De tuin van Hendrik Van Bogaert is een levende catalogus van plantensoorten, met zeldzame alpenplanten en de meest uitgebreide krokusverzameling van Europa.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Kijk, mijn eerste boek. Ik kocht het toen ik vijftien was.? Met een triomfantelijk gebaar diept Hendrik Van Bogaert uit zijn bibliotheek een klein, beduimeld boekje op : Natuurgids voor de Bloemen van West-Europa. Dat was zijn eerste kennismaking met de plantenwereld.

Nu gaat hij helemaal op in tuinieren, vooral sinds 1988, toen hij samen met zijn echtgenote ergens in Brabant een huis met een lange tuin kocht. Een vergeten burger, een gerust leven is een spreekwoord dat perfect op hem van toepassing is. Hij had het ook anders aan boord kunnen leggen en zich meer kunnen profileren als auteur van bestsellers over tuinplanten. Hij is een van de tekstschrijvers van de reeks gidsjes uitgegeven door de Cera-bank, met per titel een oplage van 300.000 exemplaren. In het najaar verschijnt het achtste volume : Courante herfstbloeiers en siergrassen.

Zijn eerste boekje, Courante keukenkruiden, schreef Van Bogaert in 1981, enkele jaren nadat hij aan de universiteit van Gent was afgestudeerd als landbouwingenieur. En toen al wist hij waarover hij het had. Op de 150 vierkante meter moestuin die zijn ouders hem ter beschikking stelden, verzamelde, kweekte en vermeerderde hij alle mogelijke keukenkruiden, een hobby waarmee hij begonnen was tijdens zijn studentenjaren. Al zijn vrije tijd stak hij in het zoeken naar variëteiten, en die vond hij hoofdzakelijk op zijn eerste reizen naar Engelse kwekerijen. Daar ging een wereld voor hem open. Daar ontdekte hij vaste planten die in België niet of nauwelijks bekend waren.

?In het begin van de jaren tachtig was er bij ons niets. Jan Spruyt, Mia Gevaert en Maurice Vergote (de bekendste tuinmeesters van Vlaanderen, red.) begonnen toen nog maar.? Hendrik ging vaak met hen mee en hielp hen ook. ?Ik herinner me nog mijn eerste contact met Maurice Vergote. Ik stond op een beurs met een standje met mijn kruiden. Ze begonnen me vragen te stellen over mijn planten, naar namen te vragen. Omdat ik kon antwoorden, klikte het meteen tussen ons. Wat later, toen ik pas in het beroep stond, deed ik voor Jan Spruyt de Tuinbeurs in Antwerpen. Hij betaalde me per verkochte plant. Dus deed ik mijn best om zoveel mogelijk te verkopen.?

Om zijn contacten te onderhouden en zijn jaarlijkse lentereizen naar Engeland voor te bereiden, werd hij lid van de Alpine Garden Society. Op die manier geraakte hij aan heel precieze informatie en adressen van goede kwekers. Alpenplanten kiezen doe je niet zomaar. Omdat ze zich gedragen als rotsplanten en niet zo omvangrijk worden, kan je veel verschillende soorten op een kleine oppervlakte zetten.

?Toen ik trouwde, heb ik mijn collectie van de hand gedaan. Alleen enkele heel zeldzame exemplaren hield ik nog, bij mijn ouders. Mijn vrouw en ik woonden toen in een appartement. Gelukkig stond bij mijn schoonmoeder een oude serre van 8 vierkante meter tegen een muur aan de zuidkant. Vijf jaar lang heb ik die serre ingepalmd, en daar ben ik met mijn collectie krokussen begonnen. Ja, in een serre, omdat het daar warm is in de zomer en omdat ze de grond droog houdt in de winter. Dat is ideaal om krokussen te kweken, waarvan er veel soorten voorkomen in de woestijnen van het Midden-Oosten.?

Hendrik Van Bogaert heeft een van de meest uitgebreide krokuscollecties van Europa. Zoals iedereen haalde hij zijn eerste bloembollen bij kwekers of liefhebbers. Maar dat stadium is hij al lang voorbij. Nu zijn het alleen nog zeldzame exemplaren die erbij komen. En wel op twee manieren : ruilen met andere collectioneurs, die een select internationaal clubje vormen, en aankopen bij plantenjagers die op zoek gaan in de natuurlijke vindplaatsen of bij verzamelaars in de streek van oorsprong.

Sommige specialisten sturen hem spontaan zeldzame planten toe, met de mededeling : ?U bent een van de enigen die precies weet hoe ze moeten worden gekweekt.? Als dat geen eer is ! Soms verstuurt ook Hendrik op zijn beurt bloembollen of vaste planten naar enthousiaste bestemmelingen die intussen ook vrienden geworden zijn.

Het zijn niet alleen krokussen die op deze manier geruild worden. Zo bracht een Welshe kweker, gespecialiseerd in pioenen, hem in contact met een van zijn Engelse collega’s, die instaat voor het behoud van de nationale collecties van Galanthus en Asarum. Nationale collecties die samengesteld worden bij particulieren ! Als dat in België of in de Benelux bestond, zou Hendrik Van Bogaert geen slecht figuur slaan. In zijn tuin zijn bijna alle wilde soorten van Helleborus te vinden, en een mooi sortiment hybriden van Helleborus orientalis, 80 exemplaren Corydalis, 30 Fritillaria, 30 Arisaema, 20 Anemone nemerosa, 25 Ficaria, 30 Epimedium en alle tot nog toe bekende wilde soorten Paeonia. Een aandachtige kenner heeft in deze opsomming wellicht al een gemeenschappelijk kenmerk ontdekt : het gaat om planten die bijna allemaal geschikt zijn voor schaduw of halfschaduw.

