Een loedermoeder over waarom het oké is gsm-verslaafd te zijn

© Getty Images/iStockphoto

Tijdens haar ouderschap leerde Hanne Luyten een belangrijke les: iedereen doet maar wat. Daarover schreef ze nu het doodeerlijke en erg geestige boek #nietaankindengezinverklappen. Geniet van dit voorsmaakje.

Ik ben degoutant verslaafd aan mijn telefoon. Dat besef ik, en daar zijn geen excuses voor. Maar ik heb wel een goeie reden voor die blinde liefde voor mijn telefoon: mijn smartphone is namelijk af en toe een manier om mezelf terug te vinden in de chaos van het gezinsleven. Ja, dan zit ik op de speelmat tussen tienduizend Duploblokken naar mijn telefoon te kijken. Maar soms MOET ik er even uit naar de echte wereld. En die zit, raar maar waar, in mijn telefoon.

It takes a village to raise a child. Iedereen kent dat van oorsprong Afrikaanse gezegde wel, over hoe je een kind eigenlijk in gemeenschap opvoedt. Zo was het gewoon ook in Afrikaanse stammen, letterlijk. Je kreeg je kind, en je werd omringd door een hele hoop naasten die mee voor dat baby’tje zouden gaan zorgen. Akkoord, jij bent de moeder. Maar grootouders, tantes, buurvrouwen… iedereen zorgde mee voor dat kindje alsof het van henzelf was. Jonge moeders kregen bij de opvoeding van hun kroost de steun en de hulp van letterlijk het hele dorp.

‘Moeten we niet eerst ergens een soort examen afleggen?’

En eerlijk? Dat is verdomd nodig ook. Want hoe raar is dat eigenlijk, ouders worden? Akkoord, ik was dan wel 38 weken zwanger, maar ik kende echt nougatbollen van kinderen, want ik vond het niet nodig om ook maar iets van prenatale lessen te gaan volgen. Nee, dat is gelogen. We zijn naar welgeteld één infoavond in het ziekenhuis gegaan waar we eerst dia’s te zien kregen van bevallingen, waar mijn lief me dan heeft moeten buiten dragen want, lieve help, die dia’s. (Wat was dat eigenlijk? Beste anticonceptie ooit. Beetje te laat, maar toch.) Daarna kregen we een rondleiding op de materniteit, en ik kon alleen maar vragen bedenken als: ‘Welke kamer is het grootst? Is er hier internet? En mag ik kiezen welk ontbijt ik krijg?’ Griezelig onwetend, dat was ik.

Paniek!

Enfin, je krijgt dan dat kind. Je kent er nog steeds niks van. Je overleeft de eerste nacht. Je kent er ’s morgens nog altijd niks van, en drie dagen later moet je vertrekken – volop in die babyblues. Met een mens! Ze laten je vertrekken met een echt mensje, waar je niks van kent en waarvan verwacht wordt dat JIJ er nu voor zorgt. Twee volstrekt onwetende ouders, met een kind van vlees en bloed. Moeten we niet eerst ergens een soort examen afleggen?

Dat zou zeker en vast de meest verstandige optie zijn geweest. Want voor je ’t weet ben je aan het prutsen met een autostoeltje in de wagen en besluit je naast je kind te willen gaan zitten achteraan. Je hangt nog maar met haken en ogen aan elkaar – fysiek en mentaal – maar je sleept je totaal uitgeputte lijf over die achterbank tot naast je kind. Om vervolgens als een soort Hyacinth Bucket op speed OVERAL gevaren te zien. In de slagboom van de parking, in de stoeprand waar je over moet, in de fietser die nog drie straten verder is, in alles hoger dan de tweede versnelling. Ik schreeuw instructies naar mijn partner alsof hij een blinde bejaarde is, die zijn rijbewijs in de jaren 50 gratis is gaan afhalen in het stadhuis.

‘Ik herinner me nog heel goed dat ik met mijn oudste kind thuis kwam van het ziekenhuis, ik haar in haar park legde, en dan totaal verdwaasd heb staan staren naar dat nieuw persoontje, terwijl ik me luidop afvroeg: ‘En wat is dan nu juist de bedoeling?’ ‘

We wonen vlakbij het ziekenhuis, maar doen 25 minuten over de rit omdat ik TOTAAL over de rooie ga als mijn man sneller durft te rijden dan 35 km/u en omdat ik hem drie keer doe stoppen aan de kant omdat ik denk dat ons kind niet meer ademt. Je komt dan thuis met dat verse kind, totaal hyper door adrenaline, kraamtranen en stress, en daar krijg je een slag van de hamer.

Waar is die handleiding?

Want vanaf nu ben je verantwoordelijk voor een hele nieuwe persoon, die dan weer 100% afhankelijk is van jou en – als die er is – van je partner. Jezus Christus, wat een ongelooflijke druk op de schouders van die first-time moederkes. Ik herinner me nog heel goed dat ik met mijn oudste kind thuis kwam van het ziekenhuis, ik haar in haar park legde, en dan totaal verdwaasd, verbaasd, verloren en verward heb staan staren naar dat nieuw persoontje, terwijl ik me luidop afvroeg: ‘En wat is dan nu juist de bedoeling?’

Daar kwam voor alle duidelijkheid geen antwoord op, want de vader van mijn kind was even onwetend als ik. En dus stonden we daar als twee idioten wat te staren naar dat hoopje mens. Daarna zijn we in de zetel gaan zitten, terwijl ik van op afstand bleef staren om te kijken of ze wel ademde. Vervolgens legde ik haar in haar wipstoeltje. En staarden we nog maar wat meer. Want niemand kon ons vertellen wat nu precies de bedoeling was.

Wat moesten we nu doen? Waar is in godsnaam de handleiding van een pasgeborene? Ik heb dit kind zelf gemaakt en ik ken haar niet eens. Waarom weent ze? Waarom weent ze niet? Waarom slaapt ze? Waarom slaapt ze niet? Waarom slaapt ze zo lang? Waarom slaapt ze zo kort? Waar in godsnaam is mijn village om dit kind samen mee op te voeden? HELP.

Hulplijn

En pas op, eigenlijk mag ik niet eens klagen, want ik had wel een kleine village rond mij. Mijn mama stond op speed dial, die had namelijk al eens kinderen gehad die niet compleet verknipt uit hun jeugd zijn gekomen, dus dan belde ik haar maar met mijn triljard totaal idiote vragen. En mijn tantes waren ook bereikbaar. Maar ik was 26 en de allereerste in mijn vriendenkring met een baby. In mijn generatie had ik helaas geen enkele beschikbare hulplijn.

‘Onze samenleving is zodanig versplinterd en geïndividualiseerd dat dat gewoon niet meer bestaat, zulke gemeenschappen die in dezelfde mate als vroeger, voor elkaar en elkaars kinderen zorgen’

Daarom telefoneerde ik ook af en toe naar de vriendelijke mensen van de Kind en Gezin-lijn. Want als je daar naar belt, krijg je een verpleegster aan de lijn. Hoera! Een mens die tegen mij praatte, iemand die iets kent van kinderen en medisch onderlegd is. Ideaal. En dus stalkte ik hen ook af en toe met mijn vragen. Mijn mama, mijn tantes, en de vriendelijke mensen van de Kind en Gezin-lijn: dat was mijn village. En voor de rest verdwaalde ik tijdens mijn eerste kraamdagen vooral in denkbeeldige donkere hoekjes en verlaten straten.

En zo gaat het natuurlijk wel vaker, de dag van vandaag. Onze samenleving is zodanig versplinterd en geïndividualiseerd dat dat gewoon niet meer bestaat, zulke gemeenschappen die in dezelfde mate als vroeger, voor elkaar en elkaars kinderen zorgen. We zijn gewoon veel minder afhankelijk van onze culturele of religieuze leefgroepen dan tientallen jaren geleden. Het is hier Afrika niet, en we leven ook niet in het Amerika van de jaren 70, waar je je kinderen kon laten opgroeien in een commune van gelijkgestemde hippies met wie je mee samenhokte. (Thank. Frigging. God.)

Moederkesgroepen

Nu, ik mocht van bijzonder veel geluk spreken dat mijn eerstgeborene, mijn Maxikind, de makkelijkste baby ter wereld was, dus na een paar weken had ik wel voldoende zelfvertrouwen opgedaan om niet meer ZO afhankelijk te zijn van die piepkleine village van mij. Maar ik kan me voorstellen dat er voor moederkes die hun eerste kindje krijgen, en waar er iets niet volgens een ideaal scenario afspeelt, wel eens heel snel, heel donkere dagen kunnen volgen. En precies daarom ben ik dolgelukkig met de komst van smartphones en meer bepaald WhatsApp. Want ik besef nu dat dat gewoon de villages van vandaag zijn: WhatsApp-moederkesgroepen. En ik juich en ik dans want ik ben waanzinnig grote fan van het dorp dat WhatsApp is.

‘In WhatsApp-dorp kan je rekenen op doodeerlijke feedback en dat klein duwtje in de rug dat je soms nodig hebt. En dat is goud waard, als het eventjes niet opklaart na alweer een donkere nacht’

Hoe makkelijk is dat niet? Met een smartphone heb je je village van tientallen virtuele hulplijnen in je hand. Ikzelf zit in een aantal totaal 20 verschillende moedergroepjes: er is er eentje met vriendinnen met kinderen, er is een groepje van de mama’s van schoolvriendjes, er is een groepje van ex-collega’s met kinderen, en dan nog wat losse flodders hier en daar. En er wordt gepraat in die groepjes, dat kunt ge niet geloven. Over de kinderen, over problemen, over triomfen, over ergernissen, over mom hacks, over het huishouden, over alles. Maar wel altijd eerlijk.

En dat is zo mooi. Moederkes die elkaar vinden in de herkenbaarheid van elke dag, dat is ’t schoonste dat er is. Want er is enkel steun en warmte in die groepjes, er zijn geen oordelen of er is geen mommy shaming, maar enkel lieve woorden en eerlijke reality checks. Precies wat mama’s af en toe nodig hebben. Geen sugar-coating, maar wel steun. Door lastige periodes met peuterpubers of door zalige periodes met doorslapende baby’s. Van praktische vragen over hoe je in godsnaam ingedroogde snottebellen van de stoffen zetel krijgt, tot: ‘Ik ben ziek, wie kan er mijn kind mee naar school nemen?’

Een loedermoeder over waarom het oké is gsm-verslaafd te zijn
© .

Je hoeft je opvoeding daarom niet altijd op dezelfde manier aan te pakken als andere mama’s in WhatsApp-dorp, maar je kan wel rekenen op doodeerlijke feedback en dat klein duwtje in de rug dat je soms nodig hebt. En dat is goud waard, als het eventjes niet opklaart na alweer een donkere nacht. Moeders zorgen er voor moeders eigenlijk, of zoals dat dan gaat in de virtuele villages van vandaag: #momsunited.

#Nietaankindengezinverklappen, Hanne Luyten (Borgerhoff & Lamberigts, 19,99 euro.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content