‘De eerste indruk die we op iemand maken, strookt vaak niet met wie we echt zijn’

© .
Elke Lahousse
Elke Lahousse Journalist voor Knack Weekend

Je hebt maar één kans om een goede eerste indruk te maken. Maar waar word je precies op beoordeeld wanneer anderen je voor ’t eerst ontmoeten? Zijn je kleren belangrijk? Je uitgesproken mening? Je lach? “Vooral je huidskleur en geslacht bepalen hoe anderen je zien”, zegt wetenschapper Jana Uher.

Waarom zullen twee apen die elkaar voor ’t eerst ontmoeten zich gestrest en agressief gedragen, terwijl twee mensen die elkaar niet kennen wel rustig en beleefd naast elkaar op de tram kunnen zitten?

Volgens de Duitse onderzoekster Jana Uher is het antwoord eenvoudig. ‘Een aap heeft geen idee hoe hij de persoonlijkheid van een andere aap moet lezen’, zegt ze. ‘Daardoor kan hij niet inschatten hoe die medeaap zich zal gedragen. Dat bezorgt beide apen zoveel stress, dat de kans groot is dat ze met elkaar in conflict gaan.’

‘Mensen, daarentegen, vormen zich razendsnel en haast onbewust een indruk van elke medemens die hun pad kruist. We hebben maar enkele aanwijzingen nodig om te oordelen of we iemand sympathiek of arrogant vinden – en op basis van die eerste indruk denken we te weten hoe die persoon zich vervolgens zal gedragen. Wanneer we een vrouw op de tram inschatten als aardig, durven we rustig naast haar plaats te nemen, want van aardige vrouwen weten we dat ze ons normaal gezien niet zullen aanvallen.’

Ook blanke mannen krijgen te maken met vooroordelen. Van een blanke mannelijke baas denken we eerder dat hij lui is

Maar wat als die vrouw op de tram in werkelijkheid helemaal niet zo aardig blijkt te zijn? Hoe komt het dat onze eerste indruk van iemand soms helemaal juist is, en soms totaal verkeerd? Het zijn vraagstukken waar wetenschapper Jana Uher zich al meer dan tien jaar over buigt. Aan de London School of Economics bestudeert ze momenteel hoe mensen elkaar beoordelen, en of het beeld dat anderen van ons hebben wel strookt met onze persoonlijkheid. Voor haar onderzoek werd Uher bekroond met de prestigieuze Marie Curie studiebeurs, uitgereikt door de Europese Commissie.

Doctor Uher, mijn eerste indruk van jou is dat je een rustig en vriendelijk persoon bent. Kun je verklaren hoe ik aan dat beeld kom?

JANA UHER: De manier waarop we ons een beeld vormen van een medemens, is in eerste instantie gebaseerd op wat we zien en de conclusies die we daaraan vastknopen. Wanneer we iemand voor het eerst zien, zoeken we bijvoorbeeld naar aanwijzingen die ons vertellen of we met een agressief of lief persoon te maken hebben, met iemand die hartelijk of koud is. Die aanwijzingen zoeken we vooral in het uiterlijk en de kledij van die persoon.

Sta er eens bij stil hoe vaak we dit doen. Wanneer we een nieuwe collega ontmoeten, of een brood kopen bij de bakker, vormen we ons meteen een beeld van die persoon, waar we bepaalde verwachtingen aan koppelen, ook al weten we verder niets over die persoon. Dat mentale proces, ook wel ‘sociale perceptie’ genoemd, is van groot belang gebleken voor onze menselijke evolutie. Het stelde onze voorouders bijvoorbeeld in staat om vreedzaam handel te drijven met mensen uit andere culturen. Zonder dat ze die vreemde personen kenden, durfden ze hen op basis van een goede eerste indruk wel te vertrouwen.

Maar welke informatie gebruiken we juist om te oordelen of we een onbekende betrouwbaar, lui of asociaal vinden?

UHER: Een aantal factoren spelen een rol in onze beeldvorming van anderen: de context, iemands uiterlijk, eerdere ervaringen die we met anderen gehad hebben, maar ook ideeën die we via onze opvoeding en de media opdoen, bijvoorbeeld over hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen.

Vaak heb je echter aan een beperkt aantal makkelijk te spotten kenmerken, zoals iemands geslacht of een gelaatsuitdrukking, genoeg om een eerste indruk te vormen van die persoon. Zo associëren we een glimlach met een vriendelijk en betrouwbaar. Iemand die stil is en afwezig is, zullen we gemakkelijk asociaal vinden.

Hoe komen associaties als die tussen een lach en ‘vriendelijk zijn’ tot stand?

