‘Hemingway is een legende, maar een die ik niet meer zo “wow” vind als vroeger’

Het is zo’n dag waarop er wordt getoeterd in de verte. And I miss you, like the deserts miss the rain, hoor ik uit een auto komen die voorbijrijdt.

De woestijnen missen niets natuurlijk. Zij zijn als onbewoonde planeten of als de harten van sommige mensen, die spijt noch liefde kunnen voelen. Maar het klinkt goed, woestijnen die de regen missen. Ook de naam van de groep is van het type dat blijft hangen: Everything But The Girl. Het komt van een beddenwinkel die in Hull tegenover de plaatselijke pub lag. Op de muur stond geschreven: ‘For your bedroom needs, we sell everything but the girl.’ De laatste vier woorden werden min of meer onsterfelijk.

Hemingway nam een machinegeweer mee als hij ging vissen. Hij vond het geinig om met granaten naar reuzenschildpadden te gooien

Een desert is een woestijn, leg ik uit aan mijn jongste dochter, maar een dessert is een toetje. Ik heb een zwak voor namen van popgroepen. The Bambi Molesters hebben een nummer dat naar de naam Bikini Machine luistert. In de videoclip doen magere jonge vrouwen iets met een hoelahoep. Ondanks herhaaldelijke pogingen ben ik er nooit in geslaagd een hoelahoep langer dan twee seconden om mijn middel te doen draaien op de voorgeschreven hoogte. Wellicht behoor ik niet tot de doelgroep. Een vriend was zo vriendelijk mij te laten weten dat Jean-Paul in de lijst staat met 624 ouderwetse Vlaamse jongensnamen. Er is ook een lijst met 724 oude Vlaamse meisjesnamen – van Adela tot Zulma. ‘Meer dan ooit grijpen mensen terug naar de babynamen van weleer’, stond er troostend.

Ondanks de last van een oude voornaam reed ik onlangs naar Damme, opgewekt en in vrolijk gezelschap. De zon verblijdde de wereld, op een gevel stond Lamme Goedzak. Ik kocht een boek dat ik lang geleden al eens had gelezen: Dag en nacht feest van Ernest Hemingway. De winnaar van een Nobelprijs en een Pulitzer neemt je mee naar het Parijs uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Je proeft de wijn, de oesters en de vrouwen in de bistro’s en artiestencafés.

Hemingway is een legende, maar een die ik niet meer zo ‘wow’ vind als vroeger. “Ik schiet graag met geweren en ik dood graag en dat doe je in Afrika”, is een van de vele dingen die hij gezegd heeft. Hij nam een machinegeweer mee als hij ging vissen. Om de tijd te doden, schoot hij op zeevogels en haaien. Hij vond het geinig om met granaten naar reuzenschildpadden te gooien.

Naar het schijnt heeft hij nooit een olifant gedood, uit bewondering voor hun sociale vaardigheden en trouw. Zijn jongste zoon Gregory daarentegen, die later tot Gloria verbouwd werd, heeft er in één maand eens achttien neergelegd. Het maakte hem rustig, beweerde hij, maar het kan ook dat hij papa wou jennen. Hij noemde Ernest ‘een van gin doorzopen, misbruikend monster’.

In zijn latere dagen was de oude Hemingway zo levensmoe dat hij probeerde in een draaiende propeller te lopen en uit een vliegtuig te springen zonder parachute. Eerder had hij malaria overleefd en dysenterie, huidkanker, zes hersenschuddingen, twee wereldoorlogen én hoge bloeddruk.

‘The world breaks everyone and afterward many are strong at the broken places’, schreef hij in A Farewell to Arms.

Een maat van mij heeft zijn kat naar hem vernoemd: Nestje. Hij stelt het voor de rest voortreffelijk.

jean-paul.mulders@knack.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content