Jean-Paul Mulders pent zijn hersenspinsels neer in zijn wekelijkse column.
Eeklo is in de ban van een mysterieuze man die lukraak bomen omzaagt. Ze zeggen het op de regionale televisiezender, die de klok rond hetzelfde nieuws uitbraakt. De man verplaatst zich op een damesfiets, draagt donkere kleding en heeft een kleine kettingzaag bij zich.
Met een kettingzaag rondrijden op de fiets is een van de dingen die ik nog niet gedaan heb in het leven. Niet in donkere en ook niet in lichte kleding. Sommigen zeggen dat je alles eens moet proberen, van het zeven van bloem tot meedoen aan een triootje. Waarom dat zou moeten, heb ik nooit begrepen. Er zijn bekers die ik liever aan mij laat voorbijgaan. Bloem zeven vind ik afstompend en een trio lijkt mij vermoeiend.
Benieuwd ben ik wel naar de man die voor een tragikomische, Vlaamse versie zorgt van The Texas Chainsaw Massacre. Welk groot leed leidt tot de drang bomen te vellen die je geen strobreed in de weg gelegd hebben? Ik denk aan de doorsnede van een boom die ik zag in het oorlogsmuseum in Ieper. Via de jaarringen kon je vanuit het heden opklimmen tot bij de nederlaag van Napoleon en nog dieper de tijd in. Ik denk aan de kersenbomen die ik bezat in Merelbeke. Toen ik een kers wilde plukken, stond de boom vol pitten op steeltjes. Ik hield mij tot diep in de nacht met dwaze hartstochten bezig, terwijl de vogels vroeg uit de veren waren en mij beroofden van vruchtvlees.
Ik zeg mijn dochter dat je altijd moet uitkijken voor dubbele bodems, in de taal zowel als bij mensen.
Vogels in kooien bezit ik niet, wel twee bomen in een stadstuin en vissen die leven baren in een hoek van de woonkamer. Mijn dochter (6) heeft de kleintjes het eerst gezien: een dozijn oogjes die zich voortbewegen in een schooltje. Dochter vindt het eigenaardig dat school zowel vis kan zijn als de plek waar zij leert lezen. Ik zeg haar dat je altijd moet uitkijken voor dubbele bodems, in de taal zowel als bij mensen.
’s Avonds, als de maan niet verschijnt en de zuiveren van hart zijn gaan slapen, zie ik dat er een vis dood ligt op de bodem van het aquarium. Het blauw is vervaagd, de sluierstaart aaneengekleefd tot een zielig penseeltje. Ik schep de koudbloedige uit de bak met een netje dat speciaal voor het scheppen van koudbloedigen bestemd is. Mijn dochter is van oordeel dat je dode vissen ter aarde moet bestellen, maar ik vind een zeemansgraf toepasselijker. ‘Hup’, denk ik als het visje gestroomlijnd in de donkerte van het toilet glijdt. ‘Bevrijd van alle aardse ketenen. Geen verlangens meer die toch niet vervuld worden.’
Soms word ik overvallen door zulke gedachten, op andere momenten vind ik het bestaan hier op aarde prachtig. Bijvoorbeeld als ik verse muntthee ga drinken met de gracieuze Sophia. Zij is een vorstin die zich daar nog niet van bewust is. Soms kust zij een kikker, en verbaast zich erover dat hij geen prins wordt.
Na het zeemansgraf lees ik voort in mijn roman van de Noorse schrijver Lars Mytting. Het gaat over twee ontroerende klokken die gesmeed zijn van verdriet en zilver. Op de regionale televisiezender passeert voor de honderdste keer het nieuws van de geheimzinnige bomenveller. “Wat steek je daar nu mee in je zakken?”, vraagt een Eeklonaar zich af in een straatinterview.
Het valt me op dat hij een grote broek draagt.
Mulders gaat er deze zomer even tussenuit. Je leest hem opnieuw op 21 augustus.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier