30.000 volwassenen en kinderen werken als slaven in Argentijnse sweatshops
In ArgentiniĆ« hebben de dood van twee kinderen en het seksueel misbruik van een jonge vrouw weer de schijnwerpers op de drama’s in de sweatshops gericht. Er werken naar schatting 30.000 mensen, vooral Bolivianen. ‘Ze wonen in kamers die aan concentratiekampen doen denken.’
Tijdens de brand in een sweatshop in de hoofdstad Buenos Aires kwamen op 27 april twee Boliviaanse kinderen om. Ze waren tien en zeven jaar oud. Ze woonden en werkten met hun ouders in het kledingatelier.
Enkele dagen eerder was een 21-jarige vrouw, eveneens uit Bolivia, gered uit een ander atelier. Ze was er bijna drie jaar vastgehouden en verkracht, onder meer door haar ooms.
Concentratiekampen
Volgens de Stichting Alameda, een organisatie die tegen kinder- en slavenarbeid en seksuele uitbuiting strijdt, zijn er in Buenos Aires en omgeving alleen al drieduizend van die clandestiene confectieateliers. Met een gemiddelde van tien arbeiders per sweatshop heb je het algauw over 30.000 arbeiders, vooral Bolivianen, maar ook Peruanen en Argentijnen van de andere kant van het land.
“Waar ze werken en uitgebuit worden, meer dan zestien uur per dag, wonen ze ook. De baas heeft volledige controle over hen”, zegt Lucas Schaerer, woordvoerder van Alameda. “Ze laten hen ook belastingen betalen. En ze eten in dezelfde kamer in onmenselijke omstandigheden. Het eten, dat van hun loon wordt afgetrokken, stelt weinig voor. Daardoor is er veel tbc. Ze wonen in kamers die aan concentratiekampen doen denken, met met stapelbedden, en badkamers die ze met 30, 50, 60 mensen moeten delen.”
Terugkeren
Argentiniƫ, een land met 41 miljoen inwoners, telt bijna 2 miljoen migranten. Migrantenorganisaties schatten dat 90 procent in de landbouw- en kledingsector werkt.
Ook al hebben ze recht op een verblijfsvergunning en op openbare diensten als onderwijs en gezondheidszorg, ze verblijven vaak illegaal in het land. “Velen zijn van plan terug te keren naar hun eigen land en willen hun situatie daarom niet regulariseren”, zegt Alfredo Ayala, voorzitter van de Boliviaanse Burgerfederatie.
Grote kledingmerken
Voor Schaerer is de kledingsector medeplichtig. Bijna 80 procent van de kledingsector maakt gebruik van de sweatshops, zegt hij.
Alameda kreeg in tien jaar al vijfduizend klachten, onder meer over kinderarbeid, mishandeling en seksueel misbruik. Argentiniƫ telt 110 kledingmerken, waaronder enkele die internationaal bekend zijn. Maar slechts ƩƩn merk werd ooit veroordeeld.
Schaerers organisatie vraagt een label dat de consument garandeert dat zijn kleding niet met slavenarbeid gemaakt werd. Het Nationaal Instituut voor Industriƫle Technologie, een overheidsinstantie, heeft dat al eens geprobeerd met een vrijwillig label, maar slechts ƩƩn groot kledingbedrijf ging er op in.
Smeergeld voor de politie
Ook de overheid gaat niet vrijuit. Uit een audit in 2006 bleek dat zelfs het leger kleding kocht uit clandestiene ateliers. Nog steeds treden de nationale en lokale overheid niet op tegen de ateliers en de grote kledingbedrijven die hun producten kopen, zegt Schaerer.
De politie kijkt in ruil voor smeergeld de andere kant op, zegt Ayala. Een goed voorbeeld is het atelier waar de twee Boliviaanse kinderen omkwamen. Het werd na de brand bewaakt door de politie maar op 7 mei werd er opnieuw brand gesticht, klaarblijkelijk om documenten en bewijzen te vernietigen.
Mauricio Macri, burgemeester van Buenos Aires, ontkent de corruptie en zegt dat alles terug te brengen is op “een tekort aan werk, gecombineerd met illegale immigratie”. Vaak laten de ateliers zijn inspecteurs niet binnen, zegt Macri.
Slavenarbeid
“Bij slavenarbeid heeft men het altijd over het Boliviaanse aspect, maar men vergeet de rol van de consument, de uitbuiting van de arbeidersklasse hier, en de medeplichtigheid van het stadsbestuur en de regering”, zegt Juan VĆ”squez, die zelf in een sweatshop gewerkt heeft. “In het grotere geheel zijn we met moeite de restjes, de uitgestotenen, de ballingen.”
“Wanneer je hier aankomt, ben je kwetsbaar omdat je de plaats niet kent. Ze zeggen je dat je hier moet werken, ze geven je te eten en zo rol je in het systeem. Je stelt je daar geen vragen bij omdat ze je een oplossing bieden en je het in je eigen land heel zwaar hebt gehad.”
Wanhoop
VĆ”squez kwam op zijn negende naar ArgentiniĆ« met zijn broer en moeder. “We waren niet van plan terug te keren want we hadden geen geld. Mijn laatste herinnering aan Bolivia is er een van honger. Ik herinner me de wanhoop van mijn moeder om aan geld te komen.”
Na allerlei problemen aan de grens belandden ze in het atelier waar zijn vader al werkte. Op zijn zestiende begon hij zelf ook te werken. Zijn moeder begon toen een atelier. “Ze dacht toen niet: nu ga ik mensen uitbuiten en geld verdienen over hun rug. Ze had geleerd dat het systeem zo in elkaar zat, dat je zestien uur moest werken, in zulke omstandigheden.”
Fabiana Frayssinet (IPS)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier