Aruba

© ImageGlobe

Op Aruba kun je niet verloren lopen. Een toeristische dienst zou deze service niet kunnen bedenken, maar op dit eiland wijzen de bomen met hun kruin naar de hotels: volg de divi-divi’s.

In Nederland is het nooit frisser dan 25 à 30 graden. Althans niet in dit stukje van Beatrix’ kroongebied, op goed tien uur vliegen van Schiphol. Aruba heeft als kleinste van de ABC-eilanden nooit de banden met Den Haag willen doorknippen. Liever maakte het zich los van de grotere zussen Bonaire en Curaçao, waarmee het tot 1986 de Benedenwindse Antillen vormde. Sinds het eiland de Status Aparte verwierf, benoemt de koningin gouverneurs in drie landsdelen: bij onze noorderburen, op de Nederlandse Antillen en op Aruba.

Behalve de klassiekers – de zon, een onwaarschijnlijk helderblauwe zee en het onwaarschijnlijk witte strand – hebben de eilandbewoners wel meer troeven. Hun talenknobbel bijvoorbeeld, ze spreken niet alleen Engels, Spaans, Nederlands en Papiamento, ze spreken die vier ook graag door elkaar.

Bovendien kunnen weinig toeristen hen verrassen: Arubanen hebben zowat de hele wereld in hun genen. Elke stamboom is een unieke constructie met indiaanse, Europese, Afrikaanse, Caribische en Latijns-Amerikaanse vertakkingen.

Amerikanen komen er graag hun overschotten wegwerken in een van de twaalf casino’s. Anderen komen naar Aruba om te shoppen. De malls van de hotels, de Mainstreet en een deel van de L.G. Smith Boulevard zijn het domein van de goudhandelaars, juweliers en de merkenboetieks. Gucci, Guess, Cartier, Rolex, Hugo Boss, allemaal vonden ze het Caribische goudmijntje.

Gelukkig kun je op Aruba meer doen dan wachten op de casinobuit of winkelrekken plunderen. De hele zuidwestkust is watersportgebied. Surfers trekken naar Rodgers Beach, het zuidelijkste punt of naar Eagle Beach. De Arubanen zijn trots op hun koraalriffen. De redactie van National Geographic rangschikte deze kust bij de wereldtoptien voor duikers.

Alle reisbrochures over Aruba herhalen het: dit eiland is voor het grootste deel vlak, aan de noordoostkust zijn er wat glooiingen. Waarom hebben de Nederlanders hier het fietsen niet geïntroduceerd? Ze brachten toch ook de windmolen mee?

Er zijn wel fietsen, maar die zijn alleen bestemd voor (naïeve) toeristen. Fietsen tegen de passaatwind is gekkenwerk, alsof je een helling oprijdt met de remmen dichtgeknepen. Maar waanzin loont. De weg naar Ayo Rocks en naar de Natural Bridge leidt naar het andere Aruba. Wie zich losworstelt van de hotelkust komt in dor gebied, in cactusland met hagedissen en fluogroene parkieten.

Ayo Rocks is het geboortekaartje van Aruba. Miljoenen jaren geleden heeft het eiland zich gevormd op de brokstukken van een vulkaanuitbarsting. Hier, en ook een paar kilometer verderop aan Casibari Rocks, liggen de souvenirs uit die tijd.

Gigantische blokken, millennialang gepolijst door de wind, prachtig gestapeld soms, op andere plaatsen ongeordend. Alsof de goden hun petanquespel hebben onderbroken zonder op te ruimen. Vanuit een andere hoek lijken het schedels van veelogige creaturen.

Van hier is het tien minuutjes fietsen naar Natural Bridge. De basaltkust offerde eeuw na eeuw brokstukjes aan de beukende zee, die uiteindelijk het vulkanische materiaal ondergroef en een kleine inham sloeg. Wat overeind bleef, Natural Bridge, is een zwarte passerel voor toeristen. Of een triomfboog voor de oceaan: acht meter boven de klotsende golven en dertig meter lang.

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content