Tim Van Steenbergen exposeert in Bokrijk: ‘Boeren droegen geen blauwe hemden met bolletjeszakdoeken’

Tim Van Steenbergen: 'Meteen tijdens mijn eerste uitstap naar Bokrijk kwamen er zaken in me op die ik wilde vertellen: over het verleden en wat we daarover al vergeten zijn.' © gf
Lotte Philipsen
Lotte Philipsen Journalist KnackWeekend.be

BKRK – het project over vakmanschap in Openluchtmuseum Bokrijk – vormt de komende maanden het toneel van een tentoonstelling gecureerd door modeontwerper Tim Van Steenbergen. ‘De expo stelt in vraag waar onze kleding vandaan komt en hoe dat geëvolueerd is.’

Tim Van Steenbergen creëerde voor Bokrijk een tentoonstelling rond plattelandskleding van de boeren uit vervlogen tijden. In de expo blikt hij terug, maar legt hij ook linken met het hoe we momenteel met kleding omgaan. Ook ontwierp de ontwerper een collectie praktische, hedendaagse kledij voor de medewerkers van Bokrijk.

We kloppen aan bij het monumentale herenhuis in Antwerpen waar de ontwerper woont en werkt, voor een gesprek over het project en hoe het zijn visie op mode heeft beïnvloed.

Waarom is het BKRK-project rond vakmanschap een goede match met jou?

Tim Van Steenbergen: ‘De expo stelt in vraag waar onze kleding vandaan komt en hoe dat geëvolueerd is. Daar ben ik als ontwerper ook mee bezig. Hoe wil ik me positioneren in het modecircus, waarin ‘meer, meer, meer’ de norm is geworden?

Meteen tijdens mijn eerste uitstap naar Bokrijk, tijdens de researchfase, kreeg ik inspiratie en kwamen er zaken in me op die ik wilde vertellen: over het verleden en wat we daarover al vergeten zijn.

Ik heb veel nagedacht over duurzaamheid en omgaan met textiel en kleding.

Ook voor mijn collecties doe ik eerst uitgebreid onderzoek. Ik wil niet gewoon de trends volgen, maar zelf mijn eigen verhaal laag per laag opbouwen. Voor de expo en de collectie voor BKRK heb ik veel nagedacht over duurzaamheid en omgaan met textiel en kleding. Dat heeft invloed gehad op mijn eigen collectie, die ik ook tijdlozer en duurzamer wil maken. Het onderzoek voor het project in Bokrijk en de research voor mijn eigen collectie evolueerden heel organisch samen de voorbije twee jaar.

BKRK
BKRK© gf

Was je verrast door bepaalde zaken die je tegenkwam tijdens je research?

Tim Van Steenbergen: ‘Ik heb het onderzoek niet alleen gedaan, het was een samenwerking met het historisch onderzoeksbureau Geheugen Collectief. Dat maakte het heel boeiend, omdat ze me vanuit een andere invalshoek dingen aanreikten.

We kwamen erachter dat het typische boerensilhouet niet bestaan heeft. Het blauwe hemd en de bolletjeszakdoek, een beeld dat we allemaal kennen, is niet gebaseerd op de realiteit. Dat beeld werd geïntroduceerd tijdens de Wereldexpo van de jaren dertig als code voor het platteland. Bokrijk heeft dat overgenomen bij de opening van het park en sindsdien maakt het deel uit van ons collectief geheugen.

Het typische boerensilhouet heeft niet bestaan. We moesten de mythes doorprikken.

We moesten de clichés en mythes dus doorprikken en ons afvragen wat er dan wel gedragen werd door de boeren. Zo zie je maar dat beeldvorming kan bedriegen en fake news zich gemakkelijk kan verspreiden.

Er was nog een beeld van plattelandskleding dat niet bleek te kloppen. Op foto’s staan boeren vaak in donkere, zwarte outfits. Eigenlijk droegen ze meestal felle kleuren, maar omdat de foto’s zwart-wit zijn en de boeren hun zwarte zondagse kleren aantrokken voor de fotograaf, is ook dat beeld niet representatief voor hun dagdagelijkse plunje.

Toen we een realistisch beeld gevormd hadden van plattelandsmode, ontdekten we een mooi verhaal van duurzaamheid. Boeren droegen kleding een heel leven lang. Als het versleten was, maakten ze het. Als het niet meer in de mode was, pasten ze de lengte en snit aan.

Do you remember?
Do you remember?© gf

Alles wat ze bezaten werd met zorg hersteld en aangepast aan de tijdsgeest. Daardoor droegen ze een mix aan kleuren en patronen: bloemen, strepen, ruiten, een bont allegaartje.’

