Café Vlissinghe: Terug naar 1870
De legende wil dat Rubens er zijn pinten betaalde met schilderijen en keizer Karel de toenmalige cafébazin bezwangerde. Café Vlissinghe in Brugge is de oudste kroeg van de stad. De boekhouding en toogverhalen gaan er terug tot 1515.
Café Vlissinghe, Blekersstraat 2, 8000 Brugge
Bestel: een Brugse Zot
Een zonnige donderdagmiddag in het Venetië van België. We wandelen langs de Spinolarei, naast ons varen toeristenbootjes over het water. Goed verstopt in een steeg van het Sint-Annakwartier ligt Café Vlissinghe. We gaan binnen door een lage, ietwat zonderlinge gang en komen in de lege gelagzaal van de kroeg terecht. De enige aanwezige in het donkere decor is Bruno Chinitor, de eigenaar. “Iedereen zit buiten op het terras,” zegt hij, “hoe zou je zelf zijn met zo’n weer.”
Het interieur van het drankhuis is dat van 1870, met hier en daar nog oudere meubelstukken. De armstoel van Anthony van Dyck staat aan de haard. In het midden van het café rust een grote houten tafel. Aan de muur: zwart-witportretten van mannen met snorren en vrouwen met baarden.
Bruno Chinitor (41) en zijn vrouw Griet Balduck (39) runnen het café sinds 1998. Bruno stond voordien in een jongerenbar maar was het boenkeboenke-nachtleven beu. Zijn vrouw werkte in restaurant De Kroon. “De Vlissinghe zat eind jaren negentig in een dipje. Dankzij mijn vader, die hier vaste klant was, wist ik dat ze nieuwe eigenaars zochten.”
Tot 1515 zijn er papieren terug te vinden van de kroeg, die vroeger eigenlijk een herberg was. Paard en koets hielden toen halt waar nu de tuin ligt. “Na de oorlog was de Vlissinghe even een bordeel”, weet Bruno, “maar het café heeft vooral een culturele geschiedenis.”
In 1869 was de kroeg in handen van Leon De Meulemeester die de Vlissinghe de reputatie gaf van een kunstcabaret voor klanten uit de bourgeoisie en het artiestenmilieu. Beeldhouwers, toneelgezelschappen en later de sterren van de eerste bioscoopfilms, allemaal frequenteerden ze het café, dat onder leiding van Leon een drankhuis werd waar nieuwe biersoorten ingeburgerd raakten.
Het huidige interieur van de kroeg is aan hem te danken. “Vandaag zakken er toeristen van IJsland tot Japan voor af”, zegt Bruno. “Als je de oudste kroeg van Brugge runt, dan sta je in elke buitenlandse reisgids. Vanavond nog zal een Indiase filmploeg langskomen. Hier zijn ook al tv-opnames van Aspe geweest.”
‘Welgekalant estaminet’
Achter de toog ligt een vergeeld boekje, uitgegeven in 1986 en door plakband bijeengehouden. De historiek van de Vlissinghe staat erin beschreven, met foto’s en fragmenten die eeuwenoud zijn. De openingszin luidt (in Middelnederlands): “De herberg Vlissinghe is een van ouds gekende en welgekalante estaminet.”
James en Ruth zijn ondertussen de bar binnengewandeld, een ouder koppel uit het Engelse York. “We hebben vrienden in België wonen. Eén keer per jaar zakken we af naar dit café”, zegt de vrouw. “We go where the locals go.” Haar man bestelt een Rochefort. “We voelen ons hier erg op ons gemak. In de winter gaat de haard aan, heel gezellig. Weet je trouwens waar die ingekaderde plank voor staat die hier aan de muur hangt?” Hij wijst naar een plank achter glas waar namen op gekribbeld staan. “In 1962 zouden enkele klanten door de vloer gezakt zijn, waarna ze een nieuwe plankenvloer moesten leggen, alle toenmalige stamgasten hebben die avond die oude plank gesigneerd.”
Dan valt er een voetbalploeg binnen, mannen van uiteenlopende lichamelijke conditie. “Wij zijn twaalf kameraden,” zegt Walter, voorzitter van de amateurploeg, “al twee jaar komen we hier na de training onze dorst lessen.”
Er wordt Hoegaarden besteld. Walter vertelt me dat de voetbalploeg oorspronkelijk bestond uit leerkrachten van het Sint-Leocollege wat verderop. “Maar ondertussen is de samenstelling gewijzigd. Iedereen bracht al eens een nieuwe speler mee. Er zit nog maar één leerkracht van het college in de ploeg.” De twaalf zijn allemaal Bruggelingen van geboorte en hebben hun stad zien veranderen. “De toeristenstroom is gigantisch geworden. Een echte Bruggeling komt niet meer buiten voor tien uur ’s avonds. Je kunt gewoon niet meer op het trottoir lopen door het volk. En in het weekend moet je al zeker niet naar het centrum afzakken. De toeristen zijn goed voor de stad, maar het is dubbel. Je vindt bijna geen café meer zonder.”
Nog een fragment uit het vergeelde boekje. Een passage uit een verenigingslied gezongen op 25 oktober 1887:
“En onder ons in Vlissinghe
Is veel leute en plezier
T is er lijk een vischmine
Sinds Judith is alhier!”
Elke Lahousse
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier