De Transsiberische Spoorweg: Menselijk mierennest

© Karel Dierickx

Mongolië sijpelt al gestaag onder de diesellocomotief door terwijl onze coupéburen uit Nederland nog altijd aan het rommelen zijn met hun bagage.

Hun roltassen passen niet in de voorziene bagageruimte, en ze hadden nog wel hun nieuwe, blitse tassen gekocht met de meter in de aanslag. Foei, foei, foei.

Het gras op de steppe wordt schaarser en het landschap verglijdt in een zee van zand, de Gobi-woestijn. De zon buffelt ondertussen onverstoord neer op het dak van ons ongeïsoleerd reisvehikel maar onze coupé lijkt meer op een koelcel – de airco draait overuren.

Ongeveer een uur na vertrek valt het tergend trage sjokken met plotse schokken stil. Vanuit alle wagonnen zien we de Chinese conductrices met minipasjes en twee reuzenemmers vol water langs het spoor naar voren trippelen. Blijkbaar is de locomotief oververhit en gebeurt dat al eens vaker.

Zonder verder oponthoud sporen we verder naar de grensovergang met China. Ondertussen weten we wat dat inhoudt: migration cards en paspoorten in de aanslag voor douaneambtenaren die er vervolgens eeuwen over doen om alles uit te klaren.

Als we eindelijk denken te vertrekken, rijden we binnen in een kolossale hal. Na een paar minuten hevig schokken wordt de wagon schijnbaar opgetild, en als we naar buiten kijken, zien we dat het ook zo is. De onderstellen van de trein worden losgeschroefd en van onder de hangende wagon weggerold. In de plaats komen nieuwe wielen, die negen centimeter dichter bij elkaar staan – China rijdt op smalspoor, bang van buitenlandse invallen.

Als de nacht valt, ligt de Chinese grens achter ons en nemen de Nederlanders een oerwoud onder handen.

Nog anderhalve dag hebben we wanneer we op het perron van Beijing belanden. Hier zien we voor het eerst waarom men soms zegt dat mensen krioelen. Voor het station staat een menselijk mierennest te verkopen, te sjacheren, te lanterfanten, te roken, niets te doen, te spuwen, te slapen en overmande toeristen koud te pakken in hun totale verbijstering.

Wij volgen gedwee onze driver en schuiven aan in de eindeloze file die deze hoofdstad is. Hij dropt ons in een fijne hostel in het Hutong district, het hart van Beijing, waar de rikshaws de gesels van de stoffige steegjes en overmande toeristen zijn. Een kaart en dovemansoren doen wonderen.

Door onze tijdslimiet moeten we kiezen. We beslissen om niet naar De Muur te gaan, maar wel naar de Verboden Stad en Tiananmen, het plein van de hemelse vrede. Ook in de Verboden Stad wurmen de ruggen langs aanschuivende schouders en bezwete buiken, maar ze wegen niet op tegen de tempels en paleizen uit de vroegere keizerlijke stad van de Ming dynastieën.

Éen ding is zeker, de keizer kwam geen vrouwen tekort. Vrijwel elk gebouwtje was de verblijfplaats van zijn concubines. Er staan daar veel gebouwtjes.

Op Tiananmen is er niets dat refereert naar de studentenopstand uit 1989. Geen monument voor de honderden slachtoffers die toen sneuvelden, wel staat er een monument voor de volkshelden die de revolutie niet overleefden.

Elke maatschappij heeft en eert zijn helden – toon mij uw helden, en ik zeg wie u bent. De avatar van Mao telt facebookgewijs zijn vrienden. Mao heeft veel vrienden en ze komen vragen of ze met ons op de foto mogen. Dat mag. Wie zijn wij om geen helden te zijn?

Karel Dierickx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content