De ideale tuin bevindt zich volgens Rik Van Bogaert rond en onder de bomen. Het is dus geen toeval dat het eerste stukje tuin dat hij heeft aangepakt, zich in de schaduw van de notenboom bevindt. Het hele perceel, dat grotendeels bestond uit een verwaarloosde wei vol Equisetum, is nu over heel de lengte afgeboord met twee hoge heggen, waaraan het vorderen van de werken te zien is. Hij was meteen zo vooruitziend om enkele bomen en sierheesters te planten grote en kleine , die in de loop van de jaren voor nieuwe schaduwzones hebben gezorgd.

Hij bouwde ook al snel een serre voor zijn alpenplanten, waarin hij de kostbaarste en de meest gevoelige exemplaren kan onderbrengen. Een bloembolletje dat enkele honderden franken heeft gekost, koestert hij en beschermt hij zo tegen het gure weer en tegen de scherpe tanden van knaagdiertjes. De serre staat nu vol stenen bloempotjes met de zeldzaamste plantjes. De potgrond stelt hij zelf samen uit aarde, rijnzand en organische of minerale meststoffen. Een mengeling die bewezen heeft dat de bollen en knollen erin willen groeien en bloeien, langzaam maar zeker.

U moet zich eens proberen voor te stellen wat dat aan werk vertegenwoordigt, een 300-tal potjes met krokussen in leven houden. Elke zomer in juli begint Van Bogaert de bloembollen te verpotten. Dat is noodzakelijk omdat de grond na een jaar is uitgeput (sommige planten zijn erg gulzig). Als er voldoende nieuwe bulbilletjes zijn aangegroeid, worden ze gescheiden, en worden enkele exemplaren opzijgelegd om te ruilen met vrienden. Deze klus vergt uiterste concentratie. Er mag geen enkel naamkaartje verloren gelegd worden en de verschillende soorten mogen vooral niet door elkaar geraken.

Om het manipuleren van alle potjes te verlichten, is Hendrik Van Bogaert de voorbije zomer overgestapt op een systeem dat werd uitgevonden in Engeland, namelijk de bloembollenbak. Dat zijn kleine kweekbedden, miniserretjes eigenlijk, die op een grondlaag rusten, aangelegd tussen een paar balkjes bijvoorbeeld, waarin de bloembollen gekweekt kunnen worden in gelijkaardige omstandigheden als in hun natuurlijke omgeving. Zo zijn de bollen beschermd tegen zeer vochtig winterweer, en is de grond in de zomer warm genoeg om ze te laten drogen. Allemaal noodzakelijke voorwaarden voor de volgende bloei. ?Ik ben voor dit systeem gewonnen omdat het een tuinliefhebber op een minimale oppervlakte maximaal plezier verschaft.?

Ongelofelijk hoeveel kennis in de tuin van Hendrik Van Bogaert steekt. Het zal u dan ook niet verwonderen dat zijn bibliotheek navenant is. Bijna alle Engelse en Duitse monografieën over de planten die hem interesseren, zijn erin terug te vinden. En boeken die altijd binnen handbereik liggen, zijn de beroemde Plantfinder, een bijzonder grondige gids waarin men de kwekerijen in Groot-Brittannië kan vinden die weinig courante planten aanbieden, en de vier volumes van de Dictionnary of Horticulture, allebei uitgegeven door de Royal Horticultural Society in Wisley, Surrey. Deze boeken geven belangrijke informatie voor Hendrik Van Bogaert, die zich meer voor de botanische vormen van planten dan voor selecties en fantasieën van de tuinbouw interesseert. ?Ik verkies de wilde soorten boven de hybriden, waarvan het aantal groeit en de charme evenredig afneemt. Met de pioenen bijvoorbeeld is dat zo gebeurd. En als ik wilde Trillium bekijk, die is zo mooi dat ik me toch afvraag waarom men die nog wil veredelen. Ik verzeker u, er zijn zoveel wilde soorten die heel mooi zijn en die nog te weinig bekend zijn.? En Hendrik Van Bogaert gaat nog verder in zijn redenering : ?Wilde soorten reproduceren in een tuin, is ook bijdragen tot het behoud van planten die, om verscheidene redenen, in hun natuurlijke omgeving zeldzamer worden. En het is tenslotte niet slecht ons aan te passen aan de regels die de natuur ons oplegt.?

De bevoorrechten die zijn tuin al hebben gezien, zijn verwonderd over de verscheidenheid die er groeit, maar wat nog het meest verbaast, is hoe Hendrik Van Bogaert erin geslaagd is als het ware een catalogus van plantensoorten aan te leggen in een echte tuin, met prachtige combinaties van kleuren, bladeren en vormen. En volgens hem is dit nog maar een begin.

Helleborus en rechts Arisaema fargesii, die het best gedijen op schaduwrijke plekken.

(Met de klok mee) Tussen de bladeren van een Acer palmatum dissectum : een bloem van de Arisaema jacqmontii ; Crocus biflorus ; Crocus sieberi, een wilde vorm.

Hendrik Van Bogaert in zijn serre met alpenplanten, naast een zeldzaam Origanum-specimen.

Zwarte vruchtbare en rode onvruchtbare zaadjes van de Paeonia mlokosewitschii, die lichtgeel bloeit in de zomer. Onder : Paeonia tenuifolia, met bijzonder fragiele blaadjes.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content