UHER: Je zou kunnen zeggen dat mensen het onderling zo hebben afgesproken. Alle kennis die we in het dagelijkse leven opdoen, over wat een mens uniek maakt en wat we aanvaardbaar gedrag vinden, leggen we namelijk vast in sociale normen en afspraken, die gecodeerd zijn in ons taalgebruik en opgeslagen zitten in onze hersenen.

Onze taal bevat vele woorden die we elke dag gebruiken om op een snelle manier complexe informatie over anderen te kunnen communiceren. Wanneer je baas bijvoorbeeld aankondigt dat die nieuwe collega een vriendelijke man is, roept het woord ‘vriendelijk’ meteen allerlei associaties en verwachtingen bij je op, die gevormd zijn door eerdere ervaringen met andere vriendelijke mensen. Dat we zulke shortcuts gebruiken om ons snel een beeld te vormen van anderen, is op zich positief: het helpt ons om een extreem complexe wereld op een vlotte manier te structureren en te vereenvoudigen. Het nadeel is dat dat ten koste gaat van enige nauwkeurigheid. In ons snel beoordelen van anderen, blijven we geregeld in stereotypen en vooroordelen hangen en zien we niet hoe iemand écht is.

Zelfs wie hoger opgeleid is, en dus enigszins reflectief ingesteld is, koestert onbewust vooroordelen

Mannen leiden, vrouwen zorgen

Hoe komt het dat we soms zo’n verkeerde eerste indruk van iemand kunnen hebben?

UHER: Wanneer we iemand ontmoeten, zullen we hem of haar automatisch in een hokje proberen te stoppen. Dat zorgt voor overzicht en structuur in ons hoofd. Maar in een samenleving die snel verandert en multicultureel wordt, blijken die hokjes vaak gedateerd of stereotiep te zijn, waardoor je al eens een fout beeld van iemand krijgt.

Dat vrouwen het nog altijd moeilijker hebben dan mannen om leidinggevende posities te bekleden, heeft bijvoorbeeld met genderstereotypen te maken: de meeste mensen, ook vrouwen zelf, zullen onbewust nog altijd denken dat mannen betere leiders zijn, en vrouwen betere zorgverleners. Wanneer een man en een vrouw allebei solliciteren voor een leidinggevende job, is de kans dan ook reëel dat de vrouw, puur op basis van haar geslacht en hardnekkige vooroordelen die daaraan vasthangen, niet gekozen wordt. Zeker als het selectiecomité alleen uit mannen bestaat: de meesten onder ons zijn nu eenmaal geneigd zich te omringen met mensen ‘zoals wij’, omdat we denken dat we hen beter kunnen inschatten. Terwijl een team dat ook bestaat uit mensen die ‘anders zijn dan wij’, net voor de mentaliteitsverandering kan zorgen die onze samenleving anno 2017 dringend nodig heeft.

Laat elke mens zich door vooroordelen misleiden wanneer hij zich een indruk vormt van anderen?

UHER: Er zijn bedrijven en scholen waar bijvoorbeeld gelijke kansen tussen mannen en vrouwen een prioriteit zijn en waar het personeel getraind wordt om niet in genderstereotypen te denken. Maar zelfs als je heel bewust niet in vooroordelen wilt denken, gebeurt het toch nog, omdat we nu eenmaal altijd door een gekleurde bril naar de wereld kijken.

Niemands denken is vrij van stereotypes. We hebben allemaal vooroordelen over de talenten, het geloof of de seksualiteit van anderen. Wel koestert elke mens andere vooroordelen, naargelang zijn opvoeding, de cultuur waarin hij leeft en zijn eigen ervaringen. Het zijn trouwens niet altijd vrouwen of etnische minderheden die lijden onder het hokjesdenken.

Ook blanke mannen, die doorgaans een geprivilegieerde status genieten, krijgen te kampen met stereotypering. Uit een van mijn onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat we van een blanke mannelijke baas sneller de indruk zullen hebben dat hij lui is, omdat we ervan uitgaan dat hij niet hard heeft moeten knokken voor zijn job.

Maar dat je voor lui aangezien wordt door anderen, is wel minder erg dan dat je huidskleur of vrouw-zijn verhindert dat je een eerlijke kans krijgt in het leven.

UHER: Dat klopt. Het geeft ook aan dat ieder van ons met andere vormen van ongelijkheid te kampen krijgt. Wie in onze samenleving tot een meerderheidsgroep behoort, zal zich weleens ergeren aan duidelijk racistische of seksistische opmerkingen. Maar wie tot een minderheidsgroep behoort, zal ook gevoelig zijn voor subtiele discriminatie.

Zo kan een bepaalde geste, zoals met je ogen rollen, bij iemand uit een minderheidsgroep al overkomen als minachting, terwijl iemand uit een meerderheidsgroep het als humor interpreteert. Het is gewoon moeilijk om in te zien dat een bepaalde opmerking ook discriminerend kan zijn, wanneer je je niet aangesproken voelt.

