‘Je wil dat het leven voor je kind een pretpark is zonder wachtrijen’

Jean-Paul Mulders mijmert in zijn column over de dingen des levens.

Mijn dochter van acht vraagt of ik het leven ook soms moeilijk vind. Dat hoor je niet graag, als vader. Je voelt je een gids die iemand vol vuur heeft uitgenodigd naar een plek waar hij zelf verdwaald is.

Je wil dat het leven voor je kind een pretpark is zonder wachtrijen. Een draaimolen vol sprookjesfiguren die het zacht en vriendelijk toewuiven.

Ik zwijg over mijn grootvader, die doodging toen ik veertien was. Ik zwijg over mijn vader, die mij toen troostte maar drie jaar later zelf de pijp uit ging.

Ik zwijg over verf die afbladdert en deodorant die je in de steek laat. Ik zwijg over de dichter die zich een Marsman voelde op aarde.

Ik zwijg over de man die mij als student een televisie verkocht die al na één dag de geest gaf. Aan de binnenkant bleek hij gerepareerd met wasknijpers. Toen ik de man belde, zei die: ‘Ik verkoop geen televisies. Als je mij nog één keer lastigvalt, bel ik de politie.’ Hij woonde in de Sas- en Bassijnwijk.

Ik zwijg over wat er in vervlogen tijden in de Oekraïne gebeurd is. Ik zwijg over gerechten die mislukken, ook als je trouw het recept met een mespunt kaneel volgt.

Je wil dat het leven voor je kind een pretpark is zonder wachtrijen.

In plaats daarvan zeg ik: ‘Ja, de ene dag vind ik de wereld ook een prettiger plek dan de andere.’

Mijn dochter vraagt wat ik dan doe als het leven mij moeilijk toeschijnt. Ik zeg dat het belangrijk is om in beweging te blijven. Je kunt touwtjespringen of zwemmen, want zoals bekend lossen donkere gevoelens op in water. Ze drijven weg in geheimzinnige dieptes achter wiegelende roosters.

Ik zeg dat je kunt tekenen of dansen, ook al is het dan maar in je woonkamer. Je kunt boeken lezen zoals De Meesters van het Verre Oosten, al hou ik meer van De jongen die een eikenhouten stoeltje at.

Mijn dochter zegt dat het gemakkelijker was vanuit het standpunt van een zaadje. Toen leek het alsof de zon altijd scheen en de lucht altijd blauw was.

Ik zeg dat je een zachte sjaal kunt omslaan als het koud wordt. Je kunt kijken hoe geweldig de kat een nieuwe kartonnen doos vindt. Je kunt chocolade smelten en vijf dooiers van het eiwit scheiden zoals alleen zij dat kan. Met een beetje geluk krijg je dan chocolademousse om duimen en vingers bij af te likken.

Over drank en pillen zwijg ik wijselijk. Ik zeg ook niets over sint-janskruid, dat ik ooit adviseerde aan twee fijne vrouwelijke collega’s met wie ik in een landschapsbureau zat. Ze klaagden dat ze er sproeten van kregen op onnoemelijke plaatsen. Dat vonden ze niet fijn, maar we werden er wel vrolijk van.

Het leuke aan kinderen is dat ze niet blijven kamperen in het donker, maar met klaterende stemmetjes al vlug weer de wereld bestormen. Een regenboog verrijst in de verte, een eenhoorn glijdt naar beneden. Mijn dochter speelt met een popje dat ze van een vriendin cadeau heeft gekregen. ‘Kijk!’ zegt ze. ‘Het verandert van kleur als je het in water legt.’

Ik lees voort in mijn boek, waar een bladwijzer in zit die zij voor mij gemaakt heeft. Er staat een zon op met lange wimpers en roze stralenkransen.

Zij heeft daarbij geschreven: ‘Voor de liefste papa van de weereld.’

De wereld is op zijn mooist als er een letter te veel in staat. Landschapsbureaus vind ik nog altijd vreselijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content