WIJ HEBBEN HET NOG NOOIT GEDAAN

© Liesbeth Antoine

“Wie niet waagt, blijft maagd.” Dat schreven tieners op school in elkaars agenda. Het is een levensgroot taboe: mensen die de puberteit al enige tijd achter zich hebben gelaten, maar nog nooit seks hadden. Een paar van hen vertellen – anoniem – hun verhaal.

Volwassen maagden denken vaak dat ze de enigen zijn in die situatie. Leeftijdgenoten krijgen verkering, trouwen, krijgen kinderen. Op café zijn er sterke verhalen, op het werk schuine moppen, in bladen een oneindige stroom aan tips om je seksleven te verbeteren. Seks is overal. Toch klopt dat beeld van de eenzame maagd niet helemaal. Uit een grootschalig Sexpert-onderzoek van 2012 aan de RUG en KUL blijkt dat 2,2 % van de vijfentwintig- tot tachtigjarigen nooit seks heeft gehad. Volgens de betrokken wetenschappers ligt het aantal waarschijnlijk hoger ‘aangezien het waarschijnlijk is dat mensen zonder seksuele ervaring weinig geneigd zijn om deel te nemen aan een onderzoek naar seksuele gezondheid’. In absolute aantallen gaat het om zeker honderdduizend Vlamingen. De onderzoekers zien twee subgroepen: volwassenen die geen seks hebben gehad door omstandigheden, omdat ze bijvoorbeeld nog geen partner gehad hebben, en een groep mensen die geen seks hebben gehad omdat ze er geen nood aan hebben.

Volgens datzelfde onderzoek was de helft van de deelnemers gelukkig met het feit dat ze nog nooit seks hadden gehad, en sommigen waren er zelfs trots op. Toch schaamde een op de vier zich en was een op de vijf bedroefd of ontgoocheld over de situatie. De meeste deelnemers gaven als reden op dat ze eerst verliefd wilden zijn voor ze met iemand sliepen. Een op de vier gaf aan ‘nog niet klaar te zijn voor seks’ en een op de vijf stelde dat ze ‘bang waren om seks te hebben’.

Fotografe en tekstschrijver Saskia Aukema ging voor haar project VIRGO via Facebook op zoek naar volwassen maagden. “De gesprekken gingen nauwelijks over seks, maar vooral over menselijke relaties, intimiteit, teleurstelling, verwachting, verbintenissen, afwijzingen, offers. Daardoor werd het voor mij onverwacht toch een persoonlijk en aangrijpend project, want dat zijn dingen waar we allemaal mee te maken hebben.”

INGE, 35

Mijn moeder zei laatst: “Als kind hield je al afstand.” Als ik als peuter op schoot genomen werd, riep ik : “Af ! Af !” Het was ook altijd erg druk in mijn hoofd. Dan fantaseerde ik over een leukere, vrolijkere versie van mezelf. Of ik was juist heel observerend. Dat ik een lichaam had, merkte ik soms niet eens.

Op mijn veertiende lag ik te zoenen met een jongen die ik had ontmoet in het jeugdorkest. Ik weet bijna alles nog : het natuurgebied, het gras, hoe zijn hond daar rondscharrelde. Maar het zoenen kan ik me nauwelijks herinneren. Het ging langs me heen. Knuffelen vind ik nog steeds lastig, zelfs met mijn beste vriendin of mijn lieve zusje. Dan wil ik het wel, maar dan durf ik het initiatief niet goed te nemen.

Ik heb daar nooit veel achter gezocht, tot twee jaar geleden. Ik kreeg een burn-out. Ik had aan een collega gezegd dat ik verliefd op hem was. Dat leidde niet alleen tot een een afwijzing, maar uiteindelijk ook tot mijn ontslag. Alsof dat niet pijnlijk genoeg was, kwam er ook verdriet naar boven waarvan ik de oorzaak niet kon verklaren. Bij het zoeken naar de bron van die pijn, stuitte ik op het boek Ik wou dat ik twee hondjes was vanAranka Reeuwijk-Willems. Dat ik de helft van een tweeling was, heb ik altijd geweten, maar pas na mijn dertigste besefte ik wat een ingrijpende ervaring dat was geweest. Verstrengeld zijn in de baarmoeder, ook al was dat maar voor even, intiemer kun je niet worden met een ander. Als zo’n band nog voor je geboorte wordt verbroken, is het niet zo vreemd dat daar bindingsangst uit ontstaat. Een schuldgevoel bovendien: doordat ik te veel ruimte heb ingenomen in de baarmoeder, heb ik het wel gered en hij niet. Vaak wil ik er liever niet zijn. Dan verstop ik me : achter dikke, lange kleding, met sjaaltjes.

Vriendinnen zeggen vaak : “Ik gun het je zo.” Hoewel ze het goed bedoelen, klinkt het toch ook alsof er iets mankeert. Alsof ik een slachtoffer ben dat geholpen moet worden. Weet je, ik beleef plezier aan muziek maken, maar ik druk andere mensen toch ook geen instrument in handen? Ik hoef toch niet te doen wat de meerderheid doet? Als ik echt van die maagdelijkheid af wil, kan ik naar de kroeg gaan en het laten gebeuren. Maar het is altijd een keuze : ik doe het met de juiste persoon en anders liever niet.

Die collega van toen zit nog altijd in mijn hoofd, al hebben we al twee jaar geen contact. Hij had die juiste persoon kunnen zijn. Met hem had ik wellicht mijn gedachten stil kunnen zetten, me kunnen ontspannen en me kunnen overgeven aan die lichamelijkheid. Misschien kijk ik te veel romantische komedies, maar deze film is voor mij nog niet af. Ik blijf hopen op dat happy end.

JOSÉ, 58

Laatst droomde ik dat ik het zou gaan doen, maar net op het moment suprême zapte mijn droom door naar de volgende scène. Het was eruit geknipt, net als in de film. Jammer, dacht ik, nu weet ik nóg niet hoe het is.

Er gaat geen dag voorbij dat die maagdelijkheid niet door mijn hoofd spookt. Als ik op straat een zwangere vrouw zie, denk ik: die heeft het gedaan. Of als ergens de pil rondslingert, denk ik : die doet het. En een vriendin van mij zegt over sommige van haar scharrels weleens dat de seks zo geweldig was. Ik probeer me daar dan een voorstelling van te maken: wat zou de ene seks beter maken dan de andere?

Mijn vriendinnen zeggen vaak: “Je bent te kritisch”, maar dat is het niet. Integendeel, ik heb best wat vriendjes gehad, maar ze pasten geen van allen bij me. Ik ontmoette hen via contactadvertenties: eerst uit de krant, later via datingsites. Daar kwam soms iets leuks uit, maar het bleef telkens in het vage. Dan zat ik met zo’n man te rummikuppen, en dacht: wat doe ik hier eigenlijk met jou? Eenmaal bleef er iemand slapen. Nadat hij me in de slaapkamer gecomplimenteerd had met mijn lichaam, vertelde ik dat ik nog maagd was. Hij was verbluft, en dat was het dan.

Natuurlijk heb ik me vaak afgevraagd: waarom heb ik het niet gewoon gedaan met een van die vriendjes? Maar ik voelde het niet. Het is niet zo dat ik nooit opgewonden ben geweest. Ik ben zelfs een paar keer onstuimig verliefd geweest, maar nooit op de mannen met wie ik verkering had. Op de momenten waarop het had moeten gebeuren, voelde ik me vooral ongezien, alsof ik niet écht aanwezig was. Dan was zo’n man ongeïnteresseerd of juist ruw en onbehouwen. Het ging altijd om hem. Waar was ik in het verhaal? Niet dat ik dat vrijen zelf idealiseer: er hoeven van mij echt geen kaarsjes om het bed te staan, maar er moet wel intimiteit zijn, iemand die er rekening mee houdt dat ik er ook ben.

