naar terug te keren. Uiteraard gaat een thuisgevoel over controle hebben over je leven, maar het is ook ergens deel van uitmaken. Het is je aan een plek hechten en weten dat die er altijd zal zijn. Ik heb niet zo’n fijne herinneringen aan mijn ouderlijke huis en toch kijk ik er af en toe nog eens naar op Google Maps. Het is de plaats waar ik de eerste tien jaar van mijn leven heb doorgebracht, en naast veel miserie waren er ook mooie momenten. Als we in de zomer naar Zuid-Frankrijk reden, zaten we met vier kinderen op de achterbank. Niet comfortabel, maar wel gezellig, en we luisterden altijd naar dezelfde cd als we door een bepaalde streek reden. Als ik nu die muziek hoor, denk ik met warmte terug aan die momenten onderweg.

De situatie bij mijn ouders was niet oké, maar mijn grootvader heeft me geleerd om de momenten die desondanks fijn waren, te koesteren. Als je niet fysiek naar die plek terug kunt, zoals ik, dan kun je in je hoofd wel terug naar fijne herinneringen. Thuis is ook een plek waar je goed nieuws meldt. Als je geslaagd bent, je rijbewijs haalt of genomineerd bent voor een Scriptieprijs bijvoorbeeld. Toen ik op de shortlist voor die prijs stond, heb ik meteen naar een begeleidster gebeld met wie ik een sterke band heb. Zij ging mee naar de uitreiking, en dat was belangrijk. Ik was daar niet alleen.’

De jongeren vertelden je ook dat ze graag een huisdier wilden in de voorziening.

‘De jongeren vertelden me dat een huisdier hun leert om voor iemand te zorgen en een soort vriend wordt. Iemand die je vertrouwt en tegen wie je praat. Iemand die onvoorwaardelijk van je houdt ook. Ik begrijp dat helemaal. Ik had als kind een hond. Hij was mijn veilige haven én oprecht blij om mij te zien als ik thuiskwam. Honden en kookmoekes, die zijn echt onmisbaar.’

Thuis is de plek waar je goed nieuws meldt. Als je geslaagd bent of je rijbewijs hebt gehaald

Is er maar één thuis of kun je je op meerdere plekken thuis voelen?

‘Sommige jongeren vertelden me dat ze zich ook thuis voelden in een sportclub bijvoorbeeld, of in de jeugdbeweging. Grootouders, het gezin van een vriend, zelfs de school, ik denk dat je op meerdere plekken thuis kunt zijn. Maar je hebt wel minstens één thuis nodig om je goed te voelen. En een thuis, dat is voor mij een plek waar je je goed voelt, van waaruit je kunt groeien en een leven kunt uitbouwen. Waar je jezelf kunt zijn zonder stempels en vooroordelen, waar geen afstand of gedoseerde liefde is, maar wel veel warmte, openheid, vrijheid, oprechtheid en veiligheid.’

Als je opgroeit op een plek die niet als een thuis aanvoelt, hoe pak je het dan later zelf aan?

‘Toen ik op studio ging wonen, had ik geen geld, maar ook niet de motivatie en de kracht om er iets gezelligs van te maken. Ik had eindelijk een plek die van mij was, ik kon douchen en naar het toilet gaan wanneer ik wilde, maar het was ook triest. Alles was altijd functioneel geweest en dat is het nog lang gebleven. Ik zat bij de jeugdbeweging en huilde wanneer ik na een kamp weer naar mijn studio moest. Ik nodigde ook nooit iemand uit, want ik had dat niet geleerd. Mijn vriend was een van de enige gasten en hij schrok toen hij zag hoe basic het er was. ‘Ik ken je anders,’ zei hij, ‘warmer.’ Dat hij me hielp bij het verhuizen, was voor mij dan weer een schok: iemand die me hielp. Ik ging verf kiezen voor mijn nieuwe plek, en hij vroeg welke kleur ik mooi vond. De goedkoopste, was mijn eerste reactie. Hij leerde me om een paar euro meer uit te geven en er iets moois van te maken. Dus schilderde ik mijn kamer geel.

In het begin was ik bang van cohousing. Ik vroeg wat de afspraken waren. Dat je de huur betaalt, zeiden mijn huisgenoten. Ik stelde me aanvankelijk ook onderdanig op, alsof ik te gast was, maar zij hebben me uit mijn schulp gehaald. En als ik ziek was, gingen ze voor mij naar de apotheek. Dat was echt geweldig, daardoor ging ik me thuis voelen. Toen ik ook al eens durfde te vloeken of zeggen wat ik niet tof vond, werd die plek echt mijn plek.’

Je hebt met de geldsom van de Scriptieprijs een reis gemaakt.

‘Toen ik won, wilde ik het geld sparen. Mijn vriend zei: ‘Je droomt al zo lang va n een reis, en je hebt het verdiend.’ We hebben afgelopen zomer de Trans Mongolië Express van Sint-Petersburg door Rusland en Mongolië tot in China genomen. Een fenomenale reis, 25 dagen lang. Ik was nog nooit zo lang weg geweest. Het was geweldig, maar ik was ook blij dat ik kon terugkeren. Dat was een nieuw, verrassend gevoel. Ik had genoten van de reis, maar ik kon terugkeren naar een plek waar ik ook van geniet. Naar mijn thuis. En dat wens ik iedereen toe. Dat ze mooie reizen kunnen maken, en dan een thuis hebben om naar terug te keren.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content