Alleen in het rusthuis: ‘Thuis was het uiteraard beter. Daar voelde ik me nooit eenzaam’

Jorik Leemans
Jorik Leemans Journalist

‘Ik voel de eenzaamheid het meest wanneer ik in een ruimte zit met mensen die bijna niets meer kunnen.’ Knack Weekend polste in woonzorgcentrum Christine te Ekeren naar de eenzaamheidsgevoelens van de bejaarde bewoners.

‘Eenzaam? Nee. Of het moeilijk is om minder contact te hebben? Nee.’ Irène (89) zoekt de juiste woorden. ‘Luister, ik weet dat ik hier moet zijn. En dan moet je je schikken naar de situatie.’

De kranige tachtiger is een van de honderd bewoners van het Ekerse rusthuis WZC Christine. Ook al zou ze liever nog thuis wonen, heeft ze zich bij de situatie neergelegd. ‘Ik moet niet klagen: ik heb mijn tv, ik kan veel lezen en ik ben nog niet dement. Dus alles valt nog goed mee.’ (lacht)

Een op tien ouderen voelt zich dikwijls eenzaam, zo wijst een onderzoek van de Koning Boudewijnstichting uit, gebaseerd op een enquête bij meer dan 1.500 65-plussers. Een op drie ouderen voelt zich soms eenzaam en zestig procent van de ouderen is nooit eenzaam. Irène rekent zichzelf zonder twijfel bij die laatste groep. ‘Ik ben nooit eenzaam’, verzekert ze. ‘Ik ben heel gemakkelijk alleen. Dat is altijd al zo geweest. Mijn man en ik waren allebei geen spraakzame mensen en dan leer je omgaan met de stilte. Ik hou me gewoon bezig.’ Ze wijst al lachend naar haar televisie. ‘Zo kijk ik bijvoorbeeld nu elke dag naar den Tour en dan ben ik content.’

Irène
Irène© Jorik Leemans

Voor Harald Van Drom, de directeur van het rusthuis, klinken de cijfers herkenbaar. ‘We observeren dat eenzaamheid bij een deel van onze bewoners inderdaad een probleem is’, vertelt Van Drom. ‘We proberen dat maximaal op te vangen door aandacht te besteden aan afleiding. Daarbij hebben we enkele prioriteiten. Neem nu eten en drinken: we zorgen ervoor dat dat hoogtepunten zijn die alles wat aangenamer maken. Daarnaast voorzien we diverse activiteiten verspreid over de dag zodat de bewoners iets kunnen doen dat hen toestaat hun zinnen te verzetten.’

‘Elke voor- en namiddag staat er iets gepland. Quizzen, Rummikub, woordspelen, … We organiseren bijvoorbeeld ook praatcafés waarbij we onderwerpen als dementie behandelen. Daarbovenop hebben we verschillende activiteiten buitenshuis: de ene keer gaan we met onze bus naar de markt, dan weer naar een plantencentrum. Recent zijn enkele bewoners zelfs nog naar Technopolis geweest. En jaarlijks gaan we met tien à vijftien bewoners naar zee voor een vijfdaagse vakantie.’

Noodsignalen

‘Een van mijn eerste vragen als directeur was, uit nieuwsgierigheid, welke bewoners veel bezoek krijgen en welke weinig. De conclusie was dat wij veel mensen hebben die vaak bezoek krijgen. Heel wat bewoners krijgen bijna dagelijks iemand over de vloer, een groot deel minstens een keer per week en er is eigenlijk maar een kleine groep mensen waarvan we vaststellen dat die zelden of nooit bezoek krijgen van vrienden of familie. We kennen die mensen en zorgen ervoor dat tijdens de minder drukke periodes op een dag onze collega’s eens extra bij hen langsgaan om een gesprek op gang te trekken en ze wat tegemoet te komen in hun problemen.’

‘Eenzaamheid in de sector van de ouderen is sowieso een logisch gegeven’, benadrukt de directeur. ‘Ze zijn meer hulpbehoevend, hebben minder mobiliteit en dan komt er ook nog vaak het verlies van hun partner bij kijken. Dat rouwproces in combinatie met een minder aantrekkelijke woonomgeving zorgt soms voor een gevoel van eenzaamheid.’

Er is maar een kleine groep mensen waarvan we vaststellen dat die zelden of nooit bezoek krijgen.

