Dominicaanse Republiek

Eindeloze witte stranden, helderblauw water, zonovergoten palmbomen. De Dominicaanse Republiek lijkt een cliché waarbij toeristen hun strandstoel niet verlaten. Maar er zijn redenen genoeg om dat wel te doen.

Bezienswaardigheden
Algemene informatie
Praktische informatie

Toen Columbus in 1492 voet aan wal zette op het eiland, dat hij La Isla Española doopte, ging het hem vooral om de goudschatten en de lokale Tainos die ze moesten delven. Lang overleefden die indianen de bezetting door de Spaanse barbaren niet, zodat voor het zware werk in de goudmijnen en op de suikerplantages Afrikaanse slaven werden ingezet.

Het was hier, vanuit de nu drie miljoen inwoners tellende hoofdstad Santo Domingo, dat Columbus’ zoon Diego de Nieuwe Wereld uitbouwde. De stad zelf is een in hitte en mensenmassa’s zwelgende heksenketel. De gerestaureerde en verkeersluwe Zona Colonial bulkt van historische monumenten: de eerste kathedraal en universiteit op het Amerikaanse continent, het oudste klooster annex hospitaal, de eerste gevangenis, de oudste geplaveide weg, het oudste Europese fort overzee.

Woningen zoals het Alcazar de Colon, het 22 kamers tellende paleis van de familie Columbus, het Casa del Cordon met franciscaanse symboliek op de façade of het gemetselde Casa de Francia schetsen de koloniale leefwereld, terwijl een dozijn musea kunst- en gebruiksvoorwerpen uit die periode tonen.

Over de grootste publiekstrekker, de overblijfselen van Columbus hemzelf, bestaat veel discussie. Ook Spanje en Italië zeggen die te bezitten. De tentoonstellingsruimte, Faro a Colon (‘vuurtoren voor Columbus’), is de verplaatsing waard: het megalomane bouwwerk, zo groot als een huizenblok op de Champs-Elysées, lijkt wel een betonnen ufo.

De beste reden om de Dominicaanse Republiek te verkennen is de bevolking zelf: goedlachs, gastvrij, altijd bereid om een praatje te slaan of een feestje te bouwen. Trek er daarom op uit, verken de vele dorpjes onderweg en geniet van het sociale leven in de cafés en de zingende en dansende mensen op straat.

Voor de liefhebbers zijn er muziekfestivals te over: Santo Domingo organiseert twee uitzinnige carnavalfeesten (eind februari en midden augustus), een veertiendaags merenguefestival (juli-augustus) en een vermaard driedaags Latin Music Festival (datum varieert). Puerto Plata organiseert in oktober zijn eigen grote merenguefestival, terwijl ook in andere steden en dorpen regelmatig festivals en concerten plaatsvinden.

Op een oppervlakte van anderhalf keer België zorgt het subtropische klimaat voor een gevarieerd landschap: van bergketens met groene valleien en watervallen tot dik begroeide regen- en bergwouden. Palmbomen, mahonie-, citroenhout- en olifantsluisbomen flirten hier met paarsblauwe jacaranda’s en ander tropisch fraais. Het zuidwesten wordt gedomineerd door woestijngronden, cactussen en doornbomen.

Het Parque Nacional Jaragua is een doornig woud met unieke diersoorten als de witte nachtegaal, de bedreigde karetschildpad en flamingo’s. Iets noordelijker ligt het Lago Enriquillo. Dit zoutwatermeer in het Isla Cabritos-park vormt het laagste punt van de Caraïben, 46 meter onder de zeespiegel. Het is ook de habitat van ruim vijfhonderd krokodillen en gigantische leguanen. Al even griezelig en spannend is een boottocht door de wortelbomenjungle in het Parque Nacional Los Haitises, een moerasgebied in het noordoosten.

Trekkers komen aan hun trekken op de Pico Duarte, met zijn 3175 meter het hoogste punt van de Caraïben. De populairste vertrekplaats is het dorpje Jarabacoa, van waaruit ook korte wandelingen naar prachtige watervallen en meertjes vertrekken, alsook spectaculaire kano- en raftingtochten op de Rio Yaque del Norte.

Liever wat rustiger? In de Bahia de Samana, aan de toeristische noordoostkust, verzamelen in januari en februari ruim tienduizend bultruggen voor het paringsritueel. Daarbij springen de mannetjes van deze zeldzame walvissoort op uit het water om indruk te maken op de vrouwtjes, terwijl de jongen aan de kusten spelen.

De rit vanuit Santo Domingo en de zuid- en oostkust leidt bovendien door dichtbegroeide subtropische valleien. Tot slot: op de weg tussen Laguna de Nisibon en El Macao ligt het slaperige dorpje Lava Cama. De landweggetjes richting kust leiden naar uitgestrekte witte stranden waar je de palmbomen en de helderblauwe oceaan met niemand hoeft te delen. Net als in de reisbrochures.

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content