Wie tot een minderheidsgroep behoort, zal ook gevoelig zijn voor subtiele discriminatie.

Een blanke en een zwarte vrouw die op exact dezelfde manier iets doen, zullen daarvoor toch anders beoordeeld worden, zo blijkt uit een van je onderzoeken. Wat heb je precies willen aantonen met die studie?

UHER: Ik heb willen onderzoeken wat er omgaat in mensen hun hoofd op het moment dat ze een oordeel over iemand vellen, en in welke mate onze huidskleur en gender een rol spelen in hoe mensen ons zien. Wordt een zwarte man als een even goede leider ingeschat als een blanke man? Waarom wel, of waarom niet? En denken we dat een zwarte vrouw die we niet kennen meer of minder sociaal is dan een blanke vrouw die we nog nooit ontmoet hebben, en waarom? Dat waren enkele van mijn onderzoeksvragen.

Hoe heb je dat precies onderzocht?

UHER: Ik heb verschillende onderzoeksmethoden gebruikt, waaronder vragenlijsten en een video-experiment, maar ik liet de deelnemers ook foto’s van mensen beoordelen. Foto’s spelen namelijk een grote rol in onze samenleving. We gebruiken ze op onze website, op sociale media, om te solliciteren en om een lief te vinden op Tinder. Maar we beseffen vaak niet welke eerste indruk we met onze foto’s op anderen maken.

Ik had vier groepjes deelnemers en liet elk groepje één foto zien: van een blanke of zwarte man, een blanke of zwarte vrouw. De vier afgebeelde personen waren even oud, droegen professionele kledij en hadden een neutrale gezichtsuitdrukking. De deelnemers wisten niets over deze personen, toch moesten ze van mij beoordelen hoe sociaal, lui, nerveus en betrouwbaar de man of vrouw op foto was.

Bang van zwart

Schrok je van de conclusies?

UHER: Eén op de vier deelnemers zei in eerste instantie je op basis van één foto niet kunt beoordelen of iemand serieus of sociaal is. Iemand antwoordde bijvoorbeeld dat een persoon er op foto heel streng kan uitzien, maar in het echte leven misschien heel joviaal is. Zulke opmerkingen stemden mij aanvankelijk gerust.

Om een accuraat oordeel te kunnen vellen over iemands persoonlijkheid, moeten we die persoon inderdaad in verschillende situaties leren kennen en moeten we met hem of haar in dialoog kunnen gaan. Die mogelijkheid hadden mijn proefpersonen niet, maar toch schrokken ze er niet voor terug om vervolgens een gok te wagen over de persoonlijkheid van het afgebeelde individu. Een gok waarbij ze zich enkel konden baseren op hun alledaagse mensenkennis, en op het geslacht, de etniciteit, het uiterlijk en de gelaatsuitdrukking van de geportretteerde.

Hoewel de deelnemers ook de kans kregen om aan te vinken dat ze helemaal geen idee hadden van hoe iemand in het echt is, kwamen er toch een aantal trends naar boven: de blanke man kreeg bijvoorbeeld de hoogste score op ‘sociaal zijn’, de zwarte man de laagste. De zwarte vrouw werd dan weer als meer betrouwbaar gezien dan de drie andere personen. Terwijl de blanke man het meest lui werd bevonden, om redenen die ik daarnet al uitlegde.

Weet je waarop de proefpersonen zich precies baseerden om de zwarte man het minst sociaal te vinden?

UHER: Veertig procent zei naar de gelaatsuitdrukking te kijken. Sommigen dachten een kleine lach te zien en concludeerden daaruit dat ze een sociaal persoon voor zich hadden. Anderen zagen geen lach, en conludeerden daardoor het omgekeerde. Nog anderen keken naar de kledij: dat de zwarte vrouw in een professionele outfit afgebeeld stond, betekende allicht dat ze een goede job heeft, ‘dus zal zij wel betrouwbaar zijn’.

Wat in de hoofden van de deelnemers ook kan hebben meegespeeld, is het besef dat vrouwen én zwarten het vaak moeilijker hebben om een prestigieuze job te vinden. Wanneer ze zien dat een zwarte vrouw er toch in geslaagd lijkt om carrière te maken, zullen sommigen haar daarvoor bewust positiever beoordelen, om te compenseren dat die vrouw het allicht niet makkelijk heeft gehad. En verder kan het ook zijn dat mensen onbewust bepaalde ideeën koesteren over de kleur ‘zwart’, waardoor ze de zwarte man minder sociaal vinden.

Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat we zwarte honden sneller agressief vinden dan honden met een andere vachtkleur, hoewel er geen enkel verband is tussen een zwarte vacht dragen en agressief gedrag vertonen. De kleur zwart associëren we nu eenmaal sneller met gevaar: denk aan onze angst voor het duister.

Als we kinderen op jonge leeftijd genoeg blootstellen aan ras- en genderneutrale ideeu0026#xEB;n, kunnen we percepties op langere termijn veranderen en vooroordelen minimaliseren

Kun je zeggen dat je onderzoek weerspiegelt hoe de meesten mensen zich een beeld vormen van anderen?

UHER: De deelnemers aan mijn studie waren zowel mannen als vrouwen. Ze woonden allemaal in Londen, hadden verschillende culturele achtergronden en hun leeftijden varieerden van 18 tot 65 jaar. De kans is echter groot dat deelnemers in andere landen dan de UK tot andere inzichten zouden komen, omdat er tussen landen soms al grote verschillen zijn in hoe we naar mannen en vrouwen kijken, of naar mensen van andere etniciteiten. Wat ik vooral interessant vind, is dat alle deelnemers aan dit onderzoek hoger opgeleid waren. Dat betekent dat zelfs mensen die een diploma op zak hebben, en die dus enigszins reflectief ingesteld zijn, toch ook vooroordelen koesteren. Zelfs wanneer we denken dat we verstandig genoeg zijn om ons niet door iemands huidskleur of geslacht te laten beïnvloeden, gebeurt het toch.

Assepoester op sneakers

Uit een van jouw andere studies blijkt dat bepaalde vooroordelen zelfs zo hardnekkig zijn, dat ze zelfs beïnvloeden hoe we het gedrag van dieren beoordelen.

UHER: Klopt. In een andere studie liet ik een groep mensen het gedrag van een mannetjesaap en vrouwtjesaap bestuderen. Alle deelnemers gaven aan dat het mannetje zich dapper gedroeg en dat het vrouwtje ongerust leek. Terwijl de realiteit net andersom was: mannetjesapen zijn angstvalliger dan vrouwtjes. Wat was er gebeurd? De deelnemers van deze proef geloofden dusdanig in typisch mannelijk en vrouwelijk gedrag bij mensen, dat ze datzelfde gedrag ook bij apen dachten te zien. Sommige vooroordelen zijn zo sterk dat ze onze hele perceptie kleuren.

Hoelang duurt het volgens jou om de criteria te veranderen waarop we mensen vandaag beoordelen?

UHER: Dat is moeilijk te zeggen. Sommige ideeën in onze samenleving evolueren zeer snel, andere heel traag. Als je bedenkt dat vrouwen honderd jaar geleden nog niet in staat werden gesteld om te stemmen, kun je durven aannemen dat verandering heel traag kan gaan. Anderzijds: als de reclamewereld morgen een regulering zou doorvoeren waarin wordt afgesproken dat vrouwen en hun lichamen voortaan realistischer worden afgebeeld, zou dat weleens heel snel een impact kunnen hebben in hoe we naar vrouwen kijken. Hetzelfde geldt voor etnische minderheden. Als morgen een moslima die een hoofddoek draagt tot CEO benoemd wordt van een topbedrijf, kan dit ook een positieve mentaliteitsverandering in gang zetten.

Tot slot, zie je aanwijzingen dat kinderen minder bevooroordeeld zijn dan volwassenen?

UHER: Wanneer we bestuderen hoe kinderen anderen beoordelen, merk je dat hun denken nog veel minder aangetast is door stereotypen dan dat van volwassenen.

Een mooi voorbeeld: in de UK vroeg schrijfster Jeanette Winterson onlangs aan een aantal kinderen of ze het sprookje van Assepoester met haar wilden herschrijven, zodat de mannen en vrouwen in het verhaal meer elkaars gelijke zouden zijn. ‘Assepoester zou niet op een prins moeten wachten om zichzelf te bevrijden van haar schoonmoeder’, suggereerde een van de jongens. ‘Ze zou zichzelf moeten bevrijden.’ – ‘Op sportschoenen zou ze beter kunnen weglopen dan in haar muiltjes’, vond een ander. ‘En op het einde van het verhaal moet ze niet trouwen met de prins. Ze worden gewoon goede vrienden die samen op wereldreis gaan’, concludeerde een meisje. In de versie van die kinderen was Assepoester niet langer de protagoniste die haar lot in handen van een man legde. Fantastisch, toch? Zulke experimenten stemmen mij hoopvol. Als we kinderen op jonge leeftijd genoeg blootstellen aan ras- en genderneutrale ideeën, kunnen we percepties op langere termijn veranderen en vooroordelen minimaliseren.

Hoe beoordelen we anderen? Jana Uher gaf er een lezing over: id-research.org

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content