Hoewel ik het heel erg vind dat het nog nooit gebeurd is, heb ik geen spijt dat ik altijd naar mijn gevoel heb geluisterd. Laatst las ik dat de helft van de vrouwen een slechte eerste keer heeft gehad, met pijn en een hoop geklungel. Daar kan ik me iets bij voorstellen.

Ik heb altijd geleefd met het idee dat ik niet deugde. In mijn puberteit noemden de buurmeisjes me dik en lelijk. Ze zeiden: “Een man zou jou in het donker nog niet pakken.” Omdat ik wist hoeveel pijn dat deed, wilde ik anderen niet afwijzen. Zodra een man verliefd op me werd, sloeg de schrik me om het hart. Ik wilde niemand pijn doen, maar op toenadering zat ik evenmin te wachten. Sommige relaties hebben daardoor te lang geduurd.

Vorig jaar vond ik nog van mezelf dat ik best een fijn leventje had. Ik had net een turbulente periode van mantelzorgen achter de rug, wat ik met liefde had gedaan, maar waarbij ik flink over mijn grenzen was gegaan. Ik genoot dus heerlijk van de rust: een beetje wordfeud spelen, koffiedrinken met zicht op de tuin, ’s middags een uurtje slapen, de hond uitlaten in het bos. Maar nu ben ik toe aan een volgende halte in mijn leven. Hoe die eruitziet? Toch liefst met een man. Eentje die me bij de hand neemt, de wereld in. Ik wil aandacht en warmte, lekker zoenen. Een man die zegt: “Wat heb je toch een lekkere kont!” En dat ik op een vanzelfsprekende manier ergens bij hoor, net als vroeger thuis in het gezin.

ROOS, 40

Ik vang weleens een gesprek op over een gemeenschappelijke kennis. “Ik ben benieuwd hoe zijn liefdesleven eruitziet”, giechelt de een. “Vast niet heel spectaculair”, gokt de ander. “Zou hij ooit weleens met een meisje zijn geweest?” “Ik denk het niet.” “Echt zielig!” “Misschien is-ie wel homo! ”

Dat gaat over iemand zoals ik. Iemand die het nog nooit gedaan heeft. Die vraag of ik lesbisch ben, krijg ik vaak, maar nee, ik hou van mannen. Ben ik ‘echt zielig’? Ja en nee. Ik heb een leuke baan en goede vrienden, ik ga naar concerten, naar musea en ik woon lezingen bij. Ik sta midden in het leven, dus ik zie mezelf niet als sneu. Maar ik heb het wel moeilijk met de situatie.

Mijn verlangen naar liefde is groot. Ik verlang naar erkenning, veiligheid, troost en geborgenheid. Naar het gevoel mooi en begeerlijk te zijn, naar aanraking, naar de blik van een man. Ik wil mezelf tonen om te weten of ik een man in betovering kan brengen. In mijn gedachten wil hij me aanraken en strelen, zoenen en met mij de liefde bedrijven.

Op een lezing hoorde ik op een dag: “Zonder seksuele energie ben je niets.” Dat kwam hard aan, het was de bevestiging van wat ik eigenlijk al wist. Ik draag jurkjes, rokjes, hakken. Ik ben een zorgzaam type en ik weet wat sensualiteit is. Als ik dans, bijvoorbeeld op zumba, kan ik me helemaal laten gaan. Dan voel ik me op-en-top vrouw. Maar toch : ik bén het niet. Ik ben onaf, zo zie ik dat. Pas als ik liefde heb gegeven of ontvangen, zal ik compleet zijn.

“Kijk dan toch eens op een datingsite”, zeggen vrienden, maar ik wil mezelf niet in de verkoop te zetten. En zomaar een man uit de kroeg oppikken ? Als ik ervaren zou zijn, zou ik dat best kunnen, denk ik. Maar zie je het scenario al, als ik een halfdronken kerel mee naar huis zou nemen en in zo’n lichtzinnige setting die loodzware mededeling moet doen? Met de dag wordt de situatie meer beladen. Het wordt almaar enger om de stap te zetten.

