De tijd stokt op Athos. De olijfgaarden, wijnranken, wegen, mannen wentelen jaar na jaar in een ritme dat tien eeuwen herhaling is. Athos is een monnikenstaat. Wandelen is spiertraining en meer op Athos.

De monnikenstaat Athos is een land voor mannen, zo decreteerde een Byzantijns edict. Boten met vrouwen moeten minstens 500 meter van de stranden blijven. Griekenland beveelt de douane en de politie van Athos, de monniken beredderen de rest.

Athos is een halfonafhankelijke enclave in Oost-Griekenland. Het schiereiland is een groot natuurpark door zijn eeuwenlange isolement. Athos is het laatste overblijfsel van het Byzantijnse Rijk dat eindigde in 1453. De monniken volgen de Juliaanse kalender die dertien dagen achterloopt op onze tijdrekening. Op de hoogste piek van Athos – de Agio Oros – staat geen klooster, op een enkele uitzondering na liggen zij langs de kromlijnige keienstranden.

Het lange wachten

Reizen naar Athos doe je per boot. De wegen over land zijn bochtig, stenig en Afrikaans. De grenspost is het havenstadje Ouranopolis. Pelgrims, trekkers, monniken of popes op passage logeren in Hotel Zeus, op driehonderd meter van de steiger.

Het oosten van Griekenland ademt het Ottomaanse Rijk. In Thessaloniki, waar je landt voor een tocht naar Athos, drie uur met de auto naar het oosten, is Mustafa Kemal Ataturk geboren. De militaire dictator redde Turkije uit het Ottomaanse verval en verwesterde de natie. In zijn geboortejaar 1881 heette Thessaloniki zoals het eeuwen genoemd werd: Salonika.

Bezoekers van Ataturks geboortehuis ervaren het bloedige mengen van Grieken, Turken en joden. Tienduizenden burgers van die handelsstad waren joods, gevlucht voor de reconquista, de herovering van Spanje door de christenen op de moslims (voltooid in 1492), en zestig jaar geleden omgebracht in de Duitse vernietigingskampen. Het gewijde Athos zelf werd vernederd onder sultans en kaliefen die de kloosters beroofden.

Drie nachten, vier entreepasjes

Het maximum voor niet-orthodoxe bezoekers is vier nachten en één nacht per klooster, je moet dus zwerven. De telefoonnummers van de twintig kloosters staan op de keerzijde van de reisbrief. Reserveren voor logies is aan te bevelen, maar de gastentelefoon kan uren rinkelen. Onbeantwoord.

De kloosterlingen bidden, mompelen en psalmodiëren in de katholikon (de kerk) en zijn zo doof voor het ondermaanse. De kloosters openen naar de zeezijde en schuilen achter burchtmuren aan de landzijde. Het Bulgaarse klooster verkiest het gebergte, een thuistraditie om zich te beschermen tegen de moordende Ottomanen.

Pantaleimos is de navel van de Russisch-orthodoxen, een kloosterstad, en telde ooit duizend monniken, vandaag minder dan vijftig. Elk klooster verkoopt kruiden.

Zwart vangt de zon en versterkt de zon. Van kop tot teen is het kloostergewaad zwart. De jonge, oude en allemaal bleke gezichten met baarden en het lange haar in een staartje steken boven een gelaagde pij. De monniken die uitvaren met de visserssloep, de graafmachine sturen op de werf of de tractor op de akkers, transpireren onder de koperen ploert.

Gastvrijheid op Athos is geen loos woord, want de overnachtingen, de eetmalen, de drank zijn gratis. Een gift mag, moet niet. Nergens zie je een collectebus of opdringerige gastenbroeders.

De bezoekers mogen maar hoeven geen diensten te volgen. Een monnik met een simandro, een lange plank die hij ritmisch beklopt, roept op voor de morgendienst om vier uur. Vier uur lang klinken teksten, acclamaties, noten en de mix hypnotiseert. Een buitenstaander kan er geen touw aan vastknopen. De monniken lopen in en uit, kussen iconen, bekruisigen zich averechts met diepe buigingen. Het ontbijt om acht uur serveert brood, wijn, water en kersen. Een Bijbelse eetkuur.

Bloot onder de sterren

Publiek vervoer op land is er alleen tussen het haventje Dafni en Karyes. Voor de rest rijden in deze rimboe jeeps en vuile camionetten. Zwoegende bussen klimmen van de steiger naar de kam van de heuvels, vijfhonderd meter hoog.

De hoofdstad van Anthos, Kayres, oogt vaal en rommelig. Een cowboygat. De twintig kloosters vormen een confederatie, met een centraal bestuur – de Iera Syntaxis of Heilige Raad – en een wisselende leider.

Na Karyes is Stavronitika een sprookje. Twee uur stappen brengt je bij dat elegante, kleine klooster op de oostkust en onder de druivelaars bij de ingang verschijnen meteen de bekers met bronwater. Het uitzicht op de blauwe zee is adembenemend.

Elk klooster heeft zijn huisreglement. In Iviron loopt de morgendienst van 6.30 uur tot zeven, dan volgt droog brood en water waarop de plechtigheid herneemt tot 11 uur en het hoofdontbijt volgt. De tweede maaltijd is er na de vespers. Vette monniken zie je niet op Athos.

Bron: Trends

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content