Gironde

Oesterbanken in het westen, wijngaarden in het oosten, schilderachtige dorpen, riviertjes en ongerept groen: in de Gironde komen levensgenieters aan hun trekken.

Voor wie verzot is op oesters, is het Bassin d’Arcachon een paradijsje. Rond de 250 km² grote baai aan de zuidwestkust van Frankrijk, leven een 600-tal grote en kleine ostréiculteurs van de oogst van deze schelpdieren. Een boottochtje door het Bassin is een leuke ervaring.

Vanuit Arcachon kan je een overtocht maken naar de landtong van Cap Ferret, tussen baai en oceaan. Op terugweg kijk je, rechts van Arcachon, uit op het kale zand van de duin van Pilat, met zijn 107 m hoogte en 2000 meter lengte de grootste van Europa, en een van de trekpleisters rond het Bassin.

Arcachon zelf groeide in de vorige eeuw uit van een onbeduidend vissersdorp tot een aantrekkingspool voor koningen en andere prominenten. Het markantste overblijfsel van de chic uit die tijd, vormt de Ville d’Hiver.

De baai van Arcachon is omgeven door bossen, en dat geldt ook voor nagenoeg de hele Côte d’Argent. In het departement van de Gironde kan je kilometers over het strand wandelen zonder de bebouwing van de Middellandse-Zeekust. Tussen de badplaatsen tref je alleen maar zee, zand en bossen.

Ongeschonden Zilverkust

Dat de Zilverkust er nog zo ongeschonden bijligt, heeft ze te danken aan de eeuwenlange ontoegankelijkheid van het achterland, de Landes. Op deze schrale zand- en heidegebieden overleefden bijna alleen schaapherders. Pas onder Napoleon III werd werk gemaakt van de drooglegging en geraakte een enorme oppervlakte beplant met pijnbomen.

Wie een vage indruk wil krijgen van de vroegere aard van het landschap, kan best eens gaan kijken in het natuurreservaat van Cousseau. Hier hebben de natuurbeschermers een kudde ‘zeekoeien’ heringezet om de vegetatie te begrazen. Het gaat om het nageslacht van een klein runderras dat ooit in groten getale halfwild door de duinen en moerassen zwierf.

De Médoc Bleu is een lagunenkust. De meren van Lacanau en Hourtin-Carcans, met daartussen het Cousseau-reservaat, hadden in vervlogen tijden wel een verbinding naar zee, maar die hebben de oprukkende duinen afgesloten. Niet alleen is daardoor het meer van Hourtin-Carcans het grootste van Frankrijk geworden, het biedt thans enorme mogelijkheden tot recreatie.

Vooral de sportieve recreant zal in de Médoc Bleu zijn gading vinden. Pittoreske dorpjes of rijke landschappen moet je in deze omgeving niet zoeken. Lacanau-Océan ziet er nagelnieuw uit, en met zijn hoge, niet ongevaarlijke branding, is de badplaats bij surfers erg in trek.

Wandelen door het groen

Omwille van het vrij eentonige karakter van de pijnboombossen, raden we aan de fiets te nemen. Zo kan je mooie tochtjes ondernemen, zeker in de buurt van de meren. Niet voor niets hebben ze in de Médoc Bleu 200 kilometer fietspaden aangelegd.

Soulac-sur-Mer, de noordelijkste badplaats van de Zilverkust, heeft charme. De plek oogt groen en vriendelijk en heeft een geschiedenis. In de Middeleeuwen landden hier de Engelse bedevaarders op weg naar Santiago de Compostela. Wie van huizen-kijken houdt, kan in Soulac mooie wandelingetjes maken. De villa’s zijn pareltjes. De 12de-eeuwse kerk die in een kuil ligt, werd in de 19de eeuw opgegraven van onder het duinzand.

Zes kilometer voor de kust van Soulac ligt de vuurtoren van Cordouan, een van de oudste van Frankrijk. Wie dit beschermde monument een bezoek wil brengen, kan mee met de toeristenboot die er vanuit Le Verdon naartoe vaart.

Superlatieven

De oudste vuurtoren, het grootste meer, de beste kweekplaats voor oesters, het meest uitgestrekte bos, de hoogste duin: de Gironde eist zijn deel van de superlatieven in Frankrijk op. En daar komt beslist geen einde aan als je de wijnstreek binnenrijdt. Met 180.000 hectaren in cultuur zou de Gironde de grootste wijngaard ter wereld zijn, althans wat kwaliteitswijnen betreft.

In de Rode Médoc is de wijn wel goed maar het landschap niet zo mooi. Het appellationgebied Entre-Deux-Mers, de streek ten oosten van Bordeaux, tussen de rivieren Garonne en Dordogne, daarentegen is met z’n kleine dorpen, heuveltjes, bosjes, kronkelende wegen en riviertjes bijna te lieflijk om echt te zijn. Op weg naar Monségur ligt een dorp tegen een rotshelling: Castelmoron d’Albret, ‘het kleinste dorp van Frankrijk’.

Monségur is één van de acht bastides in het Entre-Deux-Mers-gebied. Deze versterkte stadjes werden ten tijde van de Engelse overheersing in de 12de en 13de eeuw gebouwd, steeds volgens een gelijkaardig plan: een geometrisch stratenpatroon, een centraal, rechthoekig plein met arcades rondom, en de kerk net daarbuiten. Monségur verschilt van de andere bastides omdat het als enige op een steile helling werd gebouwd.

De Dordogne ziet hier bruin van de modder: het gevolg van het opkomende zeewater dat tegen de rivierstroom ingaat. Aan de overzijde van de Dordogne ligt de enige grote toeristische trekpleister van deze landelijke streek: Saint-Emilion. Een lap groot, maar wereldberoemd om zijn wijnen, én historisch waardevol.

Tijdens de honderdjarige oorlog tussen Engelsen en Fransen, en na de Franse Revolutie, stond het stadje telkens aan de verliezende kant en het kreeg het dan ook hard te verduren. Toch heeft Saint-Emilion door zijn hellende, nauwe straatjes nog steeds iets middeleeuws. Je moet hier zeker de middeleeuwse Eglise Monolithe – de grootste in rots uitgehouwen kerk van Frankrijk – bezoeken.

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content