De laatste keer dat ik halsoverkop verliefd werd, compleet met blozen en stotteren, was in mijn tienerjaren. Daarna heb ik nog driemaal gezoend met verschillende mannen. De eerste keer was in het buitenland, met de gids die onze reis begeleidde. Dat was op mijn vijfentwintigste. Het voelde raar, ongepast en hij was te gretig. Hij wilde meer, maar ik kon alleen maar denken : toch zeker niet hier in dit weiland? Dan liever gewoon in een bed, zeg. Maar dat kwam er niet meer van.

Onlangs ben ik toch mijn maagdenvlies verloren. De gynaecoloog stelde een inwendig onderzoek voor, en ik kreeg een hevige paniekaanval. Ze vroeg eerst beduusd of ik vroeger misschien iets naars had meegemaakt. Op mijn zevende ben ik ongewenst betast. Ik kon het idee niet verdragen dat dat op mijn veertigste wéér zou gebeuren en dat mijn schoot intussen geen liefde had gekend. Uiteindelijk ben ik onder volledige narcose onderzocht, maar de gedachte dat ik technisch gezien ontmaagd ben in zo’n steriele omgeving, vind ik hartverscheurend.

Mijn kinderwens is er nu op mijn veertigste niet minder op geworden, en toch is een zwangerschap via inseminatie voor mij geen optie. Ik zie een zwangerschap als iets van een man en een vrouw samen. Het zou ook wel bizar zijn om zwanger te worden in mijn situatie. Wat word ik dan ? De maagd Maria van de eenentwintigste eeuw ?

ROY, 28

Ik spring nog liever in een zwembad met koeienvlaai dan dat ik seks zou hebben. Al sinds mijn eerste kennismaking met het concept leek het me vooral enorm smerig. Toen ik seksuele voorlichting kreeg, was het alsof ze over aliens spraken. Ik kon me bijna niet voorstellen dat het ging over de soort waar ik zelf toe behoorde.

Aan mensen die wél seksuele gevoelens hebben, leg ik het altijd zo uit : stel je voor dat je een dier ziet aan de kant van de weg dat is aangereden en waarvan de darmen eruit liggen. Onsmakelijk toch ? Zo denk ik over seks : ik walg ervan. Wat anderen doen moeten ze zelf weten. Als mijn beste vriend meedoet met een gigantische seksorgie, dan accepteer ik dat. Ik wil alleen zelf niet blootgesteld worden aan naakte lichamen, ontblote geslachtsdelen en seks. Ik ken de fysieke reactie die een man kan hebben, maar ik ervaar het als een lichamelijk ongemak. Zoals irritante jeuk.

Ik zag als twintiger een filmpje over aseksualiteit. Dat was het dus. Een geaardheid, zoals hetero, homo of bi. Niets om je voor te schamen. Ik las erover op een internationaal forum over dit onderwerp, en vertelde het aan een paar vrienden, en later aan mijn ouders. Bijna iedereen had er begrip voor. Natuurlijk moet je niets tegen je zin doen, vinden ze. Maar helemaal begrijpen doen sommigen het niet : “Als je eenmaal iemand ontmoet, gaat dat vanzelf wel over.”

Mensen vragen weleens : “Hoe weet je nou dat het vies is zonder het ooit geprobeerd te hebben ?” Dan vraag ik wat ze van het idee zouden vinden om een naaktslak over hun tong te laten kruipen. “Zie je nou,” zeg ik dan als ze zichtbaar huiveren, “je hoeft niet altijd iets te ervaren om te weten dat je het niet wilt.” Dan vragen ze meestal niet verder.

In het verleden heb ik verliefde gevoelens gehad voor vrouwen. Ik sta best open voor een relatie, iemand die je aanvult, met wie je alles kunt delen en die jouw eigenaardigheden kan verdragen. Knuffelen zou daar een onderdeel van kunnen zijn, als uiting van affectie, Maar tongzoenen? Nee, dàt niet.

