‘Erger dan de vage dreiging vind ik misschien nog wel het videochatten dat wild om zich heen grijpt’

‘Als de wereld uiteenvalt, biedt het houvast pietluttigheden te controleren’, schrijft Jean-Paul Mulders in zijn column.

De sfeer in de supermarkt doet denken aan Thriller van Michael Jackson, maar helaas minder dansbaar. Hologige wezens scharrelen langs de rekken en deinzen achteruit als je ze kruist in de smalle gangen. De meesten dragen mondmaskers of handschoenen, één man heeft besloten zijn motorhelm aan te houden bij het winkelen. Zo ziet de wereld eruit als iedereen als de dood is om te sterven. In tijden van rampspoed heb je twee soorten mensen: zij die bloedserieus worden en zij die nog kunnen lachen, omdat zij weten dat dit leven maar een test is op onze tocht naar troostrijke verten.

Erger dan de vage dreiging vind ik misschien nog wel het videochatten dat wild om zich heen grijpt

Thuisgekomen besluit ik de winkelwaar niet in quarantaine te zetten, hoewel ik heb gelezen dat het virus 24 uur kan overleven op karton, 48 uur op roestvrij staal en 72 uur op plastic. In arren moede – een mens wil toch iets doen – laat ik de gratis virusscanner een deep scan uitvoeren van mijn computerbestanden. Ook was ik de lakens en vervang een lamp die de geest heeft gegeven. Als de wereld uiteenvalt, biedt het houvast pietluttigheden te controleren.

Toch denk ik dat besmetting niet valt te vermijden, als je kinderen hebt met moeders die nog in de zorg actief zijn. Soms wil ik naar buiten rennen en mij tegen het virus aanschurken. Victoria aut mortis, dat betekent: overwinnen of sterven. Ik wil zo snel mogelijk de gegeerde groepsimmuniteit verwerven. Toch deins ik terug als ik een ex-patiënt hoor zeggen: ‘Het was alsof mijn lichaam in brand stond.’

‘Heb jij al corona?’ vraag ik aan de kat in een poging om de scherts in het land te houden. Hij kijkt mij aan met zijn grote amberkleurige ogen. Ik voer het grapje af als ik lees dat een Waalse kat effectief het virus heeft gekregen van zijn baasje. ‘Als je dit nu hoort, zou ik niet graag een kat meer zijn vandaag’, zegt de zoveelste viroloog die machteloos opdraaft.

Ik denk dat deze dagen de hel op aarde zijn voor mensen die in normale tijden al kampten met smetvrees. Erger dan de vage dreiging vind ik misschien nog wel het videochatten dat wild om zich heen grijpt. Beneden oefenen mijn dochters maaltafels en Latijnse verbuigingen voor de webcam, terwijl ik boven schrijfadvies geef aan studenten. Er is geen plek in huis meer waar je je onbespied waant. Ik wist niet dat Big Brother de stem van een schooljuffrouw had.

In de krant lees ik dat de overheid niets dan lof krijgt voor haar aanpak. Zelf ben ik daar iets minder vol van. Ik herinner mij dat ik, als ongeschoolde burger, de uitbraak van de plaag precies voorspelde: in de week na de krokusvakantie. Zoals veel mensen begrijp ik niet waarom men toen iedereen zomaar liet terugkeren van vakantie in besmette gebieden. No use crying over spilled milk, kun je zeggen, maar ik heb het niet voor dingen die draconisch maar te laat zijn. Als je een steek hebt laten vallen, zwijg dan en probeer de meubelen te redden. Dat zijn veel zegswijzen in weinig zinnen.

Als kers op de taart blijkt mijn jongste dochter luizen te hebben. Dat kunnen we nu wel missen als kiespijn. Ik denk aan sprinkhanen en aan de plagen van Egypte.

‘No viruses found’, meldt intussen mijn computer triomfantelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content