‘Bij de vrouwen die ik tegenkom, lijkt het met dat klaarkomen erg mee te vallen’

Jean-Paul Mulders mijmert over de orgasmekloof, de sneeuw van de afgelopen weken en de teleurgang van de huisvrouw.

Het is zo’n dag waarover niets bijzonders valt te melden, behalve dat er sneeuw valt. Sneeuw is een wonder en een tijdmachine. Doordat het zo zelden sneeuwt in mijn leven – zwarte sneeuw daargelaten – kan ik mij vervlogen dagen met sneeuw nog haarscherp herinneren. Het zijn stapstenen waarlangs ik in de tijd terug kan reizen. Helemaal terug tot in 1985, toen de sneeuw al verdacht veel op die van nu leek.

Soms, in het bijzonder wanneer iemand roept in de verte, moet ik bij sneeuwval aan Schreeuwlandschap van Jotie T’Hooft denken. Dat vind ik een prachtige titel voor een dichtbundel, zoals ook Lief slecht ding van Frank Keizer. In plaats van poĆ«zie te savoureren of te mediteren met klankschalen, kies ik echter weer voor de gemakkelijke hap. Ik lees een artikel op een website, waarin van de orgasmekloof gewag gemaakt wordt. De orgasmekloof klinkt als iets met steile wanden waar je liever niet in wilt sukkelen. Bij nader inzien is ze minder gevaarlijk dan je zou denken. Bedoeld wordt ‘het verschijnsel dat mannen tijdens heteroseks vaker klaarkomen dan vrouwen’. Raymond heeft dat al vrijmoedig in Meisjes bezongen.

De orgasmekloof klinkt als iets met steile wanden waar je liever niet in wilt sukkelen.

Bij de vrouwen die ik tegenkom, lijkt het met dat klaarkomen erg mee te vallen. Het heeft een aparte charme als een vrouw het expliciet aankondigt. “Ik ga klaarkomen”, zegt ze dan, met een gevoel voor drama alsof er ergens op een druk plein een spijkerbom gaat ontploffen. Als man weet je niet goed wat je met een dergelijke mededeling moet aanvangen. In elk geval is het eervol. Het is prettiger om te horen dan de dienstmededeling dat het treinverkeer is ontregeld door een breuk aan de bovenleiding.

Maar om niet te ver af te dwalen en bij de weergesteldheid te blijven: ’s middags ga ik in restaurant HomblĆ© braadworst met spruitjes eten. Ik praat met de uitbaatster over de merkwaardige regel dat elk van ons de sneeuw voor zijn eigen deur moet ruimen. Dat vind ik een wonderlijk overblijfsel uit de jaren vijftig, toen in ieder huis nog een huisvrouw zat opgesloten. Dat woord doet mij denken aan een huisgeest uit de Slavische folklore. Alsof zo’n vrouw, na gedane taken, in een keldermuur werd ingemetseld. Alleen zo kon zij zich als een echte huisvrouw ontpoppen, van wie de geest tot in de eeuwigheid met het huis was verstrengeld.

Soms droom ik van echte huisvrouwen, en van kloeke etensgeuren die rond de middag klokvast uit huizen kwamen. Tegenwoordig loop ik vooral voorbij geurarme huizen, waar de sneeuw op het trottoir is blijven liggen. Wanneer moet je die wegruimen, als tweeverdieners, als je de hele dag uit bent gaan werken in Brussel? Wie aanleg heeft voor neurosen, kan op kantoor zitten piekeren: er heeft op mijn stoep toch niemand zijn staartbeen gebroken?

Gelukkig zijn er nog mensen die anderen sneeuw helpen ruimen. De bazin van restaurant HomblƩ vraagt of ik haar sneeuwschop wil gebruiken. Dat lijkt mij een goed plan, hoewel ik mij bij het strooien van strooizout zo burgerlijk voel als een deurmat. Mijn gedachten dwalen af naar een betreurenswaardig cijfer: volgens onderzoek vindt 55% van de Belgische vrouwen haar vulva lelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content