Nooit meer beige: het rusthuis heruitgevonden

Michiel Verhaegen: "De kritiek dat het niet haalbaar is, kunnen we duidelijk weerleggen: een individueel zorgmodel is wél mogelijk." © Jan Verlinde

In de laatste levensfase lijkt een woonzorgcentrum onvermijdelijk. Tegelijk is dat niet de plek waar we onze oude dag zien. Tegenover de wildgroei aan uniforme woonzorgcentra met een strak dagschema staan enkele nieuwe initiatieven. Hoe haalbaar is dat Huisje Weltevree?

Mijn grootvader zat meestal in zijn stoel, een nepleren, ietwat plomp uitgevallen exemplaar. De gordijnen, geel met oranje, waren te vaak gesloten. In het midden van de kamer zoog zijn bed alle aandacht naar zich toe. De geur leek er onderdeel van het interieur, maar een tuin om even een luchtje te scheppen was er niet. Af en toe schuifelden we met hem over de onderhoudsvriendelijke tegelvloer de lange gang op. Werd hij onderweg net iets te luid begroet door het personeel, dan gromde hij wat terug. Geen goeiedag, maar dat besefte ik pas later.

Een goeie oude dag. Dat willen we, maar krijgen we die? Naarmate we zorgbehoevender worden, lijkt een woonzorgcentrum een voldongen feit. Hoewel die dertig jaar later mooier ogen en een betere zorg garanderen, willen nog steeds weinigen ernaartoe. Dat gelooft ook Michiel Verhaegen van architectenbureau Osar: ‘Bevraag je de ouderen, dan komen er telkens twee bezwaren naar boven: verplicht in groep wonen en de regie over je leven verliezen. Daarnaast zijn er wetenschappelijke onderzoeken die het welzijn bij ouderen onder de loep nemen en ook daaruit komt duidelijk het belang van identiteit en autonomie naar voren. Plots word je gewekt om zeven uur, om halftwaalf staat je lunch klaar, om zeven uur ’s avonds bedtijd… De vrije keuze hebben om te slapen en te eten volgens jouw ritme geeft welzijn. Ook een plek voor jezelf hebben, valt grotendeels weg in een klassiek woonzorgcentrum. Hoe kun je je identiteit uitdrukken in een kamertje van 30 m²? Moet je daar je bezoek ontvangen? Ik heb het met mijn eigen kinderen meegemaakt: bij oma viel er niets te beleven. Maak het voor de bewoner aantrekkelijk, en de bezoektijden worden vanzelf langer.’

Bevraag je de ouderen, dan komen er telkens twee bezwaren naar boven: verplicht in groep wonen en de regie over je leven verliezen

Het klassieke model waar woonzorgcentra al jaren op voortbouwen, moet dringend omgegooid worden, zo stelt Osar. Met hun vzw Astor piloteren ze al zes jaar met vraaggestuurde modellen waarbij senioren individueel in een flat of huisje wonen. Intussen hebben ze vijf projecten lopen, waarvan al enkele bewoond. Michiel Verhaegen: ‘De kritiek dat het niet haalbaar is, kunnen we duidelijk weerleggen: een individueel zorgmodel is wél mogelijk. Maar het vraagt een ander organisatiemodel, eentje dat meegroeit met de bewoner. In alle projecten die we ontwikkelen, garanderen we dat je (al dan niet zelfstandig) kunt blijven wonen. Een wijzigende behoefte aan ondersteuning en zorg mag geen reden zijn om naar een woonzorgcentrum te moeten verhuizen. Heb jij morgen meer nood aan verpleging of lukken die middagmalen minder goed, dan drijven wij de hulp aan huis op.’

HOEKRAAM

Tussen het veelvoud aan uniform uitziende woonzorgcentra valt de bijzondere architectuur van Kapelleveld op. Dit recente complex van veertig assistentiewoningen, inclusief een woonzorgcentrum met zestig kamers, is een realisatie van architecten de vylder vinck taillieu. Jo Taillieu: ‘Ik ga ervan uit dat een uitbater met vele woonzorgcentra een bepaalde expertise heeft. Ik vind het heel belangrijk om te luisteren en vervolgens vragen te stellen die wendingen kunnen geven. Kunnen alle partijen met een open vizier kijken, dan kun je tot goeie dingen komen. Bij Kapelleveld werkten we van binnenuit: we zijn gestart met het ontwerp van één kamer. Niet het gebouw, maar de persoon in die kamer was het uitgangspunt en dat leidde tot een andere architectuur.’