Hoe gingen de boeren van vroeger om met kleding en mode?

Tim Van Steenbergen: ‘Om op die vraag te antwoorden, moet ik eerst het onderscheid tussen plattelandsmode en wat men droeg in de stad benadrukken. In de meeste modemusea krijg je historische stadsmode te zien. In de steden werd de mode van het hof veel sneller opgepikt dan op het platteland. Ze hadden er ook het geld om nieuwe kleren te laten maken.

Je ziet in de stadskledij van vroeger de iconen van de tijd. Zo droegen ze veel zwart, wat werd beïnvloed door Queen Victoria aan het Engelse hof. Dat sijpelde pas veel later door naar het platteland en dan vooral in hun zondagse kleren. Modetrends ontwikkelden zich veel trager dan nu. De zwarte kledij van de burgerij werd tweedehands door de boeren aangekocht om naar de kerk te gaan. De mode van weleer kwam dus telkens tien jaar later pas echt aan op het platteland.

Nieuwe kleding aankopen was voor de boeren eigenlijk onbestaande. Ze hadden het geld niet om kleren te laten maken en de tijd niet om het zelf te doen. Een kapmantel werd gekocht voor het leven. Een boer werd begraven in hetzelfde kostuum waarin hij trouwde. Enkel de rijke boeren en boerinnen hadden een meid die af en toe iets nieuw kon naaien. Aan de kanten mutsen kon je ook zien welke status boerinnen genoten. Hoe meer kant, hoe rijker. Op die manier communiceerden ze dus ook toen al met hun kleding. Rijkdom en klasse werden op een iconografische manier geuit.

Bokrijk is een van de weinige musea waar plattelandskleding bewaard is gebleven. Dat moeten we koesteren, want het leert ons veel over de tijdsgeest.’

Beeld van boeren en boerinnen uit het stadsarchief van Antwerpen
Beeld van boeren en boerinnen uit het stadsarchief van Antwerpen© Stadsarchief Antwerpen

Kan je nu, in tijden waarin mode erg gedemocratiseerd is, nog zien aan iemands kleren wat voor status die heeft?

Tim Van Steenbergen: ‘We bevinden ons in een vreemd tijdperk in de mode. Streetwear en oversized zijn gehypet door luxemodemerken en dat is een heel vreemd gegeven. Het is de eerste keer dat er een omgekeerde beweging aan de gang is. De traditionele mode neemt nu looks over van mensen op straat. De avant-garde komt niet van eigenzinnige ontwerpers, maar van jongeren die niet werken in de mode-industrie.

Tegenwoordig moet mode cool zijn. Er is een grote discrepantie tussen de prijzen van de kleding en wat de jongeren die de inspiratie vormen voor deze kleding kunnen betalen. Ik vraag me dan af voor wie deze ontwerpers eigenlijk ontwerpen? Het jonge publiek kan hun kleding niet betalen, maar zoeken de goedkopere versies in ketens.

We bevinden ons in een vreemd tijdperk in de mode. Ik vraag me af voor wie sommige ontwerpers eigenlijk ontwerpen?

Het is een ambigue tijd. Ik vraag me oprecht af hoe lang die streetwear hype nog zal duren. Er komt een tijd dat het nieuwe eraf is en dat de trend zal doodbloeden. Streetwear is origineel gestart als tegenbeweging, maar nu de grote modehuizen erop zijn gesprongen, voelt dat vreemd aan. Ik ben daarom bij mijn eigen DNA gebleven. Ik geloof erg in dicht bij jezelf blijven.

Ik denk dat mensen toch liefst iets dragen waarin ze zich goed voelen en wat hen goed staat. Streetwear is sowieso mijn ding niet, omdat het te veel draait rond marketing. Het is niet simpel om je momenteel te positioneren in de mode. Ik heb er daarom voor gekozen om tijdloze mode te maken. Ik heb nagedacht over hoeveel een kledingstuk mag kosten en of dat realistisch is voor de eindklant. De betekenis van je kledingstuk moet juist aanvoelen voor je klanten. Zo blijft een ontwerp relevant.

We worden overstelpt door verschillende betekenislagen. We hebben volgens mij baat bij verstillen en versimpelen. Focussen op stoffen, het maakproces en het product: in zijn simpelheid wordt deze aanpak terug modern.’

Zijn er zaken van vroeger die we kunnen onthouden en herinterpreteren?

