‘Ik voel sympathie voor alles wat met uitsterven bedreigd is’

Jean-Paul Mulders reflecteert over schoenmakers en valparkieten.

Er gebeurt tegenwoordig veel tegelijk in de wereld. Natalia is zwanger, de wegen van de liefde blijven ondoorgrondelijk en ik rijd naar Zoutelande om te kijken of het mooie liedje echt is.

Er grijpt een virus om zich heen en mijn schoenmaker zegt dat het de straf van de natuur is. Ook zoekt hij een nieuw baasje voor zijn valkparkiet, nu bij hem een allergie voor pluimvee is vastgesteld. Bij hem: dat is dus bij de schoenmaker. Niet bij de valkparkiet, die zichzelf niet tot het pluimvee rekent.

De parkiet heet Kastaar en mijn schoenmaker zegt dat Kastaar zich altijd meer mens heeft gevoeld dan vogel. ‘Als hij een andere vogel ziet, dan kijkt hij daar wantrouwig naar. Je ziet hem denken: wat is dat voor een rare snoeshaan?’

Ik voel sympathie voor alles wat met uitsterven bedreigd is.

Ik kom graag over de vloer bij de schoenmaker. Hij kent zijn vak en je kan er de leest uit het spreekwoord zien met eigen ogen. Ik voel sympathie voor alles wat met uitsterven bedreigd is: de schoenmaker, het spreekwoord, de sprekende klok, de vaste telefoon, de vrouw zonder tattoo, de sneeuwluipaard en de korhoen.

In een ruimte achter de winkel speelt de korhoen schaak met zijn klanten – ik bedoel de schoenmaker, anders werd dit een dierenverhaal van Toon Tellegen zoals ik die ’s avonds voorlees aan mijn dochter. Ons boek telt zeshonderdachtendertig pagina’s; als bladwijzer gebruiken wij een verjaardagkaart van toen ik zelf zes jaar was. ‘Deze heel bijzondere kaart’, staat erop gedrukt, ‘komt bij jou met snelle vaart / om je te vertellen, welgezind / je bent zes vandaag, mijn lieve kind.’ Ik ken de tekst intussen uit het hoofd, want elke keer wil mijn dochter die voorlezen. De kaart is getekend: Peter & Meter. Ik verwonder mij erover dat woorden langer dan mensen leven. Soms maken ze hun belofte van bijzonderheid pas waar een generatie later.

Lachen met echtheid, dat doe ik niet gemakkelijk.

Maar ik ben afgedwaald naar de korhoen en ik was bij de schoenmaker. Het neemt mij voor hem in dat er Christiaan & Leon staat, op de winkelruit en op de papieren zakken waarin de schoenen als verse broodjes verpakt zijn. Leon, dat was zijn vader, die al jaren vertoeft op een plek waar geen schoeisel meer nodig is. Ik hou van trouw die voortleeft over het graf.

Een glimlach glijdt over het gezicht van de schoenmaker, terwijl hij met een nijdig hamertje klopt op een bottine. ‘Op zondag ga ik soms bij Kastaar in de volière zitten’, zegt hij. ‘Met een glas whisky en zoute chips. Hij is zot van zoute chips. Je moest eens horen hoe blij hij dan is.’

Hij strijkt lijm op een zool en zegt daarbij weemoedig: ‘Ik ben zijn vader en zijn moeder en zijn beste vriend. Ik hoop dat ik hem af en toe nog kan bezoeken.’

In deze brute wereld kun je de draak steken met vriendschap voor kromsnaveligen. Maar lachen met echtheid, dat doe ik niet gemakkelijk. Het is mijn tegengif voor mottiger anekdotes. Zoals die van de vriendin en haar geparkeerde auto. Er had iemand tegen gereden en de schade was aanzienlijk. Ze vond gelukkig wel een briefje onder de ruitenwisser. Zij dacht: er zijn nog mensen die deugen.

Het waaide en het briefje flapperde. Het telefoonnummer erop bleek helaas onbestaande.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content