Meer welzijn is het uitgangspunt bij zowel Osar als architecten de vylder vinck taillieu. Allebei geloven ze dat je met kleine nuances grote dingen kunt teweegbrengen. In Kapelleveld bijvoorbeeld zie je dat elke kamer niet één, maar twee oriëntaties heeft. Jo Taillieu: ‘Dat was essentieel voor ons. Een oudere die in bed ligt, kan doorgaans door één raam kijken. Wij kozen voor een groot raam dat in de hoek doorloopt, wat een heel ander gevoel geeft. De kamers zijn niet ruim, maar daardoor wel ruimtelijk. Ook de uitklapbare zonweringen waren een must: niets zo frustrerend als verticale zonwering.’ Andere details bij Kapelleveld: zit je op je terras, dan kun je in alle privacy je boek lezen. Zo wordt dat babbeltje met je buurman je niet opgedrongen. Ook de gangen verschillen van de klassieke: ‘We wilden korte gangen, geen eindeloze waarbij je de deuren bijna moet tellen. Bovendien krijg je door een lichte verschuiving je eigen zone voordat je je kamer binnengaat. Komt je overbuur naar buiten, dan kijkt die niet rechtstreeks binnen bij jou.’

Opvallender is het kleurgebruik, vooral omdat de standaardtinten in woonzorgcentra beige, crèmekleurig en grijs lijken te zijn. ‘We hebben gezocht naar optimisme en dat is waar de juiste kleuren voor kunnen zorgen.’

Jo Taillieu: 'Wij kozen in Kapelleveld voor een groot raam dat in de hoek doorloopt, dat geeft een heel ander gevoel.'
Jo Taillieu: ‘Wij kozen in Kapelleveld voor een groot raam dat in de hoek doorloopt, dat geeft een heel ander gevoel.’© Jan Verlinde

Hoe zit het met de inrichting? Van sofa’s tot koffiebekers, alles met een focus op comfortabel en onderhoudsvriendelijk. Kun je dit soort zorgmeubilair uitsluiten? Cecilia Aernaudts van Osar: ‘Wij keken intensief rond om vervolgens een lijst te maken met dingen die we niet wilden. Plastic bekers bijvoorbeeld. Hoe kun je daar nu smakelijk uit drinken? Wij zorgen voor glazen, porseleinen borden en servetten. Verder kleden wij de appartementen en huisjes aan met een mix van tweedehandse en nieuwe spullen, de bewoners vullen uiteraard aan met eigen meubilair en spullen.’

Het belang van de eigen spullen erkent ook Jo Taillieu: ‘Natuurlijk kunnen bewoners een gehaakt werkje aan de muur hangen. Een gebouw moet dat kunnen aanvaarden. Sterker nog, het mag zijn kwaliteiten niet verliezen als er een Louis quinze-stoel in komt. Dan heb je een probleem met de architectuur, niet met de stoel.’

Allesbehalve een detail: de bewoonbare oppervlakte. Klassieke woonzorgcentra bieden kamers van maximaal 35 m². Te weinig vierkante meters voor een deftige levenskwaliteit, vindt Astor. Hun kleinste flat meet 65 m², de grootste 105 m². Michiel Verhaegen: ‘In Vlaanderen voorziet men maximaal 65 m² per bewoner. Alleen gaat een groot stuk daarvan naar de cafetaria, de ergoruimte, de kleedkamer voor het personeel, het onthaal enzovoort. Wij schrappen dat allemaal, zodat de voorziene vierkante meters exclusief naar de bewoners gaan.’

Deel van het dorp

Ook de ligging speelt een grote rol in het welzijn. Cecilia Aernaudts: ‘Het draait er altijd om een zorgzame buurt te creëren. Je moet een hele buurt betrekken. Elk project moet kernversterkend werken. Het leven van de senioren moet zich afspelen in de lokale gemeenschap. Heb je zin om croissants te halen, dan moet dat op een eenvoudige en snelle manier kunnen.’ Ook bij Kapelleveld was dat de insteek. Jo Taillieu: ‘Een woonzorgcentrum mag geen eiland in een dorp zijn, het moet een deel van het dorp zijn. Daarom ontwierpen we een wandelas die over het terrein loopt, overloopt in een voetweg en uiteindelijk in het centrum op het marktpleintje aan de kerk uitkomt.’

