Columnist Jean-Paul Mulders reflecteert over ontsmettende gel en kermis in de hel.
De zon schijnt, het is bladstil en we wachten op het virus dat onder de microscoop lijkt op een kroontje. Ik leer dat je beter niet je hand voor je mond kunt houden maar in je elleboog moet hoesten, zodat je geen ziektekiemen gaat verspreiden. Het is raar als je de wellevendheid van je moeder overboord moet kieperen. Sommige dingen zijn strijdig met mijn gevoel voor elegantie. Whatever the cost may be, mij ga je niet betrappen op het hoesten in de holtes van gewrichten. Niet in ellebogen, niet in knieën en niet in klotsende oksels.
Wel heb ik gel gekocht om handen te ontsmetten. Niet omdat ik denk dat je zo aan de pest of cholera kunt ontsnappen, maar vanuit wat de viroloog ‘dadendrang’ noemde. Dadendrang is iets wat ik vaak kan voelen, terwijl het meestal beter is om af te wachten en niet zo dwaas te zijn als de tuinman die naar Ispahan ontsnapte. Op de handgel staat dat het er een is met jojoba. Ik weet niet hoe jojoba eruitziet, wel dat het zo’n woord is dat ik liever niet uitspreek in de aanwezigheid van derden. In de kleine lettertjes staat te lezen: verwijderd houden van warmte, vonken, open vuur, hete oppervlakken en andere ontstekingsbronnen.
In je elleboog hoesten is in strijd met mijn gevoel voor elegantie.
Ondanks deze aanbeveling waag ik mij met doodsverachting in de supermarkt, waar mensen wantrouwig opkijken als ze mij horen hoesten buiten mijn okselholte. Uit pure balorigheid vermijd ik pasta en conserven, maar kies leeftocht en woorden waarvan de houdbaarheid beperkt is. Ik schuif aan bij de kassa, met mijn voordeelkaart in de aanslag. Het trekken van voordeelkaarten geeft mij altijd een wat onnozel gevoel, in deze wereld waarin de rijken almaar rijker worden. Op een scherm ter hoogte van het leeggoed staat te lezen: ‘Twintig medewerkers pluizen continu alle folders uit, zo hebt u alle promo’s.’ Ik stel me voor hoe iemand enthousiast reageerde op de vacature Folderuitpluizer (m/v/x). Ik vraag me af hoe ik mijn passie daarvoor tijdens een sollicitatiegesprek zou motiveren. Het is gelukkig lang geleden dat ik een passie moest motiveren.
Het meisje aan de kassa overhandigt mij een groot vel waarop ‘mijn groentekalender’ staat te lezen. Mijn enthousiaste ‘dank u’ klinkt waarschijnlijk wat overdreven. Ik zie een vonk van ironie in haar ogen, als beseft ze ook dat een handig overzicht van seizoengroenten niet echt een wowcadeau is voor mansvolk zoals ik. Ze schenkt mij een glimlach die aarzelt tussen verlegen en samenzweerderig. Ik zie dons op haar oortjes en stel vast dat dons zelfs kan ontroeren in het koude licht van tl-lampen. Ze lijkt mij het soort meisje dat stiekem boeken van papier leest en daar diepe gevoelens bij koestert.
Op de parking schijnt de zon en valt er ook regen, een verschijnsel dat al eens dramatisch kermis in de hel genoemd wordt. Van regenbogen is echter geen sprake. Ook de fabeldieren zijn andere weiden gaan begrazen. Ik begeef mij op de openbare weg, vermijd obstakels en denk aan een televisieprogramma dat ik onlangs gezien heb: Alloo in de parenclub. Een Kenneth zei met ontbloot bovenlijf dat hij het spannend vond.
Thuis hang ik de groentekalender op in de keuken. Ik verneem dat het de tijd van aardpeer en raap is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier