‘Als God bestaat, dan heeft hij de narcistische persoonlijkheidsstoornis’

Columnist Jean-Paul Mulders struint door zijn gedachten en pent ze voor ons neer.

Op Instagram posten jonge vrouwen foto’s van hun tenen en ik wandel door de stad met mijn dochter van zeven. De zon schijnt in onze ogen en ik zeg: ‘Oppassen bij het kruispunt!’

‘Een kruispunt,’ wil zij weten, ‘is dat een plek waar iemand hangt?’

Mijn frank valt niet altijd watervlug sinds hij in bitcoins is veranderd.

Een kruispunt, daarbij denkt zij aan de spijkers waarmee Jezus aan het kruis werd genageld. Zij zegt dat de meester hun voetjes heeft gewassen tijdens de lessen godsdienst. Ik weet niet of ik dat raar vind of prachtig. ‘Wat voor iemand is hij?’, wil ik weten. Ik stel mij een figuur met een sik en een droevige kop voor. Ze zegt dat hij met een motorfiets rijdt en vertelt enthousiast een parabel.

Ik hou van de manier waarop kinderen naar de wereld kijken, niet gehinderd door onze ervaring en kennis van zaken. Hoe zou dat zijn, als iedereen nog leeft en je niet elke trein ziet die zich achter een andere kan verschuilen?

Als God bestaat, dan heeft hij de narcistische persoonlijkheidsstoornis.

Terwijl zij mij inlicht over het mirakel van twee vissen en vijf broden, dwalen mijn gedachten naar de oude brouwerij waar ik lang geleden liep aan de hand van mijn grootvader. Ik was tien toen ik werd ingelicht over de tumor die hij had. Daar kon ik de ernst niet van inzien. Het leek te goed op Tuborg, een biertje dat hij graag dronk. Tegenwoordig draagt gerstenat vrolijker namen. Bij mijn laatste bezoek aan de drankencentrale kwam ik De Poes tegen, Meestereske en dokter Rudi. Die heb je beter niet onder de leden.

Met zijn tuborg zou grootvader nog twee jaar leven. Hij scharrelde onmachtig in huis rond, maar bleef elke avond trouw zijn horloge opwinden. Hij keek naar het nieuws op televisie, viel overdag en zocht in de nacht naar zijn ouders. Kort voor zijn dood drukte hij de wens uit dat ik onderpastoor zou worden. Pastoor, daar kon ik nog inkomen, maar dat ‘onder’ vond ik een grove miskenning van mijn talenten. Celibatair ben ik niet geworden. Wel droom ik soms nog van een vrouw die godvruchtig en trouw is.

Als God bestaat, denk ik wel, dan heeft hij de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Hij vindt zichzelf geweldig, maar zit niet veel in met zijn schepsels. Zulke dingen zeg ik niet aan mijn dochter. Ik ben muggengaas tussen haar en de wereld. Ik hou vliegend ongedierte uit de buurt en zorg dat haar nachtrust onverstoord is.

Celibatair ben ik niet geworden. Wel droom ik soms nog van een vrouw die godvruchtig en trouw is.

Terwijl ik mij nog muggengaas voel, komen mijn dochter en ik alweer op een zondoorspikkeld plein uit. Daar staat een groene meneer die vogelpoep op zijn hoofd heeft. Zij wil weten wat dat moet voorstellen. ‘Toondichter’, lees ik op het voetstuk. Ik zeg dat hij muziek schreef waar niemand nog naar luistert. Zij vindt dat een rare reden om voor altijd op de daken van auto’s te moeten neerkijken.

Thuisgekomen kijkt zij op YouTube naar filmpjes waarin met veel zorg en passie slijm bereid wordt. Haar zus zegt dat slijm nu toch al een hele tijd uit is. Terwijl de kat op haar staart jaagt, trek ik mij met de krant terug in het groene zeteltje. Op de voorpagina staat een lachend kakske. Ik lees: ‘professor Danny De Looze, bekend van stoelgangtransplantaties’.

Ik hoop dat de dag niet aan zwaarte ten onder gaat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content