Onder de wandelpaden van het Zoniënwoud liggen restanten van een grote abdij, de priorij van Groenendaal. De kerk ervan werd in de 18de eeuw gesloopt, maar dit najaar legden archeologen enkele ondergronds bewaarde muren, ruimtes en gewelven bloot.
Dat melden de beheerders van het Zoniënwoud. De augustijnerpriorij werd in 1343 gesticht door de mysticus Jan van Ruusbroec. In 1783 werd de priorij opgeheven en brak men nadien de kerk gedeeltelijk af. In 1795 dienden de Oostenrijkers de priorij de genadeslag toe.
In het afgelopen najaar brachten archeologen de overblijfselen in kaart. Ze groeven zeven proefputten in en rond de ruïne van de kerk, waarvan vandaag enkel het schip nog overeind staat. “We hadden verwacht dat we op graven zouden stoten, maar dat was niet het geval”, zegt archeoloog Jan Coenaerts. “Wel legden we de voormalige pandgang bloot, dat is de gang die om het vierkante middenstuk van een klooster loopt. Ook het koor van de kerk is goed bewaard. Daarnaast vonden we putten, volgestort met puin. Dat zijn de restanten van de kerk die tijdens de 18de eeuw gesloopt werd.”
Het archeologische onderzoek kadert in de plannen om van de site een volwaardige onthaalpoort tot het Zoniënwoud te maken. Met de opgravingen wil men inschatten in hoeverre een restauratie van de priorijkerk mogelijk is en welke bestemming die kan krijgen. “We brachten in kaart waar de restanten precies liggen en hoe diep ze gaan. In ons rapport geven we aan welke waardevolle relicten best bewaard worden. Maar ook waar de grond al verstoord is en in de toekomst eventueel werken kunnen uitgevoerd worden”, vervolgt Coenaerts.
De site blijkt niet enkel archeologisch erfgoed. In de onderaardse kloosterruimtes werden ook een tiental verschillende vleermuizensoorten aangetroffen, waaronder enkele zeldzame exemplaren. (Belga)