Tim Van Steenbergen: ‘Er zijn zeker dingen die we kunnen vertalen naar de moderne maatschappij. Beroep doen op de lokale economie is alvast een belangrijke les. Textiel en kleding werd vroeger lokaal gemaakt en geverfd. Daar zouden we terug heen moeten.

Je ziet paralellen met de food industry. Daar staat lokaal kopen al terug hoog op de radar. Die bewustwording zie je ook in de mode opkomen. Mensen willen weten waar en door wie het voedsel en de kleding die ze kopen geproduceerd werd.

Er zijn dingen die we kunnen vertalen naar de moderne maatschappij. Beroep doen op de lokale economie is alvast een belangrijke les.

Ik wilde daarom dat mijn collectie voor Bokrijk volledig traceerbaar is. De collectie wordt gemaakt door een Belgisch bedrijf. Enkel de T-shirts zijn in India gemaakt, maar ook die zijn ethisch en ecologisch vervaardigd en er is tijdens het transport geen vliegtuig aan te pas gekomen. Ik besef dat die bewustwording voorlopig enkel leeft onder een nichepubliek, maar het zal wel doorsijpelen. En per slot van rekening werk ik ook voor een nichepubliek.

Vroeger was het heel normaal om bewust te zijn van waar je kleding vandaan komt. Nu shopt de massa in de winkelstraten en komen ze thuis met zakken vol kleren. Denk maar aan ketens zoals Primark, waar mensen zoveel shoppen als ze kunnen dragen. Het maakt al bijna niet uit wat er in de zakken zit, het is toch zo goedkoop.

In de expo is daarom een luik gewijd aan consumeren: vroeger tegenover nu. Voor mij is dat de belangrijkste boodschap in de expo. Mode is een van de meest vervuilende industrieën, maar dat kan en moet anders. We moeten terug stilstaan bij wat we kopen en ons afvragen of we het wel nodig hebben.

Ik ben daarom afgestapt van elk seizoen een volledig nieuwe collectie. De huidige collectie wordt gewoon aangevuld. Meer is niet per se beter.

Hoe kijken wij vanuit het nu naar het verleden? dat vraag ik me af in de expo. Vandaar ook de slogan ‘Do you remember?’ Ik vraag niet om een stap in het verleden te zetten, maar om het verleden op een relevante manier te vertalen naar het nu.

Do you remember?
Do you remember?© gf

Hoe heb je, na al je research, beslist over de stuks die de uiteindelijke collectie zouden vormen voor Bokrijk?

Tim Van Steenbergen: ‘Dat was een heel proces (lacht). Eerst en vooral vond ik dat het iets actief moest zijn, omdat het bij het platteland moet passen. In de expo tonen we de kleren zoals ze zijn overgeleverd: versleten. Dat is logisch, want de mensen werkten op het land in die kleren. Voor de collectie heb ik daarom kwaliteitsstoffen gekozen, waar het personeel goed in kan bewegen.

Ik vond het verhaal van de schort heel mooi. Vroeger was dat een basisstuk voor vrouwen, omdat het praktisch was. Die moest er dus zeker in. Verder heb ik me laten inspireren door moderne iconografie. Op T-shirts en sweaters wordt nu vaak met slogans gewerkt. Vandaar staat er ‘Do You Remember’ op de T-shirts gedrukt.

Omdat we twee jaar de tijd hadden, hebben we eerst een collectie kunnen ontwerpen. Toen die af was, zijn we gaan samenzitten met het team van Bokrijk en in samenspraak een selectie gemaakt van de stuks die we daadwerkelijk zijn gaan produceren. Ik wilde echt een DNA ontwikkelen voor Bokrijk.

Het is een verademing als je uit de mode-industrie komt om twee jaar aan iets te kunnen werken. Zo kunnen ideeën rijpen. Een stap achteruit zetten en vanop afstand kijken is heel nuttig voor het ontwerpproces.

Dat heb ik meegenomen naar mijn eigen merk: de tijd durven nemen en inzetten op een duurzame aanpak.

Wie de heerlijke rust en inspirerende omgeving van het Openluchtmuseum zelf wil ervaren, kan er nog terecht tot 21 oktober. De inzichten over de gejaagdheid van de moderne samenleving versus de traagheid van weleer krijg je er gratis bovenop.

Praktisch

Je kan de expo BKRK Textiel bezoeken op en rond het erf van Hooghuis Tessenderlo (museumdeel Kempen) tijdens de openingsuren van het Openluchtmuseum, van dinsdag tot en met zondag, van 10u tot 18u.

In juli en augustus is het museum wel geopend op maandag.

Bokrijk.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content