Het ontstaan van de safari

Safari komt oorspronkelijk van het Arabische woord ‘safar’ dat reizen betekent. In het Swahili werd het verbasterd tot het woord ‘safari’.

De allereerste safari’s hadden niets met toerisme te maken, maar met de handel tussen de Arabieren en Swahili die leefden aan de kust van Oost-Afrika en de bewoners van het Afrikaanse binnenland. Om handel te drijven in onder andere ivoor, de hoorns van neushoorns en slaven, moesten lange afstanden afgelegd worden.

In 1896 veroverden de Britten het eilandje Zanzibar (hoort tegenwoordig bij Tanzania) op Sultan Omani na een strijd van 38 minuten, volgens het Guinness Book of Records de kortste veldslag uit de geschiedenis. De Britten verboden slavernij en zo werd de band tussen een safari en slavernij verbroken.

Tegelijkertijd kwam er een andere kijk op de Afrikaanse natuur en de dieren. Rond 1810 hadden de Boeren in de Kaapprovincie vrijwel al het wild uitgeroeid en Afrikaanse handelaren doodden zo’n 30.000 olifanten per jaar.

Sportiviteit in de jacht

Europese naturalisten zoals William John Burchell en Thomas Ayres en ook jagers zagen in dat het wild eindig was en met respect behandeld moest worden. Ironisch genoeg zorgden vooral de Europese jagers voor het beschermen van de Afrikaanse dieren.

De Britse jager Frederick Courtenay Selous, die talloze dieren doodde in Afrika om ze in Europese musea tentoon te stellen, schreef in 1881 het boek “A Hunter’s Wanderings in Africa’ waarin hij pleitte voor het element “sportiviteit’ in de jacht en voor respect voor dieren.

Dit boek maakte veel indruk en gaf de aanzet tot het instellen van wetten ter bescherming van de dieren.

De negentiende eeuw is ook de periode van de grote ontdekkingsreizigers zoals Stanley/Livingstone en Burton/Speke die door wilden dringen in de Afrikaanse wildernis. Ze zagen een safari in Afrika als een groot, romantisch avontuur, maar ontdekten ook de gevaren: ziekte, honger, stortbuien, vijandige Afrikaanse stammen en aanvallen van wilde dieren.

Deze ontdekkingsreizigers konden overigens niets beginnen zonder hulp van de lokale inwoners. Ze hadden ze nodig als gids en als drager van hun spullen. Ook tegenwoordig bieden heel wat lokale Masai hun diensten aan als gids.

Aan het begin van de twintigste eeuw was een safari nog hoofdzakelijk een jachtexpeditie voorbehouden aan rijke Europeanen en Amerikanen. Ze trokken vooral naar het oosten van zuidelijk Afrika. In Zuid-Afrika was het wild immers grotendeels verdwenen.

Strijd tegen de stropers

Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd de jacht beetje bij beetje vervangen door het observeren en fotograferen van dieren. Ook ontstonden er nieuwe vormen van een safari: de dragers werden vervangen door auto’s, het kamperen werd geïntroduceerd en de eerste ballonsafari’s vonden plaats.

Door goedkopere vliegtickets, stijgende lonen in Amerika en Europa konden steeds meer mensen zich een safari veroorloven. Het gevolg was de bouw van meer lodges en toeristische voorzieningen.

Deze groei van het toerisme was trouwens een uitstekend middel in de strijd tegen illegaal stropen dat vooral in de jaren zeventig zeer ernstige vormen aannam.

Tegenwoordig is een safari nog altijd omgeven met romantiek: een gevoel van vrijheid, avontuur en je één voelen met de omringende wildernis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content