Het gebouw mag zijn kwaliteiten niet verliezen als er een Louis quinze-stoel in komt. Dan heb je een probleem met de architectuur, niet met de stoel

Voor ouderen die geconfronteerd worden met dementie, blijkt de nabijheid van het centrum een extra voordeel. Michiel Verhaegen: ‘Schoolstraat 41 in Wijnegem is een complex van zeven huisjes op vijftig meter van de markt. De bewoners hebben altijd in Wijnegem gewoond, zij kennen de buurt. En aangezien ze zelfstandig wonen, kunnen ze dus komen en gaan wanneer ze willen. De kans bestaat echter dat ze de weg niet meer terugvinden. De politie en de gemeente werkten daarom samen om omwonenden te informeren, en hen aan te moedigen die mensen naar huis te begeleiden indien nodig. En dat blijkt te werken; de gemeente kreeg intussen het label dementievriendelijk. In onze grotere wooncomplexen trachten we dan weer jongeren te huisvesten, opnieuw met het oog op een zorgzame woonomgeving. In de woontoren die we momenteel in Geel zetten, mogen we voor 25 procent afwijken van de leeftijdsnorm en die is 65 jaar. Trouwens, is de vergrijzing voorbij – zo rond 2050 – dan wil je toch op lange termijn geen gigantische leegstand?’

En hoe zit het met het kostenplaatje? Uit een onderzoek van de KU Leuven in opdracht van de Vlaamse overheid blijkt dat in 2017 de gemiddelde basisprijs per dag in Vlaanderen 56,30 euro bedroeg. Kapelleveld zit daar met 59,90 euro voor een verblijf in het woonzorgcentrum iets boven. Hoe betaalbaar zijn de vraaggestuurde modellen van Astor? Michiel Verhaegen: ‘In onze projecten wordt een onderscheid gemaakt tussen de woonkost en de ondersteunings- en verzorgingskost. De woonkost is gekoppeld aan het type flat en varieert afhankelijk van de grootte van 27 tot 37 euro per dag. De ondersteunings- en verzorgingskost is afhankelijk van de zorgvraag. Een persoon in een assistentiewoning betaalt daarvoor ongeveer 8 euro per dag. Een persoon met een ernstige zorgbehoefte in een woonzorgcentrumflat betaalt tot 33 euro per dag. Aangezien we vraaggestuurd werken, betaalt iedereen alleen wat gevraagd wordt.’

Wie durft?

Maar liefst een vierde van de woonzorgcentra is al in privéhanden. Michiel Verhaegen: ‘Heel wat beursgenoteerde groepen zouden er pure winst in kunnen zien. Een centrale verpleegpost en drie grote beuken met allemaal kamertjes: het is een waanzinnig rendabel model. Men volgt perfect de regels, maar ook niet meer dan dat. Zo krijg je ouderen die wachten op de dood. Zonde is dat.’ Jo Taillieu: ‘Er worden nog te veel plekken gebouwd waarin ik niet wil terechtkomen en waarvan ik niet wil dat mijn ouders er belanden. En natuurlijk is het veel evidenter om geen vragen te stellen. Geloof me, aan Kapelleveld ging intensief overleg vooraf. Maar we moeten dit doen: op lange termijn komen de vragen toch.’

Cecilia Aernaudts van Osar: 'Wij maakten een lijst met dingen die we niet wilden. Plastic bekers bijvoorbeeld. Verder kleedden wij de appartementen en huisjes aan met een mix van tweedehandse en nieuwe spullen.'
Cecilia Aernaudts van Osar: ‘Wij maakten een lijst met dingen die we niet wilden. Plastic bekers bijvoorbeeld. Verder kleedden wij de appartementen en huisjes aan met een mix van tweedehandse en nieuwe spullen.’© Jan Verlinde

Cecilia Aernaudts: ‘Er beweegt iets in ons land, maar het gaat traag. Velen dromen van andere woonmodellen, maar ze slagen er toch niet in de stap te zetten. In de Scandinavische landen, maar ook in Nederland zie je nochtans dat het werkt. Pas op, in vergelijking met andere landen is de kwaliteit in onze woonzorgcentra behoorlijk goed, alleen willen weinigen er terechtkomen. Intussen blijft de sector koppig: we doen het al jaren zo!’

Jo Taillieu: ‘Openheid, dat is wat je nodig hebt. Lef om het anders te doen. Het is fantastisch om aan spectaculaire projecten met gigantische budgetten en zonder één regel te werken, maar ik vind het ook onze maatschappelijke taak om een antwoord te bieden op dergelijke vragen en daarin de nuance te maken voor heel wat mensen.’

ID Osar

– Antwerps architectenbureau met een 40-tal medewerkers.

– Focus ligt op de gezondheidszorg: de architectuur van ziekenhuizen en collectieve woonvormen voor ouderen, maar ook culturele centra, kantoren, scholen…

– Met hun vzw Astor pakken ze uit met nieuwe modellen, vandaag hebben ze projecten in o.a. Genk, Balen, Wijnegem, Geel en Haacht.


ID a dvvt

– Gents architectenbureau met Jan De Vylder, Inge Vinck en Jo Taillieu als leidinggevende partners en architecten plus een 16-tal medewerkers.

– Hun projecten gaan van kleine opdrachten tot publieke klanten en privé-investeerders, in binnen- en buitenland.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content