Met woeste bergen en wouden is Epirus altijd het ontoegankelijkste deel van Griekenland geweest. Een doel voor liefhebbers van wandelingen, vogels en zeldzame zoogdieren, of voor wie houdt van een orakel en een stad met Ottomaanse erfenis.

Steek een berg over en de wereld verandert. Voorbij de Katára-pas ben je minder dan ooit in het vertrouwde Griekenland. De pas is de waterscheidslijn die rivieren naar de Ionische of de Egeïsche Zee laat vloeien, maar hij brengt je ook naar het afgelegen Epirus. Achter je liggen de vruchtbare vlakten van Thessalië en Macedonië, voor je strekt zich het ongenaakbare Pindosgebergte uit, hoog, kaal en bedekt met sneeuw.

De Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende burgeroorlog veroorzaakten armoede en stadsvlucht. Slechts langzaam ontwaakt Epirus uit de vergetelheid. Met een eigen ritme en gewoonten op markten, in kerken en tavernes is het voor het toerisme een onbekende wereld.

Op het plein van Métsovo zitten zwart geklede mannen met een herdersstok in de hand te kletsen. Het zijn Vlachen, een etnische minderheid. Tegen de bergflank woekert langs de betegelde straatjes een wirwar van achttiende- en negentiende-eeuwse huizen, archontikós of statige burgerswoningen. Soms gaan achter het houtwerk en de balkons musea schuil, met kostbaar meubilair en traditionele kledij.

Het land achter de bergen

Grijze reuzen, wouden en traditionele steendorpen, vergezichten en eenzaamheid: dit is geen klassiek, maar een woest Arcadië. Wie flink wil stappen trekt naar Zagóri, wat gewoon ‘land achter de bergen’ betekent. Het is een gemeenschap van 46 dorpen, met elkaar verbonden door talloze paden. Mooie dorpen, niet vernield door oorlogsgeweld.

Wat een ander Griekenland! Dit is niet het Griekenland van zee, eilanden en hedonistisch genot, van molens, ruïnes en witte dorpen, van strandjes en eindeloze zonsondergangen. Dit is het diepste binnenland met wilde bergen, kronkelwegen en bossen, veel vlaggen, kruisbeelden en loslopende honden. Moedertjes zitten op een stoel of slenteren langs de weg, een herder groet.

En de dorpen rusten tegen bergflanken met de laatste velden sneeuw. De steen is bruin, schoorstenen, de daken zijn van schiefer. Kleine huizen van herders en houtsnijders, metselaars en smeden zijn zwaar als de bergen, ze vertellen dat het leven hard is in dit land dat veel verdraagt.

Het mooist zijn de wonderlijke boogbruggen rond Kípi, elk met een poëtische naam: Kondodimou, Misíou of Plakida, die met drie bogen als een lenige hagedis over de rivier kruipt. Ze zijn gebouwd in de negentiende eeuw als enige verbinding tussen de dorpen.

Diep litteken

Met wandelkaart en aangeduide paden weet je waar te beginnen: bij het verlaten klooster van Ayía Paraskeví aan de rand van het ravijn. Of indrukwekkender, bij Oxiá, waar een pad naar het beste uitkijkpunt loopt: met loodrechte wanden snijdt de Víkoskloof meer dan negenhonderd meter in de kalkstenen bergen. Wandelaars kijken in het diepe litteken.

Met twee nationale parken is dit het ruigste land. Er zijn gentianen en orchideeën, ree, wild zwijn, wolf en bruine beer. Bergmeren, hoge pieken, makkelijke wandelwegen met aanduidingen of moeilijke trekkings. Dit is ongerepte wildernis om eindeloos te stappen.

In Monodéndri staat bij een kerkje een wegwijzer: door de kloof – op haar smalst maar dertig meter breed – is het 4,5 uur stappen naar Vikos en zes tot in Pápingo. Een kalderími, een stenen pad voor lastdieren, brengt je naar de bedding van de Voïdomátis. De naam betekent stierenoog, omwille van de helderheid van het water. Het is een schitterende tocht van veertien kilometer die je alleen, in groep of met een gids kan afleggen.

Een kapellekensbaan

Met haar Osmaanse architectuur is Ioánnina een tussenstop naar het zuiden, net zoals je er niet omheen kan een omweg te maken naar Dodóni, dat als oudste orakel pronkt met een amfitheater in een decor van een groene vallei, eikenbomen en bergen. De bladeren van de bomen fluisteren, mythen ontwaken in een wild landschap, de dode stenen pronken met indrukwekkende charme.

Nog afgelegener dan afgelegen ligt ten zuiden van Ioánnina hotel Princess Lanassa, een driehonderd jaar oud verblijf in de bergen van Tzoumérka. In deze zuidelijke Pindos is de natuur nog wilder, zijn de dorpen eenzamer en de bergen woester. De wegen tussen de dorpen zijn als kapellekensbanen: overal staan roestige barakken op stelten, kerkjes in miniatuur met kaarsen en iconen. De orthodoxe kerk is altijd een steun geweest tijdens de Ottomaanse, Venetiaanse en Duitse bezetting.

Bron: Nest

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content