Directeur Harald Van Drom

‘Je ziet dat de bewoners zelf moeilijk aandacht opeisen over hun eenzaamheidsgevoelens’, aldus Harald Van Drom. ‘Ze geven wel signalen waaruit je kan afleiden dat het onderwerp ter orde is. Af en toe hoor je uitspraken als “Het hoeft allemaal niet meer’ of ‘Ik hoop dat het morgen gedaan is.’ Als zoiets ter sprake komt, krijg je een heel sterk teken en weet je dat hulp noodzakelijk is. Dikwijls heeft dat te maken met alleen zijn. Dat ze niet langer de contactpersonen hebben om die eenzaamheid te doorbreken. In het algemeen zullen ze daar niet makkelijk over praten, en dan zijn er nog de bewoners met wie een gesprek sowieso onmogelijk wordt door communicatieve of gezondheidsredenen.’

Lucie
Lucie© Jorik Leemans

Leed

‘Omdat we gebonden zijn aan overheidssubsidies, worden we ook gedwongen om mensen in huis te nemen met een hogere zorgtegraad. Dat maakt dat de bewoners die nog heel helder van geest zijn, ook veel leed zien: mensen met dementie, mensen die communicatief niet veel meer aankunnen, incontinentie, enzovoort. Dan is het moeilijk om een aangename woonomgeving te creëren. Aan de andere kant ben ik blij dat we dat probleem correct inschatten en dat we veel vergaderen en nadenken over hoe we die problemen kunnen aanpakken.’

‘Ik ga zelden tot nooit bij die andere mensen zitten, want daar kan ik niks mee’, bevestigt Irène de uitspraak van Van Drom. ‘Een goed gesprek voeren zit er met de meesten hier niet meer in. Bijna iedereen aan tafel heeft ofwel Parkinson, ofwel dementie of wetekik veel. Dan vraag ik al liever niets.’ (lacht)

Een goed gesprek voeren zit er met de meesten hier niet meer in.

Irène

Ook de 91-jarige Lucie zoekt zelden tot nooit contact met andere bewoners op. ‘Ik ben dus wel een beetje eenzaam, maar ik heb dat eigenlijk zo gewild. Ik ben gans mijn leven eenzaam geweest: we woonden in een verlaten hoek van Gent waar slechts weinig andere huizen waren.’ Ze zet zich recht in haar stoffen zeteltje en glimlacht breed. ‘Ik vind het dus absoluut niet moeilijk om eenzaam te zijn. Ik ben het zo gewoon.’

‘Ik ben gans alleen’, legt Lucie uit. ‘Ik heb geen kinderen, en dus ook geen kleinkinderen. Neven of nichten evenmin.’ Even lijkt ze het moeilijk te hebben. ‘Ik mis dat wel, moet ik zeggen. Ik vind het jammer dat we geen kinderen gehad hebben. Maar ja, we waren te laat getrouwd en onze gezondheid was niet te best. Mijn man was al te oud om nog kinderen te krijgen zonder gevolgen. Dat hebben we niet durven riskeren.’

‘Ik mis mijn man wel als gezelschap, ook al spraken we niet zoveel met elkaar. Gewoon bij elkaar zijn is soms genoeg.’

Mathilda
Mathilda© Jorik Leemans

Bejaard empowerment

Ook al zoeken zowel Irène als Lucie weinig toenadering tot anderen, legt Van Drom uit dat zijn team niets wilt forceren. ‘We gaan heel hard uit van het empowerment van onze bewoners. Daarmee wil ik zeggen dat het hier geen internaat is: er zijn geen verplichtingen. Dit is hun thuis en ze moeten kunnen doen wat ze thuis zouden doen. Als iemand plots zijn eten op de kamer wil nuttigen, gaan we uiteraard wel bekijken vanwaar die vraag komt. Maar we gaan niets opdringen.’

‘Sommige mensen zijn heel introvert. Als ze moeilijk contact zoeken of vinden bij anderen, vangen we dat individueel op. Mensen dwingen om activiteiten mee te doen: dat gaat niet.’

De 91-jarige Mathilda doet ook niet elke activiteit mee. ‘Ik voel de eenzaamheid net meer opkomen wanneer ik in een ruimte zit met mensen die bijna niets meer kunnen. Dan zit ik liever alleen op mijn kamer’, klinkt het. ‘Soms voel ik me eenzaam, ja. Dat hangt af van dag tot dag. Thuis was het uiteraard beter. Daar voelde ik me nooit eenzaam.’

‘Ach, ik mag eigenlijk niet klagen’, tikt ze zichzelf op de vingers. ‘Mijn zoon komt elke week langs. Op een nicht na, heb ik geen andere familie. Ik had vier goede vriendinnen, maar daar leeft er nog maar een van. Zij komt soms langs. Ja, dat zijn allemaal mensen van bijna negentig jaar. Als je oud wordt, meneer, valt er nu eenmaal veel weg.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content