Ik ben niet actief op zoek naar een partner. De kans dat ik een gelijkgestemde ontmoet, is erg klein, want slechts één procent van de bevolking is aseksueel. Vroeger dacht ik dat het misschien kon. Toen zag ik seks binnen een relatie als een salade die je bij het eten krijgt: als een extraatje voor degenen die ervan houden. Maar nu zie ik in dat seks een van de dragende ingrediënten is van de hoofdmaaltijd. Je kunt dat niet zomaar weglaten.

ZUSTER GUERRIC, 36

Toen de studentenkerk waarbij ik was aangesloten een weekend in het klooster organiseerde, wist ik niet goed of ik mee moest gaan. Ik was in die tijd kritisch voor de kerk: het instituut zat mijn geloofservaring in de weg. Als ik eerlijk ben, ging ik vooral naar die kerk vanwege een jongen. We vonden elkaar aantrekkelijk en hadden goede gesprekken, ook over het geloof. Vijf minuten voordat de inschrijving werd afgesloten, gaf ik me op. De stilte in het klooster trof me. Ik wou vooral in rust studeren, maar zat de hele dag in die stille kerk. Dat weekend was een aangename kennismaking met het klooster, maar geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om zelf in te treden. Ik wilde trouwen, een groot gezin, geneeskunde studeren en als arts in Afrika gaan werken.

Voor ik aan die studie begon, bezocht ik met een vriendin de Wereldjongerendagen in Rome. Geweldig was dat, die samenhorigheid en dat groepsgevoel. Later trokken we naar hetzelfde evenement in Toronto. Die jongen uit de kerk had veel minder met dat rooms-katholieke en onze ontmoetingen hielden op. Ik keerde steeds vaker terug naar dat klooster, op zoek naar de rust en in toenemende mate naar verdieping. Ik dacht erover na om in te treden, maar werd steeds weer naar het ‘gewone’ leven getrokken. Tot ik voelde : hier in dit leven ligt mijn hart.

Naast de gelofte van gehoorzaamheid en stabiliteit leggen we een gelofte van het monastieke levensgedrag af. Daar valt ook het ‘godgewijde celibaat’ onder. Dat gaat dieper dan geen partner hebben en leven in seksuele onthouding. Het biedt een heel kader waarbinnen we in de gemeenschap onze relatie met God kunnen laten groeien. In de onthouding, op het vlak van seksualiteit, eten of andere vluchtwegen die de confrontatie met mijn diepste gevoelens in de weg staan, leer ik mezelf kennen. Zo heb ik de kans te groeien in vrijheid, in openheid voor de ander en voor God. Dat doe ik niet om mijn levensenergie af te snijden, maar om steeds dieper, zuiverder en transparanter te kunnen leven en leven te ontvangen.

God verlangt dat ik volledig leef als vrouw, met al mijn gevoelens. Ook seksuele. Soms kan ik Hem fysiek ervaren: een gevoel van aanwezigheid, een omarming. Door een zo zuiver mogelijk geestelijk leven na te streven, kan Hij van mij in mijn volledige vrouw-zijn een vruchtbare woonplaats maken. In die zin is het celibaat juist een weg van intimiteit. De godgewijde maagdelijkheid is voor mij een weg. Het is niet alleen een zaak van maagd zijn en blijven, maar ook een proces om steeds maagdelijker te worden.

Tekst Saskia Aukema & Illustratie Liesbeth Antoine

“Als ik echt van die maagdelijkheid af wil, kan ik naar de kroeg gaan en het laten gebeuren” INGE, 35

“Ik wil aandacht en warmte, lekker zoenen” JOSÉ, 58

“Het zou bizar zijn om zwanger te worden in mijn situatie. Wat word ik dan? De maagd Maria van de eenentwintigste eeuw?” ROOS, 40

“Je laat toch ook geen naaktslak over je tong kruipen?” ROY, 28

“God verlangt dat ik volledig leef als vrouw, met al mijn gevoelens. Ook seksuele” ZUSTER GUERRIC, 36

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content