‘Ik heb geleerd mij niet langer aan decadentie te ergeren’

‘Decadentie kan mooi zijn, zoals een boterham mooi is die je na drie weken in een vergeten brooddoos aantreft’, schrijft columnist Jean-Paul Mulders.

Ik maak tomatensoep met kippenfond die je alleen bij Albert Heijn kunt vinden. Op het potje staat: ‘Für 1 Liter wird 980 g Hühnerknochen verwendet.’ Dergelijke Duitse zinnen voeren mijn gedachten naar licht dat weerspiegelt in de bril van Heinrich Himmler.

Liever dan aan Heinrich Himmler denk ik aan mijn vader zaliger, die mij kreeg toen hij al vijfenvijftig was. Tijdens de oorlog vervalste hij in Brussel papieren voor Joden die met deportatie bedreigd werden. Bij mijn moeder op de kast ligt een bronzen medaille, waarop vogels door de lucht wieken. ‘Van de Joden van België’, staat erop te lezen. En: ‘Uit erkentelijkheid.’ Ik ben trots dat mijn vader, met gevaar voor eigen leven, mensen uit de klauwen van de nazi’s hielp ontsnappen. Soms vraag ik mij af of ik dat ook zou durven. Ik kreeg nog niet vaak de kans om de held uit te hangen, in onze samenleving die een beetje verweekt is. Op een meter afstand van mijn vaders medaille, vertelt mijn moeder (74) hoe ze een selfiestick kon bemachtigen in de solden. ‘Hij is roze,’ zegt ze, ‘en kost maar drie euro.’ Mijn dochter (12) kijkt naar mij en rolt met haar ogen.

Ik heb geleerd mij niet langer aan decadentie te ergeren.

Liever dan aan roze selfiesticks denk ik aan gesprekken met mijn vader, in de tijd dat mensen hun boodschappen deden in de Priba 2000. We hadden het over buitenaards leven, over leven na de dood en over schitterende vergezichten die de mensheid wachtten. We dachten dat de toekomst vliegende auto’s zou brengen en robots die ontbijt op bed brachten. Niemand voorzag de sociale media. Niemand verwachtte dat mensen zich 24/7 online tegen elkaar aan zouden schurken. Ik like foto’s van katten met een oor af en van zwangere buiken met mandarijnenpartjes. Ik zeg aan mijn dochter (6) dat zevenenvijftig mensen op Instagram haar foto geliket hebben. Zij vraagt: ‘Is het een wedstrijd?’

In de echte wereld lijkt niemand intussen nog goed te weten wat we leuk en wat we niet leuk moeten vinden. ‘Europa lijdt aan schizofrenie en zinsverbijstering’, zei onlangs hoogleraar internationale politiek Jonathan Holslag. ‘We weten niet meer wie we zijn en dan gaat elke samenleving eraan. De implosie van de westerse samenleving lijkt onafwendbaar.’

Het was zo’n interview dat mij bijblijft. Als ik kijk naar Villa Politica of naar een show met dragqueens op Netflix, bekruipt mij ook weleens het gevoel dat ik in een hippe variant van het West-Romeinse Rijk leef. Maar al blijf ik stiekem dromen van heldendaden, ik heb geleerd mij niet langer aan decadentie te ergeren. Decadentie kan mooi zijn – zoals een boterham mooi is die je na drie weken in een vergeten brooddoos aantreft.

In mijn decadente wereld loop ik dus goedgemutst door de kou. Ik draag een lichtblauwe sjaal die mijn grootmoeder zaliger dertig jaar geleden voor mij gebreid heeft. Ik vond hem onlangs terug; hij geurt naar vergeten winters. ‘Twee rechts twee averechts’, taxeert een oudere dame met kennis van zaken. ‘Op een onpare hoeveelheid steken.’

Ik heb de sjaal zo leren knopen dat vrouwen zeggen: ‘Wat leg jij een leuke knoop in je sjaal zeg!’

Dat is het op twee na grootste compliment dat je als man kunt krijgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content